ECLI:NL:TDIVTC:2015:13 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2013/76

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2015:13
Datum uitspraak: 12-04-2015
Datum publicatie: 18-04-2015
Zaaknummer(s): 2013/76
Onderwerp: Honden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het slaan van dieren, ongeacht de aanleiding daartoe, betreft geen juist veterinair handelen. Gegrond, waarschuwing.

HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE

Uitspraak in de zaak van   

X,                                          klaagster ,    

tegen

Y,                                          beklaagde .

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift en het verweerschrift, waarna is gerepliceerd en gedupliceerd. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 januari 2015. Alleen beklaagde was daarbij aanwezig, tezamen met zijn schoondochter

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten de hond van klaagster tijdens een consult te hebben geslagen. 

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de hond van klaagster, genaamd A en geboren op B.

3.2. Op 27 september 2013 heeft een consult bij beklaagde plaatsgevonden in verband met een oorontsteking. Voor het onderzoek moest de hond in zittende positie plaatsnemen op de behandeltafel, waarbij klaagster het hoofd van de hond heeft vastgehouden en het lijf door haar vriend werd vastgehouden. Tijdens het onderzoek werd de hond onrustig en bewoog hij (te)veel. Op enig moment heeft beklaagde, naar eigen zeggen, corrigerend opgetreden door middel van een stemverheffing en een tik op de snoet. Volgens klaagster heeft beklaagde de hond echter een harde klap in de zij gegeven. Na het incident is de hond gaan liggen en is inspectie van het oor vervolgd. Beklaagde heeft klaagster vervolgens getoond hoe zij de door hem voorgeschreven oordruppels moest inbrengen.

3.3. Klaagster stelt zich op het standpunt dat beklaagde haar hond niet had mogen slaan.

4. HET VERWEER   

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde ten aanzien van de hond van klaagster veterinair verwijtbaar heeft gehandeld.

5.2. De verklaringen van partijen spreken elkaar tegen waar het gaat om de intensiteit van de uitgedeelde tik en de plek waar de hond is geraakt. Niet in geschil is echter dat beklaagde de hond in ieder geval eenmaal bewust met de hand heeft geraakt, naar hij heeft gesteld op de snoet en corrigerend bedoeld, om daarmee de hond rustig te krijgen, zodat het onderzoek kon worden vervolgd.

5.3. Het college overweegt dat naar vaste jurisprudentie het slaan van dieren, ongeacht de aanleiding daartoe, geen juist veterinair handelen betreft. In dat kader geldt ook dat er andere manieren waren om de hond op de behandeltafel ten behoeve van het onderzoek in bedwang te kunnen houden, waarbij zonodig bijv. extra hulp van de assistente had kunnen worden ingeschakeld, die blijkens de stukken ook op de praktijk aanwezig was. Gelet op het voorgaande is de klacht gegrond. Het college acht een waarschuwing passend.

6. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart de klacht gegrond, in voege als in r.o. 5.3. omschreven.

geeft beklaagde daarvoor een waarschuwing als bedoeld in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel a, van de Wet dieren.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden

drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils, drs. M. Lockhorst en drs. B.J.A. Langhorst-Mak , in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2015 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.