ECLI:NL:TDIVTC:2015:58 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2014/74

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2015:58
Datum uitspraak: 26-11-2015
Datum publicatie: 06-01-2016
Zaaknummer(s): 2014/74
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Stagnerende bevalling bij kat. Verzoek om een visite aan huis aan de dierenarts, die via de assistente aangaf dat dit wegens drukte niet mogelijk was. Vraag is of er alternatieven zijn aangereikt. Daarover lopen de lezingen van partijen uiteen. Nu de ingebrachte stukken en het onderzoek ter zitting voor het college geen duidelijkheid hebben gebracht over de feitelijke gang van zaken, is niet komen vast te staan dat de dierenarts nalatig heeft gehandeld en wordt de klacht ongegrond verklaard.

X,                 klaagster,    

tegen

Y,                 beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 september 2015.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten dat zij heeft geweigerd medische hulp te bieden aan de kat van klaagster, die in een acute noodsituatie verkeerde.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de kat van klaagster, een Main Coon met de naam A, geboren op B, die drachtig was ten tijde van de gebeurtenissen die tot de onderhavige klacht hebben geleid.

3.2. Op zondagavond 21 september 2014 heeft een consult plaatsgevonden bij de directe collega van beklaagde, tevens de vaste dierenarts van klaagster, omdat de hoog drachtige kat sinds een aantal dagen wat uitvloeiing had. Deze collega concludeerde dat de kat een zeer dikke buik had, met waarschijnlijk veel jongen. Er was op dat moment geen sprake van ontsluiting. Er is een röntgenfoto gemaakt, die uitwees dat er sprake was van ongeveer 8 jongen, die nog niet ingedaald waren. Aangezien de kat geen zieke indruk maakte en nog niet in partu was, is in overleg met besloten om de situatie thuis af te wachten.

3.3. Op maandagmiddag 22 september 2014 heeft klaagster enkele keren telefonisch contact opgenomen met de praktijk. De lezingen lopen uiteen over de vraag op welke tijdstippen dat is geweest. Klaagster gaf bij het tweede telefonische contact aan dat de bevalling stagneerde en er een kitten in stuitligging lag en vast zat in het geboortekanaal. De dierenarts die de kat de vorige avond had gezien was inmiddels op vakantie was en klaagster is te woord gestaan door een assistente, die al telefonerend naar beklaagde is gelopen, die met een patiënt bezig was. Vast staat dat klaagster via de assistente aan beklaagde heeft verzocht om een visite aan huis. Klaagster kreeg via de assistente te horen dat zulks wegens drukte niet mogelijk was.

3.4. In geschil is wat er bij dit telefoongesprek aan klaagster overigens is verteld en of er alternatieven zijn aangereikt. Klaagster stelt dat zij ook niet naar de praktijk kon komen en dat zij vervolgens met hulp van de buren zelf het vastzittende kitten uit de moederpoes heeft getrokken, dat overleden bleek te zijn en dat daar nog twee overleden kittens achteraan zijn gekomen. Later die middag heeft eerst een assistente van de praktijk nog telefonisch met klaagster contact opgenomen en heeft ook beklaagde zelf nog naar klaagster gebeld, maar laatstgenoemde heeft haar niet meer te woord willen staan. Klaagster stelt dat zij die middag tevergeefs nog andere dierenartsen in de regio om hulp had verzocht en dat de bevalling tot 1:15 uur in de nacht heeft geduurd. Het college heeft uit de stukken begrepen dat de overige kittens zonder hulp van een dierenarts levend ter wereld zijn gekomen.

4. HET VERWEER   

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten aanzien van de kat van klaagster.

5.2. Het college stelt voorop dat in zijn algemeenheid voor een dierenarts geen verplichting kan worden aangenomen om op verzoek van een diereigenaar een huisvisite af te leggen. Zeker bij gezelschapsdieren is gangbare praktijk dat eigenaren met hun dieren naar de kliniek komen. Uiteraard kunnen tussen een dierenarts en een diereigenaar andere afspraken worden gemaakt, maar dat dit in het onderhavige geval tevoren was gebeurd of dat de vaste dierenarts van klaagster die zondag toezeggingen in dat opzicht had gedaan, is gesteld noch gebleken. 

5.3. Het college trekt niet in twijfel dat de bevalling van de kat die bewuste maandag stagneerde  en dat medische hulp van een dierenarts nodig was in verband met een kitten in stuitligging. Hoewel er verschillende lezingen zijn gegeven over het precieze tijdstip waarop klaagster die middag naar de praktijk heeft gebeld, acht het college voldoende aannemelijk dat het verzoek om een visite aan huis werd gedaan op een moment dat beklaagde met een patiënt bezig was en vanwege het spreekuur niet weg kon, terwijl zij die dag als enige dierenarts op de praktijk aanwezig was (in verband met de vakantie van haar collega). Aldus gaat het college er vanuit dat het voor beklaagde praktisch onmogelijk was om een visite aan huis af te leggen, hetgeen geen tuchtrechtelijk verwijt oplevert. Niettemin resteert dan de vraag of beklaagde, in de wetenschap dat de kat medische hulp nodig had, overigens heeft gehandeld als van een redelijk handelend dierenarts in een situatie als hier aan de orde mocht worden verwacht.

5.4. In dat laatste verband is van belang of klaagster alternatieven zijn aangereikt. Hetgeen partijen daaromtrent in de schriftelijke fase van de procedure hebben gesteld, heeft hierover geen uitsluitsel gegeven en de lezingen lopen uiteen over de vraag wat er die maandag bij het telefonisch verzoek om hulp door of namens beklaagde precies aan klaagster is medegedeeld, behalve dan dat een visite aan huis niet mogelijk was. Waar klaagster heeft gesteld dat er in het geheel niet over andere opties is gesproken en dat zij ook niet naar de kliniek kon komen, heeft beklaagde dit betwist en gesteld dat aan klaagster wel degelijk is voorgelegd om met haar kat naar de kliniek te komen of dat zij contact kon opnemen met een mobiel werkende dierenarts, die wel een visite aan huis kon afleggen en die door beklaagde al eens eerder was ingeschakeld. Uit de stukken van de zijde van klaagster volgt overigens dat er in ieder geval later die middag, toen de bevalling nog gaande was, door de assistente is terug gebeld en dat toen is gesproken om eventueel naar de kliniek te komen, hetgeen klaagster heeft geweigerd.

5.5. Het college kan niet anders dan de discrepantie constateren tussen de stellingen over en weer over hetgeen er tijdens het bedoelde telefoongesprek van de zijde van beklaagde is gezegd en geadviseerd. Partijen zijn om die reden uitgenodigd voor een mondelinge behandeling, om hierover te worden gehoord en om meer duidelijkheid over de feitelijke gang van zaken te kunnen verkrijgen. Het verhandelde ter zitting, waarbij aan de zijde van klaagster haar schoondochter, tevens buurvrouw, aanwezig was en aan de zijde van beklaagde een van de  assistentes van de praktijk, heeft die onduidelijkheid voor het college echter niet kunnen wegnemen.

5.6. Door het college kan aldus niet met zekerheid worden vastgesteld wat er tijdens het bewuste telefoongesprek over en weer feitelijk is gezegd en van de zijde van beklaagde is aangeboden. Als juist zou zijn dat klaagster, zoals beklaagde heeft gesteld, toch is aangeboden naar de praktijk te komen althans haar de optie van een mobiel werkend dierenarts is voorgelegd, dan is naar het oordeel van het college onvoldoende reden om beklaagde een tuchtrechtelijk verwijt te maken. In een geval als het onderhavige, waarin partijen een verschillende lezing geven van de voor de beoordeling van de klacht relevante feiten en omstandigheden, is het vaste tuchtrechtspraak dat, wanneer op grond van de beschikbare gegevens niet kan worden vastgesteld van welke lezing moet worden uitgegaan, de klacht met betrekking tot het desbetreffende onderdeel niet gegrond kan worden bevonden. Dit berust niet op de opvatting dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan dat van beklaagde, maar op het uitgangspunt dat het oordeel omtrent de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van handelen of nalaten waarover is geklaagd, zijn grondslag behoort te vinden in feiten en omstandigheden die als vaststaand kunnen worden aangenomen. In de onderhavige zaak is dat niet het geval en bij die stand van zaken stuit de klacht af op bewijs en is niet komen vast te staan dat beklaagde nalatig handelen kan worden verweten. De klacht zal daarom ongegrond worden verklaard.

6. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden  drs. M. Lockhorst, drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils en drs. B.J.A. Langhorst-Mak , in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2015 door mr. G.J. van Muijen, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.