ECLI:NL:TADRAMS:2015:278 Raad van Discipline Amsterdam 15-161A 15-162A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:278
Datum uitspraak: 24-11-2015
Datum publicatie: 01-11-2015
Zaaknummer(s):
  • 15-161A
  • 15-162A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: 15-161A en 15-162A Klacht tegen collega advocaten gegrond. Strijd met gedragsregel 12. Rechtbank onjuist geïnformeerd. Ongefundeerde beschuldiging geuit jegens klager. Berisping.

Beslissing van 24 november 2015

in de zaken 15-161A en 15-162A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 24 juli 2014 met kenmerk 4014-0697, door de raad ontvangen op 27 juli 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 28 september 2015 in aanwezigheid van verweerster sub 1 en een kantoorgenoot van verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de hiervoor onder 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad;

- van de stukken 1 tot en met 12 genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst;

- van de brieven met bijlagen van verweerders van 18 september 2015 en 24 september 2015 en de brief van klager van 23 september 2015.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 De zussen A en B, cliënten van klager enerzijds en zus C, cliënte van verweerders anderzijds, zijn verwikkeld in een geschil over de afwikkeling van de nalatenschap van hun vader (hierna: erflater).

2.3 A en B hebben kort na het overlijden in de woning van erflater een groot bedrag aan contanten aangetroffen. Zus B heeft dit bedrag rond april 2014 ondergebracht in een safeloket (hierna: de kluis).

2.4 Op 17 september 2014 heeft C haar zussen gedagvaard in een bodemprocedure, stellende dat A en B opzettelijk tot de nalatenschap van erflater behorende vermogensbestanddelen voor haar hebben verborgen gehouden en verzwegen.

2.5 A en B hebben C een depotovereenkomst ter ondertekening aangeboden, waarbij zij gedrieën aan notaris X de sleutels van de kluis in bewaring geven. In een e-mail van 18 september 2014 aan verweerders heeft klager meegedeeld dat deze depotovereenkomst kan worden gesloten zonder dat aan C wordt meegedeeld wat zich in de kluis bevindt.

2.6 Bij e-mail van 19 september 2014 aan klager heeft verweerster sub 1 namens C meegedeeld dat A en B dienen mee te werken aan een inspectie van de kluis en de kluisadministratie.

2.7 Op 1 oktober 2014 hebben verweerders een datum voor een kort geding aangevraagd bij de rechtbank Amsterdam. In de aanvraag zijn onder het kopje “verhinderdata” uitsluitend de verhinderdata van verweerders opgegeven, zonder dat melding is gemaakt van het feit dat de verhinderdata van klager nog niet bekend waren. Op 1 oktober 2014 om 17.30 uur heeft verweerster sub 1 klager om opgave van verhinderdata verzocht, zonder daarbij te vermelden dat de datum voor kort geding al was aangevraagd. Op 2 oktober 2014 heeft de rechtbank de datum voor kort geding bepaald op 28 oktober 2014.

2.8 Bij e-mail van 20 oktober 2014 aan verweerster sub 1 heeft klager meegedeeld dat de kluisinspectie inmiddels had plaatsgevonden en dat zij daarover binnenkort verder zou worden geïnformeerd. Verder heeft klager (onder meer) geschreven:

U heeft wel degelijk, en meermalen, de gedragsregels geschonden. U heeft een beroep gedaan op mededelingen van een andere advocaat, zonder overleg en zonder dekenadvies te vragen. Dat overleg heeft u pas gehad en dat dekenadvies slechts gevraagd nadat ik u op de geldende gedragsregels had gewezen en nadat u de toepasselijkheid daarvan eerst had betwist. Welke producties daadwerkelijk zijn overgelegd is mij nog steeds niet duidelijk. U heeft een kort geding aangevraagd met de vermelding (onder de noemer verhinderdata van beide partijen) van slechts uw verhinderdata. U heeft daarmee willens en wetens de indruk gewekt bij de voorzieningenrechter dat het de verhinderdata van beide partijen betrof. Ik verzoek u uitdrukkelijk om nog vandaag (onder afschrift aan mij) mededeling te doen aan de voorzieningenrechter dat het kort geding van 28 oktober a.s. wordt ingetrokken en derhalve geen doorgang zal vinden. Hieronder zal ik mijn verhinderdata opgeven voor een nieuw aan te vragen datum. (…)

2.9 Bij e-mail van 20 oktober 2014 aan klager heeft verweerder sub 2 (onder meer) geschreven:

Noch uw cliënten, noch de notaris en noch u waren bevoegd om de kluis te openen en te inspecteren zonder toestemming van mijn cliënte. De notaris is niet degene die bepaalt wat wel en niet kan en hij dient de wet te volgen. Hetzelfde geldt voor uw cliënten en u persoonlijk. Wij hebben u gisteren uitdrukkelijk bericht dat cliënte geen toestemming verleent om zonder haar de kluis te inspecteren. Door de inspectie vandaag door te laten gaan hebben uw cliënten, de notaris en u onrechtmatig gehandeld jegens mijn cliënte.

Gezien de voorgeschiedenis van de notaris; de verdenkingen van het OM dat de notaris 1,5 miljoen euro zwart geld uit de erfenis van [Y] heeft verduisterd en dat in samenhang met uw gezamenlijke handelen, heeft u bij cliënte het vermoeden opgewekt dat er goederen uit de kluis zijn vervreemd. Onze cliënte overweegt derhalve tegen de notaris, uw cliënten en u aangifte te doen bij het OM wegens mogelijke verduistering van vermogensbestanddelen die tot de nalatenschap behoren. Van een eventuele aangifte bij het OM zullen wij melding maken bij de KNB en de Orde.

(…)

Nu er gerede kans bestaat dat er mogelijk vermogensbestanddelen uit de kluis zijn verduisterd zal ik de voorzieningenrechter verzoeken om geen rekening te houden met uw verhinderdata en het kortgeding zo spoedig mogelijk te laten plaatsvinden. Zoals u wellicht ook weet, is voor een kort geding niet vereist dat de advocaat van de gedaagde aanwezig is.

2.10 Bij faxbrief van 20 oktober 2014 aan de rechtbank heeft verweerster sub 1 een nieuwe datum voor kort geding aangevraagd onder opgave van de verhinderdata van partijen. In deze brief heeft verweerster sub 1 de rechtbank verzocht om geen rekening te houden met de verhinderdata van klager, waarbij zij (onder meer) heeft geschreven:

Ondanks het uitdrukkelijk verzoek van mijn cliënte d.d. 19 oktober 2014 (bijlage 1), om zonder haar aanwezigheid de kluis waar mogelijk de verborgen contanten worden gehouden te openen heeft [klager] tezamen met de gedaagden en [notaris X] op 20 oktober 2014 de kluis bezocht en deze geopend. Cliënte verdenkt gedaagden ervan dat zij met deze actie vermoedelijk de inhoud van de kluis hebben verduisterd, met eventueel bewijs hebben gesjoemeld, contanten ingebracht of uitgehaald en mogelijk andere vermogensbestanddelen anders dan contanten buit hebben gemaakt.

Bijlage 1 bij deze e-mail betrof de e-mail van verweerster sub 1 aan klager d.d. 19 oktober 2014.

2.11 Bij brief van 21 oktober 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerders.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerders:

a) in strijd met gedragsregel 12 confraternele e-mailcorrespondentie aan de rechtbank hebben gezonden;

b) de rechtbank onjuist hebben geïnformeerd bij het aanvragen van een datum voor kort geding;

c) daarbij tevens klager onjuist hebben geïnformeerd;

d) klager ongefundeerd hebben beticht van het strafbare feit van verduistering, dan wel enig strafbaar feit.

4 VERWEER

4.1 Verweerders stellen dat op grond van het van toepassing zijnde Procesreglement het niet verplicht is om verhinderdata van de advocaat van de gedaagde partij op te vragen. Voor zover de verhinderdata van verweerders op het aanvraagformulier staan vermeld als verhinderdata van partijen, is dit te wijten aan de computersystemen van de rechtbank. Overigens heeft te gelden dat klager bij het kort geding aanwezig is geweest en de verdediging van zijn cliënten ten volle heeft kunnen uitvoeren, aldus verweerders.

4.2 Verweerders stellen voorts dat de confraternele correspondentie niet aan de rechter is gezonden, maar aan de griffie met het doel de griffier te overtuigen van de spoedeisendheid van het verzochte kort geding. Dat levert geen schending van gedragsregel 12 op, aldus nog steeds verweerders. Ten slotte menen verweerders dat de wijze waarop klager namens A en B de inspectie van de kluis heeft vormgegeven, bij C het vermoeden heeft doen rijzen dat A en B vermogensbestanddelen van de nalatenschap uit de kluis hebben ontvreemd.

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdelen a), b) en c)

5.2 Deze klachtonderdelen hangen samen en zien op de wijze waarop verweerders een datum voor een kort geding procedure hebben aangevraagd. Als onweersproken staat vast dat verweerders een datum voor kort geding hebben aangevraagd zonder vooraf de verhinderdata van klager op te vragen en door te geven aan de (griffie van de) rechtbank. Weliswaar schrijft het van toepassing zijnde Procesreglement voor dat het niet verplicht is om verhinderdata van de advocaat van de gedaagde partij op te vragen, onder de gegeven omstandigheden was het handelen van verweerders naar het oordeel van de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar. Niet alleen hebben verweerders een datum gevraagd zonder voorafgaand de verhinderdata van de wederpartij te vragen, zij hebben tevens nagelaten de rechtbank te informeren dat die data niet waren gevraagd en de wederpartij evenmin laten weten dat hij zelf rechtstreeks opgave moest doen. Ook het feit dat verweerders op het aanvraagformulier hebben verzuimd onder de kolom voor de verhinderdata van de wederpartij in te vullen dat deze niet opgevraagd en/of bekend waren, waardoor het voor de rechtbank niet kenbaar was dat het alleen de verhinderdata van verweerders betrof en niet tevens die van klager, maakt de handelwijze klachtwaardig. Ten slotte hebben verweerders naar het oordeel van de raad onvoldoende uitgelegd waarom het nodig was om de confraternele e-mailcorrespondentie in het geding te brengen. De stelling dat het overleggen van confraternele correspondentie aan de griffie niet onder het bereik van gedragsregel 12 valt, dient te worden verworpen. De griffie maakt immers deel uit van de rechtbank en stukken die aan de griffie worden gezonden komen in het procesdossier en dus ter kennis van de rechter.

5.3 De klachtonderdelen zijn mitsdien gegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.4 Met dit klachtonderdeel verwijt klager verweerders dat zij hem ongefundeerd hebben beticht van het strafbare feit van verduistering, dan wel enig strafbaar handelen. Klager heeft daartoe verwezen naar de e-mail van verweerder sub 2 van 20 oktober 2014 (zie hiervoor 2.9) en de faxbrief van 20 oktober 2014 van verweerster sub 1 (zier hiervoor 2.10). Naar het oordeel van de raad hebben verweerders met hun stellingname in de hiervoor genoemde correspondentie jegens klager onbetamelijk en niet professioneel gehandeld door onvoldoende afstand te houden van de standpunten van hun cliënte en klager zonder enige concrete onderbouwing te beschuldigen van diefstal hetgeen grievend is jegens klager. Weliswaar kondigt verweerder sub 2 bij e-mail van 20 oktober 2014 aan dat zijn cliënte – en niet hij zelf – overweegt om aangifte tegen klager te doen, maar eveneens wordt aangekondigd dat verweerders van een eventuele aangifte melding zullen maken bij de Orde. Met klager is de raad dan ook van oordeel dat de inhoud van de brief jegens hem een onnodig en niet onderbouwd beschuldigend karakter heeft. De strekking van de faxbrief van verweerster sub 1 aan de rechtbank van diezelfde datum is hetzelfde. Ook dit klachtonderdeel is mitsdien gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerders hebben gehandeld zoals een advocaat niet betaamt. Gelet op de ernst van de aan verweerders gemaakte verwijten, waaronder het uiten van een ongefundeerde zware en belastende beschuldiging aan het adres van klager, acht de raad de maatregel van  berisping hier passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart alle klachtonderdelen gegrond;

- legt aan verweerders de maatregel van berisping op.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A. de Groot,

H.C.M.J. Karskens, R. Lonterman, M. Ynzonides, leden, bijgestaan door

mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 november 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 24 november 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerders

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl