ECLI:NL:TDIVTC:2015:48 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2014/40

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2015:48
Datum uitspraak: 24-09-2015
Datum publicatie: 06-10-2015
Zaaknummer(s): 2014/40
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Dierenarts wordt verweten te lang te hebben gewacht met het uitvoeren van een keizersnede bij een hond. Ongegrond.

X,                   klaagster,    

tegen

Y,                   beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 juli 2015. Beide partijen waren daarbij aanwezig.

2. DE KLACHT

De klacht houdt in, samengevat, dat beklaagde te lang heeft gewacht met het uitvoeren van een keizersnede bij de hond van klaagster, waardoor er twee van de zes pups zijn overleden.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de hond van klaagster, een Bobtail met de naam A, geboren op B, die in de hier in het geding zijnde periode drachtig was.

3.2. De bevalling is op 15 maart 2014 begonnen, waarbij omstreeks 22:45 uur een eerste pup is geboren en een tweede pup op 16 maart 2014 omstreeks 1:35 uur. Omdat er blijkens een eerder gemaakte echografie en röntgenfoto’s volgens klaagster zes pups in de buik van de moederhond zaten en de bevalling niet vorderde, heeft zij omstreeks 6:35 uur telefonisch contact opgenomen met beklaagde.

3.3. Beklaagde heeft die ochtend omstreeks 7:00 uur een visite bij klaagster afgelegd. Beklaagde heeft de buik van de hond bevoeld en bij zijn verdere klinisch onderzoek vastgesteld dat er geen sprake was van abnormale uitvloeiing of andere afwijkingen. Vervolgens heeft beklaagde de hond een injectie met Oxytocine toegediend en klaagster medegedeeld dat, als er niet binnen twee uur danwel  na een half uur persen een pup geboren zou zijn, contact moest worden opgenomen met de praktijk. Die ochtend -omstreeks 8:20 uur en omstreeks 11:10 uur- zijn er nog 2 pups geboren.

3.4. Beklaagde is in de middag weer bij klaagster thuis geweest en constateerde bij palpatie dat er zich meer pups in de buik van de moederhond bevonden. Beklaagde heeft de moederhond een injectie met Oxytocine toegediend en klaagster wederom geadviseerd om contact op te nemen met de praktijk indien er niet binnen twee uur dan wel na een half uur persen een pup geboren zou zijn. Later die middag heeft klaagster beklaagde telefonisch medegedeeld dat er geen pups meer waren geboren. Beklaagde heeft klaagster toen verzocht om met de moederhond naar de praktijk te komen, waar omstreeks 17.15 uur een keizersnede is uitgevoerd en er nog een levende en een dode pup uit de moederhond zijn gehaald. De levende pup is na twee dagen overleden.

4. HET VERWEER   

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten aanzien van de hond van klaagster.

5.2. Het college stelt voorop dat, voor zover klaagster heeft gesteld dat zij door toedoen van beklaagde financiële schade heeft geleden, in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel geen schadevergoeding kan worden toegekend. Bijzondere omstandigheden om van dit uitgangspunt af te wijken zijn niet aan de orde.

5.3. Gebleken is dat klaagster enige tijd voorafgaand aan de bevalling van de hond bij de praktijk van beklaagde het middel Oxytocine had verkregen. Klaagster stelt dat zij enkele uren na de geboorte van de tweede pup (die op 16 maart 2014 omstreeks 1:35 uur werd geboren), haar hond een injectie met Oxytocine heeft toegediend –omstreeks 5:35 uur- omdat de bevalling stagneerde.  

5.4. Beklaagde heeft omstreeks  7:00 uur die ochtend een visite bij klaagster thuis afgelegd. Beklaagde heeft ter zitting gesteld dat hij voorafgaand aan die visite niet in de gelegenheid is geweest de patiëntenkaart te raadplegen en niet op de hoogte was van het feit dat klaagster Oxytocine in huis had, noch dat klaagster de moederhond reeds een injectie had toegediend en dat, indien hij daarvan wel had geweten, hij eerder een keizersnede had overwogen.

5.5. Gelet op de betwisting daarvan door beklaagde is niet komen vast te staan dat beklaagde op de hoogte was van het feit dat klaagster de hond anderhalf uur voor zijn visite een injectie met Oxytocine had toegediend. Daar van uitgaande was naar het oordeel van het college begrijpelijk dat beklaagde heeft besloten bij de moederhond een injectie met dit middel toe te dienen om de weeën op te wekken en de bevalling van de overige pups te bevorderen. Beklaagde heeft naar het oordeel van het college ook niet onjuist gehandeld door klaagster te adviseren weer contact op te nemen als er binnen twee uur althans een half uur na het ontstaan van persweeën geen pup geboren zou zijn, om te bezien of alsdan een keizersnede zou worden uitgevoerd. Gebleken is dat binnen het genoemde tijdsbestek een derde pup is geboren en enkele uren nadien een vierde pup. Voor zover de ademhaling van de derde pup, waarschijnlijk door slijm in de mond, niet direct op gang kwam en de beide pups met een groene kleur werden geboren, geldt dat dergelijke omstandigheden zich bij elke geboorte kunnen voordoen. Aldus is het college van oordeel dat de door beklaagde verkozen aanpak inclusief zijn beslissing om die ochtend niet direct tot een keizersnede over te gaan, aanvaardbaar en tuchtrechtelijk niet verwijtbaar is geweest. Dat er kennelijk bij een eerdere bevalling sprake is geweest van weeënzwakte leidt niet tot een ander oordeel.

5.6. Omdat de bevalling na de geboorte van de vierde pup wederom stagneerde, heeft beklaagde bij zijn tweede visite die middag aan de moederhond wederom een injectie met Oxytocine toegediend. Het college acht verdedigbaar dat beklaagde er op dat moment vanuit ging dat een natuurlijke bevalling van de overige pups nog mogelijk was. Toen de geboorte van die pups na deze injectie te lang op zich liet wachten, heeft klaagster de praktijk gebeld en heeft beklaagde besloten om op de praktijk een keizersnede uit te voeren.

5.7. het college stelt vast dat er tussen partijen tegenspraak is over het tijdstip waarop beklaagde die middag bij klaagster een visite heeft afgelegd alsook over het tijdstip waarop klaagster die middag telefonisch contact heeft opgenomen. Volgens beklaagde is hij om 13:00 uur bij klaagster thuis geweest en heeft zij hem te laat, namelijk tussen 16:00 uur en 16:30 uur gebeld met de mededeling dat er geen pups waren geboren. Klaagster heeft daartegenover gesteld dat beklaagde om 14:00 uur bij haar thuis is geweest en dat ze hem omstreeks 15:30 uur telefonisch heeft verteld dat de geboorte van de pups uitbleef. Gelet op de tegenstrijdige lezingen en nu er van de zijde van klaagster geen aanvullend bewijs is bijgebracht, kunnen de feiten dienaangaande door het college niet worden vastgesteld en is niet komen vast te staan dat beklaagde kan worden verweten dat hij te lang heeft gewacht met het uitvoeren van de keizersnede, noch dat hij debet is geweest aan het overlijden van de vijfde en zesde pup.

5.8. Ten aanzien van de overige verwijten die beklaagde in het klaagschrift zijn gemaakt, vallen deze naar het oordeel van het college buiten de reikwijdte van het veterinaire tuchtrecht ofwel zijn ze van onvoldoende gewicht om daaraan tuchtrechtelijke consequenties te moeten verbinden.

5.9. Op grond van het vorenstaande wordt de klacht ongegrond verklaard.

6. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden  drs. M. Lockhorst, drs. B.J.A. Langhorst-Mak, drs. J.A.M. van Gils en drs. I. Hens , in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2015 door mr. G.J. van Muijen, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.