ECLI:NL:TDIVTC:2015:21 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2013/84

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2015:21
Datum uitspraak: 28-05-2015
Datum publicatie: 05-06-2015
Zaaknummer(s): 2013/84
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Een in een pension ondergebrachte kat wordt ziek en bij beklaagde aangeboden. Beklaagde wordt verweten op diverse fronten klachtwaardig te hebben gehandeld. Deels gegrond, namelijk ten aanzien van de ingestelde medicamenteuze behandeling. Berisping.

Uitspraak in de zaak van

 X,                                                      klaagster,    

tegen

Y,                                                         beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 12 maart 2015. Namens beklaagde was aanwezig diens echtgenote, die in de onderhavige zaak tevens als paraveterinair

betrokken is geweest. Ook klager en zijn echtgenote waren ter zitting aanwezig.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten, zakelijk weergegeven, ten aanzien van de kat van klager veterinair onjuist en verwijtbaar te hebben gehandeld. In het hiernavolgende zal op de specifieke klachtonderdelen worden ingegaan.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Klager is eigenaar van een kat met de naam A, een Europese korthaar, geboren op 1 januari 2006.

3.2. In verband met een vakantie in het buitenland werd de kat door klager ondergebracht in een dierenhotel c.q. pension. Tijdens die vakantie is de kat op 27 juli 2013, een zaterdag,  omstreeks 17:00 uur door de bedrijfsleider van het pension bij beklaagde aangeboden. Volgens de stukken was de kat hijgerig c.q. kortademig en zag ze er opgeblazen uit.

3.3. Beklaagde heeft de kat klinisch onderzocht en bloedonderzoek verricht. Vervolgens is een echografie van het abdomen gemaakt. Daarop werd door beklaagde een vreemde massa in de buik geconstateerd en is door hem vervolgens besloten tot een exploratieve laparotomie.

3.4. De volgende dag is er telefonisch contact tussen partijen geweest en heeft beklaagde uitleg over de gang van zaken gegeven en verteld dat de kat er slecht aan toe was. Desgevraagd is door klager tijdens dit telefonisch contact toestemming gegeven voor aanvullend bloedonderzoek naar Pancreatitis.

3.5. Klager en zijn echtgenote zijn enkele dagen later van vakantie terug gekomen en er heeft vervolgens een gesprek met beklaagde plaatsgevonden. Beklaagde zou daarbij hebben aangegeven dat de kat vetzucht en vervette organen had en dat de verdikking op de echobeelden bij de laparotomie lichaamsvet is gebleken. Beklaagde heeft klager en zijn echtgenote ook verteld dat de dunne darm ontstoken was en dat die door hem van voor naar achteren leeg gestroopt was. De kat heeft tot de zesde dag na de operatie op de intensive care van de praktijk verbleven en is medicamenteus behandeld, waarbij overigens op 29 juli 2013 nog een longontsteking bij de kat werd vastgesteld.

3.6. Op 2 augustus 2013 is de kat op initiatief van klager en zijn echtgenote op de praktijk opgehaald. De reden hiertoe was dat zij in de veronderstelling verkeerden dat de kat niet lang meer zou leven en dat, mocht dat aan de orde komen, het de voorkeur had dat de kat dan in de thuisomgeving kon sterven.

3.7. Klager heeft gesteld dat de kat thuis ongeveer 5 dagen in een slechte conditie en zonder enige vooruitgang liggend in een hoek van het huis heeft doorgebracht. Klager heeft, een dag voor een afgesproken controle bij beklaagde, zijn eigen vaste dierenarts geraadpleegd. Die heeft röntgenfoto’s van de borst- en buikholte van de kat gemaakt, maar daarop geen afwijkingen of bijzonderheden kunnen constateren. Er werd door de eigen dierenarts besloten om te stoppen met de door beklaagde voorgeschreven vochtafdrijvende medicatie en in verband met de verdenking op Pancreatitis is een injectie Dexamethason toegediend.

3.8. De volgende dag bleek de conditie van de kat aanzienlijk verbeterd. De eigen dierenarts heeft hierna nog een kuur Prednoral voorgeschreven. Uit de stukken heeft het college begrepen dat de kat vervolgens geheel is hersteld.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten aanzien van de kat van klager, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

T.a.v. het verwijt dat de kat zonder overleg en toestemming van klager is geopereerd.

5.2. Gebleken is dat klager in het kader van de opname van de kat in het pension een overeenkomst had ondertekend. Het pension was op basis van die overeenkomst gemachtigd een dierenarts in te schakelen als het welzijn van het gastdier tijdens het verblijf in gevaar zou zijn. Klager heeft echter terecht opgemerkt dat uit de algemene voorwaarden bij die overeenkomst ook volgt dat van kostbare ingrepen vooraf melding diende te worden gemaakt bij de eigenaar of bij de door deze opgegeven contacpersoon. Klager betwist dat dit is gebeurd, waar van de zijde van beklaagde is gesteld dat er door het pension tevergeefs diverse keren zou zijn getracht met het opgegeven contactadres telefonisch contact te krijgen.

5.3. Door het college kunnen de feiten op dit punt niet worden vastgesteld en dit klachtonderdeel wordt daarom afgewezen. Als in deze al zou zijn nagelaten vooraf contact op te nemen met de door klagers opgegeven contactpersoon, dan komt zulks voor rekening van het pension, die daartoe op grond van de overeenkomst c.q. algemene voorwaarden gehouden was. Uit het verhandelde ter zitting heeft het college overigens begrepen dat klager tegen het pension in kwestie een procedure bij een geschillencommissie is begonnen, die tot een uitspraak heeft geleid waarin is bepaald dat het pension (het grootste deel van) de rekening van beklaagde diende te betalen.

T.a.v. het verwijt dat de kat is geopereerd enkel op basis van een echobeeld

5.4. Naar het oordeel van het college heeft beklaagde voldoende aannemelijk gemaakt dat er een urgentie was om tot opereren over te gaan. Op basis van het verslag van beklaagde (bijlage 1 verweer) en de daarin gemelde symptomen -niet eten, braken, opgezette pijnlijke buik, versnelde ademhaling- gaat het college er vanuit dat de kat erg ziek was. Nu bij buikpalpatie een verdikte harde massa werd gevoeld, die ook op de echobeelden zichtbaar bleek, in combinatie met het afwijkende bloedbeeld, was  een exploratieve laparotomie naar het oordeel van het college geïndiceerd en was niet handelen geen optie. Het betrof ook een operatie, met name bedoeld om een diagnose te kunnen stellen. Blijkens zijn verslag werd door beklaagde vooraf differentiaal diagnostisch gedacht aan een corpus alienum of enterale invaginatie of een tumor. Het college ziet dus onvoldoende aanleiding om te oordelen dat beklaagde verwijtbaar heeft gehandeld door tot een exploratieve laparotomie over te gaan. Daaraan doet niet af dat dat bij de operatie geen sprake bleek van een van de diagnoses waar beklaagde tevoren aan dacht, maar dat hij een inoperabele, lipoomachtige structuur aantrof, naast veel buikvet en een gezwollen, vervette lever. Dat tevoren geen overleg met de eigen dierenarts heeft plaatsgevonden acht het college in de gegeven situatie evenmin verwijtbaar, temeer niet nu het hier een kat betrof die voor die tijd kennelijk niets mankeerde.

T.a.v. het verwijt dat de verrichtingen bij de operatie niet zijn omschreven in de patiëntenkaart.

5.5. Het college is van oordeel dat de verslaglegging op de patiëntenkaart uitgebreider had gekund. Zo is slechts summier en naar het oordeel van het college te weinig verslag gedaan van het klinisch onderzoek en geldt ten aanzien van de echobeelden dat de daarbij behorende identificatiegegevens onduidelijk zijn en te wensen overlaten. Het college volstaat met de aanbeveling aan beklaagde om te dier zake verbeteringen door te voeren.

T.a.v. het verwijt dat aan klager een foto van de operatie is toegezonden die op een andere kat betrekking had.

5.6. Het college sluit niet uit dat hier sprake is geweest van een vergissing, zoals door beklaagde is gesteld. Alsdan zou deze kwestie van onvoldoende gewicht zijn om daaraan tuchtrechtelijke consequenties te moeten verbinden. Dit klachtonderdeel wordt afgewezen.

T.a.v. het verwijt dat op de factuur valselijk is vermeld dat de operatie 1 uur heeft geduurd, terwijl dit feitelijk slechts een half uur is geweest.

5.7. Beklaagde heeft in verweer uitgelegd dat het (dubbele) weekendtarief van toepassing was, maar dat in het computersysteem dat op dat moment op de praktijk werd gebruikt geen half uur met bijbehorend weekendtarief kon worden geboekt, reden waarom zou zijn gekozen voor het inboeken van een ‘regulier’ uur. Dit verdient alsdan geen schoonheidsprijs en kan voor verwarring richting cliënten zorgen. Echter hoeft hier geen sprake te zijn geweest van boos opzet, reden waarom dit klachtonderdeel wordt afgewezen.

T.a.v. het verwijt dat er teveel aan NSAID’s en antibiotica is toegediend door frequente toepassing.

5.8. Klager heeft naar het oordeel van het college terecht vraagtekens geplaatst bij de door beklaagde ingestelde medicamenteuze behandeling. Met klager is het college van oordeel dat er teveel Tolfedine en Duplocilline is ingezet, doordat de in de bijsluiters voorgeschreven doseringsintervallen van respectievelijk 48 en 72 uur niet in acht zijn genomen en is gebleken dat de kat in afwijking daarvan dagelijkse doses toegediend heeft gekregen. Voor die afwijkende toepassing zijn door beklaagde geen valide redenen aangevoerd. Het college deelt ook niet de stelling van beklaagde dat afwijking van de bijsluiter en dagelijkse toepassing niet schadelijk zou kunnen zijn, zeker niet waar het Tolfedine betreft.

5.9. Klager heeft verder een punt waar het betreft zijn aanmerkingen omtrent het voorschrijven van vochtafdrijvende  medicatie (Furosemide, kennelijk vanwege de geconstateerde longontsteking). Die medicatie was in dit geval naar het oordeel van het college contra geïndiceerd, aangezien de kat ook blijkens het eigen verslag van beklaagde (verhoogd eiwit) uitdrogingsverschijnselen had. In dat laatste verband had het in de visie van het college ook in de rede gelegen om de kat aan een infuus te leggen, hetgeen niet is gebeurd. Ten slotte geldt dat, voor zover beklaagde de longontsteking bij de kat heeft vastgesteld middels auscultatie en zonder het maken van een röntgenfoto, ook die werkwijze door het college niet overeenkomstig de in acht te nemen veterinaire maatstaven wordt geacht

T.a.v. de verwijten dat beklaagde het pension provisie zou betalen voor het aanbrengen van patiënten en dat hij de kat bij de operatie heeft geopend en vrijwel direct weer heeft gesloten om 1 uur operatie te kunnen declareren.

5.10. Deze verwijten zijn onvoldoende komen vast te staan.

De eindconclusie

5.11. Op grond van het voorgaande worden de verwijten voor een deel terecht bevonden, als hiervoor in rov. 5.8 en 5.9 beschreven en is de klacht in zoverre gegrond. Het college acht het opleggen van de na te melden maatregel passend en geboden.

6. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart de klacht gegrond, in voege als in rov 5.8 en 5.9 omschreven; 

geeft beklaagde daarvoor een berisping als bedoeld in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel b, van de Wet dieren.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden  drs. M. Lockhorst, drs. B.J.A. Langhorst-Mak, drs. J.A.M. van Gils en drs. J. Hilvering , in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 28 mei  2015 door mr. G.J. van Muijen, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.