ECLI:NL:TADRAMS:2015:204 Raad van Discipline Amsterdam 15-076A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:204
Datum uitspraak: 17-08-2015
Datum publicatie: 17-09-2015
Zaaknummer(s): 15-076A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht tegen eigen advocaat over de wijze waarop de werkzaamheden in een strafzaak zijn neergelegd. Maatregel van enkele waarschuwing.

Beslissing van 17 augustus 2015

in de zaak 15-076A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 19 maart 2015 met kenmerk 4014-0779, door de raad ontvangen op diezelfde dag, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 juni 2015 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen 1 t/m 12;

- een brief van verweerder van 9 juni 2015 met bijlagen;

- een e-mail met bijlage van klager van 25 juni 2015.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft klager vanaf 2008 tot september 2012 bijgestaan in een strafrechtelijke procedure.

2.3 Bij besluit van 20 juli 2012 heeft de Raad voor Rechtsbijstand beslist dat klager vanwege zijn verzamelinkomen met terugwerkende kracht geen recht heeft op een tegemoetkoming in de kosten van zijn advocaat.

2.4 Bij brief van 4 oktober 2012 heeft verweerder onder meer het volgende aan klager geschreven:

Naar aanleiding van ons telefonisch onderhoud van heden, treft u bijgaand de stukken in de tegen u aanhangige strafzaak waarover wij spraken.

Bijgaand treft u tevens aan de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand om de aan u verstrekte toevoeging in te trekken. Wij spraken af dat u tegen deze beslissing van de Raad bezwaar zult aantekenen.

2.5 Uit de door verweerder overgelegde urenstaat blijkt dat hij eind 2013 en begin 2014 nog werkzaamheden heeft verricht in de zaak van klager en getuigenverhoren heeft bijgewoond in de zaak van klager.

2.6 Bij e-mailbericht van 10 september 2014 met als onderwerp “Betaling” heeft klager onder meer het volgende aan verweerder geschreven:

Vorige week hebben we even gesproken over de toevoeging. Ik maak me wel zorgen nu de zaak al over 2 weken gaat gebeuren.

Is er nog wat over van de toevoeging van mijn broer.

Ga je wel mijn zaak doen?

2.7 Bij e-mailbericht van 10 september 2014 heeft verweerder onder meer het volgende aan klager geschreven:

Morgen heb ik als het goed is een gesprek met de Raad voor Rechtsbijstand en weet dan hopelijk meer. Er is niets meer over van de toevoeging van je broer, er moeten meer uren worden aangevraagd. Vervolgpunt is dan of we die krijgen en of we dan twee mensen op die ene toevoeging mogen schrijven (antwoord is denk ik nee).

Vervolgens is dan de vraag of tijdig betaling is ontvangen voor het nog te verrichten werk.

Als de Raad geen uren geeft en we ook langs andere weg geen enkele vergoeding krijgen dan zitten wij met de gebakken peren natuurlijk, namelijk veel werk zonder dat wij enige betaling krijgen.

De keus is dus een beetje aan u, maar ik stel voor dat we hierover morgen contact hebben.

2.8 Bij e-mailbericht van 10 september 2014 heeft klager onder meer het volgende aan verweerder geschreven:

Het is vervelend dat we nu moeten staken maar ik kan nu al vertellen dat ik geen duizenden euro’s kan betalen.

Ik begrijp ook niet dat we nu ineens met dit verhaal komen, als we geen toevoeging ontvangen dan moeten we maar de 4echtbank aanschrijven.

2.9 Bij e-mailberichten van 11, 12 en 15 september 2014 heeft klager contact gezocht met verweerder over de stand van zaken. Bij e-mailbericht van 15 september 2014 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:

Voor je broer komt het goed, voor jou heb ik nog geen duidelijkheid. Dat hoop ik morgen te krijgen na overleg met de contactpersoon bij de RvR. Tevens zal ik proberen uitstel te krijgen. In het liquidatieproces (..) is ook een verhoor van mijn cliënt gepland ter zitting van het hof.

Ook daar zal ik bij moeten zijn. Zullen we morgen aan het einde van de middag bellen?

2.10 Bij e-mailbericht van 16 september 2014 heeft klager onder meer het volgende aan verweerder geschreven:

Jammer om te horen dat er geen toevoeging meer is voor mijn zaak nu net voor de zitting.

Ik kan je helaas niet betalen en dus zal ik zonder advocaat verder moeten.

Wel wil ik de rechtszaak voortzetten omdat ik ervan af wil en wil daarom alles door laten gaan ook naar de andere betrokkenen zodat zij ook kunnen afsluiten.

2.11 Bij e-mailberichten van 17 september 2014 heeft verweerder onder meer het volgende aan klager geschreven:

Na overleg gisteren spraken we af dat wij de verdediging in uw zaak zullen

neerleggen, maar dat u wel de zaak wil laten doorgaan.

Uw broer zal wel bijstand krijgen.

Voor de volledigheid: we spraken net en we blijven bij het besluit zoals eerder

genomen. Zaak door laten gaan, en ik zal de verdediging neerleggen.

Tevens zal ik de voorzitter van de rechtbank hierover nader berichten.

2.12 Klager is zonder advocaat verschenen op de zitting van de rechtbank Gelderland van 25 september 2014, waar de strafzaak inhoudelijk is behandeld.

2.13 Bij brief van 15 oktober 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij, vanwege intrekking van de toevoeging, klager kort voor de inhoudelijke behandeling van de strafzaak op een zitting alleen nog op betalende basis heeft willen bijstaan en vervolgens zijn werkzaamheden heeft neergelegd, waardoor hij een hogere straf heeft gekregen dan zijn medeverdachten.

4 VERWEER

4.1 Verweerder betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Vanwege het vervallen van het recht van klager op gefinancierde rechtsbijstand heeft verweerder klager geadviseerd uitstel van de zitting te vragen zodat deze een andere advocaat kon zoeken. Hij heeft klager afgeraden om zonder advocaat naar de zitting te gaan en ten behoeve van het vragen van uitstel van de zitting was ook een conceptbrief gereed.

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 Het staat een advocaat in beginsel vrij staat zijn werkzaamheden te beëindigen. Onder omstandigheden kan hij daartoe zelfs zijn gehouden. Wel dient de advocaat zodanig tijdig zijn beslissing kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de gevolgen hiervan en op de te nemen stappen, zodat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt.

5.3 In september 2012 werd afgesproken dat klager bezwaar zou maken tegen de intrekking van de toevoeging. Niet is gebleken dat nadere afspraken werden gemaakt over de verdere bijstand door verweerder en de financiële voorwaarden waaronder dat zou plaatsvinden. Vervolgens heeft verweerder nog lange tijd bijstand aan klager verleend, waaronder het bijwonen van een getuigenverhoor. Niet is gebleken dat verweerder klager daarvoor apart heeft gefactureerd.

5.4 Blijkens de e-mails van 10 september 2014 werd pas begin september 2014 weer gesproken over de gevolgen van de intrekking van de toevoeging. Dat was slechts twee weken voor de inhoudelijke behandeling van de strafzaak ter zitting die was gepland voor 25 september 2014. Pas op 16 september 2014 – slechts negen dagen voor die zitting – is definitief duidelijk geworden dat verweerder zijn werkzaamheden niet zou voortzetten als daar geen betaling door klager tegenover zou staan. Dat heeft geleid tot de afspraak dat verweerder zijn werkzaamheden zou neerleggen, waarbij geen uitstel van de zitting zou worden gevraagd. Klager is vervolgens zonder advocaat op de zitting van de rechtbank verschenen.

5.5 Door aldus te handelen heeft verweerder niet tijdig de voor klager nodige duidelijkheid gecreëerd over de gevolgen van de intrekking en de voorwaarden waaronder hij zijn bijstand zou voortzetten, terwijl daarvoor vanaf oktober 2012 wel ruim de gelegenheid voor was. Verweerder heeft het kennelijk op zijn beloop gelaten. Dat komt voor zijn rekening en risico. Door pas zeer kort voor de zitting de gevolgen van de ingetrokken toevoeging met klager te bespreken en hem voor de keuze te stellen om te betalen voor verdere bijstand door verweerder of een andere advocaat te zoeken, ofwel om zonder advocaat op de zitting te verschijnen, heeft verweerder de belangen van klager veronachtzaamd; zijn procedurele positie werd daarmee geschaad. Het aanbod van verweerder om de rechtbank om uitstel van de zitting te verzoeken heeft deze nadelige gevolgen niet genoegzaam weggenomen. De klacht is gegrond.

5.6 Klager heeft in zijn klachtbrief nog verzocht om de toevoeging die verweerder heeft ontvangen naar hem te sturen, zodat hij deze aan zijn nieuwe advocaat kan geven. In deze procedure kan aan dat verzoek niet worden voldaan, nog daargelaten dat juist is gebleken dat verweerder geen toevoeging voor klager heeft ontvangen omdat deze in 2012 is ingetrokken.

6 MAATREGEL

6.1 De wijze waarop verweerder zijn werkzaamheden heeft neergelegd verhoudt zich niet tot de zorg die de advocaat jegens zijn (voormalige) cliënt in acht behoort te nemen. De raad acht, alles in aanmerking nemende, de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis, N.M.N. Klazinga, G. Kaaij en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. S.H. van den Ende als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 augustus 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 augustus 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3770 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl