ECLI:NL:TDIVTC:2015:4 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2013/57

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2015:4
Datum uitspraak: 29-01-2015
Datum publicatie: 05-03-2015
Zaaknummer(s): 2013/57
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Beklaagde zou een snijwond in de voetzool van een hond niet goed behandeld hebben. Ongegrond.

X,  klaagster,

tegen

Y,  beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 november 2014. Beide partijen zijn verschenen.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten een snijwond in de voetzool van de achterpoot van de hond van klaagster verkeerd te hebben behandeld.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de hond van klaagster, een Ierse Wolfshond met de naam XXXX, geboren op 1 januari 2010.

3.2. Op 23 april 2013 heeft klaagster de praktijk van haar eigen dierenarts gebeld omdat haar hond een snee in de voetzool van haar rechter achterpoot had. Klaagster vermoedde dat de hond zich had verwond aan een stuk glas in een weiland. Omdat er op dat moment geen dierenarts beschikbaar was, is klaagster door de assistente verwezen naar beklaagde.

3.3. Klaagster is diezelfde dag bij beklaagde op consult geweest, die heeft vastgesteld dat er zich geen glas in de betreffende achterpoot bevond. Beklaagde heeft de hond onder narcose gebracht en de wond gehecht en steunverband aangebracht. Na uit de narcose te zijn ontwaakt, is de hond dezelfde dag met klaagster mee naar huis gegaan. Beklaagde heeft geadviseerd om het verband na 7 dagen te verwisselen en de hechtingen na 10 dagen te verwijderen, en ontstekingsremmende medicatie (Rimadyl) en een antibioticum (Synulox) voorgeschreven

3.4. Klaagster stelt dat de wond de volgende dag nog steeds bloedde, door het verband heen. Bij een consult op 29 april 2013 heeft een collega van beklaagde de wond gecontroleerd en vastgesteld dat een van de vier geplaatste hechtingen enigszins los zat, dat er enig bloed aan de poot zat en dat er sprake was van een vleesgroei aan een zijde van de wond. Tijdens dit consult heeft ook nog een andere collega dierenarts van de praktijk de wond beoordeeld. Er is  geconstateerd dat de wond er goed uitzag en geadviseerd om bij het uitlaten van de hond ter bescherming een schoentje om de betreffende poot te doen.

3.5. Op 1 mei 2013 is klaagster naar haar eigen dierenarts gegaan voor een consult omdat ze vond dat de wond er niet goed uitzag. Er bleken hechtingen te zijn losgelaten, ten aanzien waarvan deze dierenarts heeft geadviseerd de wond per secundam te laten genezen. Verder heeft deze dierenarts onder lokale verdoving een rafelig stukje huid rond de wond afgesneden, zalf voorgeschreven en opnieuw verband om de poot aangebracht. In de avond heeft klaagster telefonisch aan beklaagde haar onvrede kenbaar gemaakt over diens behandeling van de snijwond. Klaagster is in de weken hierna nog een aantal keren ter controle en voor het verwisselen van het verband bij haar eigen dierenarts langs geweest. De poot van de hond van klaagster is uiteindelijk goed genezen.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2. Het college stelt voorop dat, voor zover is geklaagd over de wijze waarop beklaagde klaagster tijdens het telefoongesprek op 1 mei  2013  te woord zou hebben gestaan, klachten over de wijze waarop een dierenarts een eigenaar van een dier bejegent of met deze communiceert, buiten de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht vallen, tenzij de zorg voor het dier hieronder heeft geleden. Van dit laatste is hier niet gebleken.

5.3 Ter zitting heeft klaagster verduidelijkt dat haar klacht eerstens ziet op de door beklaagde toegepaste wijze van anesthesie, te weten algehele narcose. Verder heeft klaagster zich op het standpunt gesteld dat beklaagde veterinair onjuist heeft gehandeld door de wond in het  voetzoolkussen te hechten.

5.4. Geconstateerd moet worden dat beklaagde in het gehele behandeltraject alleen betrokken was bij het consult op 23 april 2013 en daarna niet meer. Nu in het veterinair tuchtrecht als uitgangspunt geldt dat een dierenarts alleen op zijn eigen handelen kan worden aangesproken, ligt alleen het veterinair handelen van beklaagde bij voormeld consult ter beoordeling voor.

5.5. Gesteld noch gebleken is dat beklaagde de wond niet naar behoren zou hebben onderzocht. Het college deelt niet de stelling van klaagster dat het hechten van een wond in een voetzoolkussen en bij een grote hond veterinair onjuist zou zijn en tot voorzienbare complicaties zou leiden. Beklaagde heeft een verdedigbare verklaring gegeven voor zijn keuze om de wond te hechten en de door hem verkozen algehele anesthesie, in die zin dat sprake was van een diepe, hevig bloedende wond en dat middels algehele narcose de grote hond beter en gemakkelijker kon worden behandeld. Uit de stukken is verder niet gebleken dat er qua narcosemiddelen en verkozen doseringen onjuiste keuzes zijn gemaakt ofdat daarbij geen rekening zou zijn gehouden met het ras waartoe de hond behoort (windhond). De wond is blijkens de stukken gehecht met vier liggende U-hechtingen om het bloeden te stoppen en de wond goed te sluiten, waarna steunverband ter bescherming van de wond is aangebracht. Niet is kunnen blijken dat hierbij door beklaagde veterinair onjuist zou zijn gehandeld.

5.6. In zijn algemeenheid geldt dat er bij iedere operatieve ingreep complicaties kunnen optreden zonder dat daar per definitie verwijtbare fouten van de dierenarts aan ten grondslag hoeven te liggen. Het college heeft geen concrete aanwijzingen die erop duiden dat beklaagde kan worden verweten dat er hechtingen hebben losgelaten en dat het genezingsproces langer heeft geduurd en anders dan beoogd verliep. 

5.7. Eindconclusie is dan dat het college geen aanleiding ziet om beklaagde te verwijten dat hij heeft besloten om  de wond te hechten en de hond daartoe onder algehele narcose te brengen, noch kan worden geconcludeerd dat met betrekking tot de uitvoering van de narcose en/of de ingreep nalatig zou zijn gehandeld. De klacht wordt derhalve ongegrond worden verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils, drs. M. Lockhorst en drs. B.J.A. Langhorst-Mak, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2015, door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.