ECLI:NL:TDIVTC:2015:28 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2014/33

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2015:28
Datum uitspraak: 25-06-2015
Datum publicatie: 03-07-2015
Zaaknummer(s): 2014/33
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Dierenarts pakt benauwde, in slechte conditie verkerende kat aan nekvel op om het dier naar een andere ruimte te brengen. Niet overeenkomstig de in acht te nemen veterinaire  maatstaven. Gegrond. Waarschuwing.

  X,             klaagster,    

tegen

Y ,             beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek en de dupliek. Partijen zijn uitgenodigd voor een mondelinge behandeling op 23 april 2015. Alleen klaagster is daarbij verschenen.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt, samengevat, verweten dat hij veterinair onjuist heeft gehandeld ten aanzien van de zieke en benauwde kat van klaagster en het dier onnodig stress heeft bezorgd.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de kat van klaagster met de naam Ergje, geboren op 1 mei 1999.

3.2. Klaagster heeft op 4 februari 2014 beklaagde geconsulteerd omdat haar kat niet meer at en benauwd was. Beklaagde heeft de kat bij dit consult onderzocht, wat moeizaam verliep omdat het dier erg onrustig en benauwd was. Beklaagde voelde een grote dikte voorin de buik en concludeerde dat de kat in een erg slechte toestand verkeerde. De longen en het hart waren bij dit onderzoek moeilijk te beoordelen en volgens het verweerschrift werd de kat gaandeweg nog benauwder en ging ze met open mond ademen.

3.3. Beklaagde heeft voorgesteld om een thoraxfoto te maken. Beklaagde heeft ter voorbereiding daarop de spreekkamer verlaten en na terugkomst de kat  in haar nekvel opgepakt en naar de ruimte met röntgenapparatuur gebracht. Volgens klaagster liet haar benauwde kat daarbij haar urine lopen. De kat is nog tijdens het maken van de röntgenfoto overleden.

3.4. Beklaagde heeft gesteld dat op de röntgenfoto te zien was dat de thorax vol zat met vocht en bloed en dat er een niet te definiëren massa of voorwerp in de maag aanwezig was. Er is geen sectie verricht.

4. HET VERWEER   

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten aanzien van de kat van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2. Klaagster heeft gesteld dat de wijze waarop beklaagde met haar kat is omgegaan, het dier onnodig leed en stress heeft bezorgd. In dat kader heeft beklaagde gesteld dat hij in verband met de ernstige en kritieke gezondheidstoestand van de kat snel moest handelen en met de röntgenfoto klaagster wilde aantonen dat euthanasie geboden was om het dier uit zijn lijden te verlossen. Klaagster heeft daartegenover gesteld dat zij in de veronderstelling verkeerde dat er nog een behandeling mogelijk was en dat door beklaagde om die reden het maken van een röntgenfoto werd voorgesteld. De lezingen lopen dus uiteen over de vraag of  klaagster duidelijk was wat beklaagde met het maken van de röntgenfoto voor ogen stond, waar door beklaagde overigens wel is erkend dat hij voorafgaande aan het maken van de röntgenfoto wel over de slechte conditie van de kat heeft gesproken, maar niet over euthanasie.

5.3. Hoe het ook zij, los van de vraag dat in geschil is met welke reden er een röntgenfoto is gemaakt, is voldoende aannemelijk geworden dat de kat benauwd en onrustig was en in slechte conditie verkeerde. Hoewel enig voortvarend optreden in de rede lag, valt naar het oordeel van het college niet goed in te zien waarom beklaagde de kat niet eerst heeft gestabiliseerd en rustig heeft laten worden, alvorens het röntgenonderzoek te verrichten. Door in plaats daarvan een steeds benauwder wordende, in slechte conditie verkerende kat aan haar nekvel op te pakken om haar naar een andere ruimte te brengen voor het maken van een röntgenfoto, is het college van oordeel dat dit niet overeenkomstig de in acht te nemen veterinaire maatstaven is geweest. In zoverre wordt de klacht gegrond geacht, waaraan niet afdoet dat niet kan worden geconcludeerd dat de kat hierdoor is overleden. Met betrekking tot de op te leggen maatregel acht het college een waarschuwing passend.

6. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart de klacht gegrond;

geeft beklaagde daarvoor een waarschuwing, als bedoeld in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel a, van de Wet dieren.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. M. Lockhorst, drs.  B.J.A. Langhorst-Mak, drs. J. Hilvering en drs. J.A.M. van Gils , in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2015 door mr. G.J. van Muijen, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.