ECLI:NL:TADRARL:2015:5 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-172

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:5
Datum uitspraak: 02-02-2015
Datum publicatie: 05-02-2015
Zaaknummer(s): 14-172
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verwijt dat verweerster, die ambtshalve door de kinderrechter aan de minderjarige dochter van klager was toegevoegd, klagers heeft gestalkt en belaagd, hen heeft geïntimideerd door vergezeld van twee agenten ter zitting te verschijnen, de rechter valselijk voor heeft gelicht, de rechtszaak heeft gefrustreerd et cetera en de verdediging van klaagster tegen de wens van klagers in op zich heeft genomen. Dat klager niet wilde dat verweerster zijn dochter zou bijstaan maakte dat zij haar werk niet kon doen, terwijl klaagster wel bijstand van een advocaat nodig had. Dit dilemma heeft verweerster ter zitting met de kinderrechter willen delen. Daar heeft verweerster goed aan gedaan. Zij heeft zich terecht niet zonder meer willen terugtrekken. Ongegrond.

Beslissing van 2 februari 2015

in de zaak 14-172

naar aanleiding van de klacht van:

klager, mede namens zijn minderjarige dochter

klagers

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 27 oktober 2014 met kenmerk […], door de raad ontvangen op 28 oktober 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 december 2014 in aanwezigheid van zowel klager als verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van zowel de hiervoor onder 1.1 genoemde aanbiedingsbrief van de deken met bijlagen als de pleitnotitie van klager.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster is vervolgd ter zake belediging van haar oom, broer van klager. De strafzitting van de kinderrechter waarop haar zaak behandeld werd, vond plaats op 12 juni 2014. Aan klaagster was aanvankelijk verweersters kantoorgenoot mr. [M] ambtshalve als advocaat toegevoegd. Nadat tussen klager en mr. [M] een vertrouwensbreuk was opgetreden naar aanleiding van een dispuut over de afgifte van het strafdossier, is verweerster door de rechtbank aangewezen om het dossier van klaagster van mr. [M] over te nemen.

2.3    Op 6 juni 2014 heeft verweerster naar klagers vaste telefoon gebeld. Toen niet werd opgenomen, heeft zij een voicemailbericht ingesproken met uitleg dat zij het dossier had overgenomen en het verzoek haar terug te bellen. Toen zij woensdag 11 juni 2014 nog niet van klager had vernomen, heeft zij opnieuw gebeld en aan de zus van klaagster die opnam gevraagd aan haar ouders en zus door te geven dat zij graag snel contact wilde voor de zitting van 12 juni 2014. Diezelfde middag heeft zij nog twee keer gebeld. De tweede keer nam klager op. Hij liet verweerster toen weten dat zij de familie niet meer moest bellen. Hij zou aangifte van stalking doen. Hij sommeerde haar niet naar de zitting te komen. Als zij toch naar de zitting zou komen, zou dat nare gevolgen hebben. Verweerster heeft daaruit begrepen dat klager daarmee bedoelde ‘nare gevolgen voor haar’ terwijl klager zegt bedoeld te hebben ‘nare gevolgen voor ons’ omdat hij vreesde dat verweerster hun belangen zou schaden.

2.4    Na telefonisch overleg de volgende ochtend met de griffie is verweerster de volgende dag wel naar de zitting gegaan om samen met klaagster en haar vader en de kinderrechter te overleggen hoe nu verder. In dat overleg met de griffie is tevens besloten dat voor alle zekerheid de parketpolitie gevraagd zou worden bij de bodebalie aanwezig te zijn.

2.5    De parketpolitie was voor aanvang van de zitting bij de bodebalie aanwezig. Toen verweerster zich ging voorstellen aan klaagster protesteerde klager tegen haar aanwezigheid. De heftigheid waarmee klager zich daarbij uitdrukte was, zo begrijpt de raad, voor de parketpolitie aanleiding om dichterbij te komen. Dat is door klager als bedreigend en intimiderend ervaren.

2.6    De parketpolitie is ook ter zitting aanwezig geweest, volgens verweerster op verzoek van de kinderrechter.

2.7    Klager wenste zelf de verdediging van klaagster te voeren. Hij protesteerde toen de kinderrechter duidelijk wilde maken dat dat niet kon, en wilde met zijn dochter vertrekken. De parketpolitie heeft dat belet. De kinderrechter heeft daarna uitgelegd dat klaagster bijgestaan diende te worden door een advocaat. Wanneer klagers de voorkeur gaven aan een andere advocaat, zou zij de behandeling van de zaak kunnen aanhouden. Zo is geschied. Verweerster heeft daarna geen contact meer met klagers gehad.

2.8    Bij brief met bijlagen van 4 juli 2014, aangevuld per email van 9 juli 2014 en brieven van 27 juli en 18 augustus 2014 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over mr. M en verweerster.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a)    klagers heeft gestalkt en belaagd; (klacht 1 en 2 in de aanbiedingsbrief van de deken)

b)    klagers heeft geïntimideerd door vergezeld van twee agenten ter zitting te verschijnen, de rechter valselijk voor heeft gelicht, de rechtszaak heeft gefrustreerd, samen heeft gespannen met de politie en zodoende klager heeft geduid als een agressor, klagers tijdens de zitting overstuur heeft gemaakt en de politieagenten  heeft ingezet om te voorkomen dat klagers de zittingzaal zouden verlaten en niet heeft geprotesteerd tegen de wijze van hun optreden; (klachten 3 t/m7 en 9 in de aanbiedingsbrief van de deken)

c)    de verdediging van klaagster tegen de wens van klagers in op zich heeft genomen; (klacht 8 in de aanbiedingsbrief van de deken)

3.2    Klager had zelf voor zijn dochter verweer willen voeren.

4    VERWEER

4.1    Verweerster ontkent de haar verweten gedragingen. Zij heeft met de beste bedoelingen de haar door de rechtbank gegeven opdracht willen uitvoeren.

4.2    Verweerster heeft in het telefoongesprek met klager op de dag voor de zitting aanleiding gezien de parketpolitie te vragen zich beschikbaar te houden ten behoeve van een goed en rustig verloop van de zitting.

4.3    Toen er in de rechtbank commotie ontstond tussen klager en haarzelf vond verweerster dat heel vervelend voor klaagster. Zij had klaagster nog niet kunnen spreken. Pas de dag voor de zitting was haar gebleken van de onvrede van klager met haar benoeming. Verweerster vond het echter niet in het belang van klaagster zich zo kort voor de zitting terug te trekken. Zij had het dilemma waarin zij zich bevond ter zitting met de kinderrechter willen bespreken en zich wel inhoudelijk voorbereid om, indien mogelijk, klaagster wel te kunnen bijstaan.

5    BEOORDELING

5.1    Klager is naast klaagster in zijn klachten ontvankelijk. Hij is als vader van zijn minderjarige dochter immers aan te merken als direct belanghebbende bij het optreden van verweerster zowel jegens hem persoonlijk als jegens hem in zijn rol van vertegenwoordiger van zijn minderjarige dochter.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Verweerster heeft gewoon geprobeerd met klager in contact te komen nadat de rechtbank haar als advocaat aan zijn dochter had toegevoegd. Dat was haar taak en valt niet uit te leggen als stalken en belagen. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    Uit niets blijkt dat verweerster klager en zijn dochter heeft willen intimideren, met de parketpolitie heeft samen gespannen om hem te kunnen duiden als agressor, de rechter verkeerd heeft voorgelicht, de zitting heeft gefrustreerd, klagers tijdens de zitting overstuur heeft gemaakt, en de parketpolitie heeft ingezet om te voorkomen dat klagers de zittingzaal zouden verlaten.

5.4    De leiding van de zitting berustte bij de kinderrechter. Het was de kinderrechter die bepaalde dat de parketpolitie bij de zitting aanwezig was en verhinderde dat klagers de zaal zouden verlaten.

5.5    Ook dit onderdeel van de klacht is daarom ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.6    Verweerster is ambtshalve door de rechtbank aan klaagster toegevoegd. Dat klager niet wilde dat zij zijn dochter zou bijstaan maakte dat zij haar werk niet kon doen, terwijl klaagster wel bijstand van een advocaat nodig had. Dit dilemma heeft verweerster ter zitting met de kinderrechter willen delen. Daar heeft verweerster goed aan gedaan. Zij heeft zich terecht niet zonder meer willen terugtrekken. De kinderrechter heeft klager vervolgens ook gelegenheid geboden om te zien naar een andere advocaat voor zijn dochter. Aan verweerster valt hiervan geen verwijt te maken. Ook dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klacht van klagers tegen verweerster is in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, H. Dulack, I.P.A. van Heijst en L.A.M.J. Pütz, leden van de raad, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 februari 2015.

griffier    voorzitter