ECLI:NL:TDIVTC:2015:29 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2014/14

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2015:29
Datum uitspraak: 25-06-2015
Datum publicatie: 03-07-2015
Zaaknummer(s): 2014/14
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Dierenarts zou ten aanzien van een hond met nierproblemen verkeerde medicatie hebben voorgeschreven. Ongegrond.

X,          klager,    

tegen

Y,         beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 april 2015. Beide partijen waren daarbij aanwezig.

2. DE KLACHT

De klacht houdt in, samengevat, dat beklaagde ten aanzien van de hond van klager, die met  nierproblemen kampte, verkeerde medicatie heeft voorgeschreven en dat de hond hierdoor is overleden.  

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de hond van klager,geboren op 26 februari 2002.

3.2. Klager heeft op 24 december 2013 zijn eigen dierenarts geconsulteerd omdat de hond diarreeklachten had. De hond stond op dieetvoer en onder controle bij de eigen dierenarts in verband met nierproblemen. Deze dierenarts heeft in verband met de diarreeklachten een voedingssupplement (Canikur Pro) voorgeschreven. 

3.3. Op 25 december 2013 heeft klager zich tot beklaagde, de op dat moment dienstdoende dierenarts, gewend omdat de diarreeklachten aanhielden. Beklaagde heeft de hond klinisch onderzocht en vervolgens Loperamide, Finidiar en Metrobac voorgeschreven.

3.4. Blijkens de patiëntenkaart durfde klager althans zijn echtgenote de hond geen Metrobac te geven omdat op het etiket stond ‘met handschoenen geven’ en hebben zij op 27 december 2013 de praktijk van de eigen dierenarts gebeld. Volgens klager adviseerde de eigen dierenarts om te stoppen met Loperamide, hetgeen hij blijkens het repliek echter al 2 dagen na het consult bij beklaagde had gedaan. Er is geadviseerd om wel Metrobac te blijven geven.

3.5. Op 30 december 2013 heeft klager wederom telefonisch contact gehad met de praktijk van zijn eigen dierenarts omdat de hond verlammingsverschijnselen vertoonde. Er is toen afgesproken dat klager, die niet in de gelegenheid was om dezelfde dag naar de praktijk te komen, de volgende ochtend op de praktijk langs zou komen.

3.6. De volgende dag, op 31 december 2013, heeft klager telefonisch contact gehad met de praktijk van zijn dierenarts en aangegeven dat zijn hond zijn kop niet meer optilde, niet meer kon staan en in zijn eigen urine lag. In overleg is de hond later die ochtend geëuthanaseerd.

4. HET VERWEER   

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten aanzien van de hond van klager.

5.2. Klager heeft zich op het standpunt gesteld dat beklaagde de bewuste medicatie niet voor had mogen schrijven, dat het middel Loperamide enkele jaren geleden uit de handel is gehaald en niet had mogen worden gegeven bij nierfalen.  

5.3. Allereerst wordt door het college overwogen dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat beklaagde tijdens het consult op 25 december 2013 de hond naar behoren heeft onderzocht. Uit de anamnese kwam naar voren dat de hond at en dronk en niet misselijk was, maar dat de al enkele dagen bestaande ernstige diarreeklachten onverminderd bleven aanhouden. Hiernaast is bij het consult aan de orde geweest dat de hond al enige tijd bij de eigen dierenarts onder behandeling was voor nierfalen en zijn aan beklaagde dienaangaande bloeduitslagen (van augustus en november 2013) getoond. Beklaagde heeft bij haar onderzoek verder geconstateerd dat de hond levendig was, dat de lichaamstemperatuur 39,3 ºC bedroeg en dat de slijmvliezen roze van kleur waren. De turgor was niet afwijkend en de buik voelde soepel en niet pijnlijk aan. Niettemin was sprake van aanhoudende, zeer dunne ontlasting.

5.4. Het college kan beklaagde volgen waar zij heeft gesteld dat aanhoudende diarree erg belastend voor de nieren is en tot vochtverlies en uitdroging leidt en dat zij het om die reden belangrijk vond om de darmperistaltiek te remmen.  De daartoe verkozen medicatie was in die zin niet onbegrijpelijk, waar beklaagde voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij is nagegaan of er contra-indicaties terzake het gebruik van de medicatie bij slecht functionerende nieren bestonden. Geen van de toegepaste diergeneesmiddelen bleek nefro-toxisch. Ten aanzien van Loperamide en Finidiar Forte is verder blijkens de patiëntenkaart geadviseerd om daarmee te stoppen zodra de ontlasting weer normaal en de diarree over was, hetgeen volgens het klaagschrift na twee dagen het geval was. Op basis van de door beklaagde gegeven uitleg acht het college de keuze voor Loperamide, dat overigens wel voor humaan gebruik is geregistreerd, als cascademiddel in de gegeven situatie niet onacceptabel. Hoewel als bijwerking in zeldzame gevallen verlamming van voorbijgaande aard van de achterpoten kan optreden, heeft het college uit de stukken begrepen dat dergelijke verschijnselen eerst zijn opgetreden nadat al enkele dagen met het gebruik van het middel was gestopt. In dit verband geldt ook dat geen sectie is verricht, waardoor niet is komen vast te staan dat de hond, zoals klager stelt, ten gevolge van de toegepaste medicatie is overleden. Niet uitgesloten is dat het al langer bestaande nierfalen -zes dagen na het consult bij beklaagde- tot een plotselinge ernstige verslechtering heeft geleid.  

5.5. Op grond van het vorenstaande ziet het college onvoldoende aanleiding om te oordelen dat beklaagde met betrekking tot de voorgeschreven medicatie of anderszins tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit brengt mee dat de klacht ongegrond zal worden verklaard.

6. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. M. Lockhorst, drs. B.J.A. Langhorst-Mak, drs. J. Hilvering en drs. J.A.M. van Gils , in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2015 door mr. G.J. van Muijen, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.