ECLI:NL:TACAKN:2015:93 Accountantskamer Zwolle 15/304 en 15/305 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:93
Datum uitspraak: 17-08-2015
Datum publicatie: 17-08-2015
Zaaknummer(s): 15/304 en 15/305 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Klacht niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de zesjaarstermijn dan wel de driejaarstermijn. Het feit dat het nieuwe bestuur van de klagende vennootschappen een ander inzicht heeft dan het vorige bestuur, doet niets af aan de klaagsters toe te dichten wetenschap.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaken met de  nummers 15/304 Wtra AK en 15/305 Wtra AK van 17 augustus 2015 van

X1 METAAL B.V en X2 BEHEER B.V.,

gevestigd te [plaats] [gemeente],

K L A A G S T E R S ,

vertegenwoordigd door hun (indirect) bestuurder [A],

advocaat: mr. A.C. Huisman,

t e g e n

1)    Y1 ,

voorheen accountant-administratieconsulent,

wonende te [woonplaats],

en

2)    Y2 ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E N ,

raadsvrouw: mr. W.K. van den Berg.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-       het op 11 februari 2015 ingekomen klaagschrift, gedateerd 17 december 2014, met bijlagen;

-       het op 13 mei 2015 ingekomen verweerschrift van die datum, met bijlagen.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 29 juni 2015 waar zijn verschenen - aan de zijde van klaagsters - de heer [A], vergezeld van mr. A.C. Huisman, advocaat te Enschede, en [B], controller bij klaagsters, en ‑ aan de zijde van betrokkenen – Y1 en Y2 AA, beiden in persoon en bijgestaan door mr. W.K. van den Berg,  advocaat te Amsterdam.

1.3       Klaagsters en betrokkenen hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en/of toegelicht en doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene Y1 was tot 1 maart 2012 en betrokkene Y2 is openbaar accountant-administratieconsulent. Zij waren beiden tot in februari 2012 verbonden aan het kantoor “Accountants1” te [plaats] (hierna: [Accountants1].

2.2       [Accountants1] heeft jarenlang samenstellingswerkzaamheden voor klaagsters verricht. Bij de jaarrekening 2007 is de samenstellingsverklaring op 10 juli 2008 door betrokkene Y1 afgegeven. Bij de jaarrekening 2008 is de samenstellingsverklaring op 24 september 2009 door betrokkene Y2 afgegeven. Bij de jaarrekening 2009 is de samenstellingsverklaring op 23 april 2010 door betrokkene Y1 afgegeven. Bij de jaarrekening 2010 is de samenstellingsverklaring op 31 maart 2011 door betrokkene Y1 afgegeven; deze jaarrekening werd uitgebracht op 22 november 2011.

2.3       In september 2013 heeft de heer [A] (hierna: [A]) via [A] Holding B.V. de aandelen in klaagster X2 en daarmee in klaagster X1 verworven tegen betaling van € 1,-- en onder afstorting van de pensioenvoorziening van de heer [C], de uittredend aandeelhouder.

2.4       [A] stelt zich na de aandelenovername op het standpunt dat de post ‘onderhanden werk’ jarenlang te hoog is weergegeven in de jaarrekeningen 2008 tot en met 2010. In 2010 bedroeg die post nog € 1.569.767 en in 2011 € 375.562.

3.         De klacht

3.1       Betrokkenen hebben volgens klaagsters gehandeld in strijd met de voor hen geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2       Ten grondslag aan de klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagsters gegeven toelichting, de verwijten:

-       dat de post ‘onderhanden werk’ in de jaarrekeningen 2008 tot en met 2010 telkens te hoog is weergegeven;

-       dat deze post telkens door de accountant zelf werd berekend, zonder achterliggende gegevens en zonder duidelijk te maken welke werkzaamheden ter zake werden verricht en men deze berekening vervolgens door de directeur [C] liet ondertekenen, terwijl die niet wist wat er stond;

-       dat de jaarrekening 2010, ondanks een kritische noot van de opvolgend accountant op 17 november 2011 over de omvang van de post onderhanden werk, op 22 november 2011 is uitgebracht met de datum van 31 maart 2011.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het verweer daartegen overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 51 Wet op de Accountants-administratieconsulenten (oud, hierna: Wet AA),en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen, onderscheidenlijk ten aanzien van zijn beroepsuitoefening, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA respectievelijk de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Betrokkenen hebben een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van de klacht. Daartoe hebben zij doen aanvoeren dat de zesjaarstermijn en/of de driejaarstermijn uit artikel 22, eerste lid, Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) is overschreden. 

4.2.1    In artikel 22, eerste lid, Wtra, zoals dat luidt sinds 1 januari 2014, is bepaald dat de Accountantskamer een klacht niet in behandeling neemt indien tussen het moment van het verweten handelen of nalaten en het moment van indiening van de klacht een periode van zes jaar of meer is verstreken. Ook kan geen klacht meer worden ingediend indien op het moment van indienen van de klacht drie jaren zijn verstreken nadat klager heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren dat het handelen of nalaten in strijd is met het bij of krachtens de Wab bepaalde of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2.2    In dit geval is het klaagschrift ingediend op 11 februari 2015. Voor zover klaagster betrokkenen enig handelen en/of nalaten verwijt inzake de jaarrekening 2007, heeft dat plaatsgehad vóór 11 februari 2009, nu de verklaring bij die jaarrekening is afgegeven op 10 juli 2008. In zoverre strandt de ontvankelijkheid van de klacht op eerdergenoemde zesjaarstermijn. 

4.2.3    Voorts geldt dat in dit geval moet worden aangenomen dat klaagsters (namelijk de respectieve vennootschappen), gelet op de voor hen beschikbare informatie (te weten: hun eigen administratie en hun eigen jaarrekeningen met de door respectieve betrokkenen bijgevoegde samenstellingsverklaringen) steeds en volledig op de hoogte zijn geweest, althans redelijkerwijs op de hoogte hadden kunnen zijn, van de omvang van het werk wat in uitvoering was en wat daarvan als ‘onderhanden werk’ in de financiële administratie was opgenomen en van eventuele verschillen/onjuistheden daarin. Dat klaagsters thans onder het huidige bestuur van [A] alsnog het standpunt innemen dat de eigen administratie niet aansluit bij wat in de jaarrekeningen is vermeld, doet daaraan niet af. Nu die wetenschap, althans de redelijkerwijs bij klaagsters aanwezig te achten wetenschap, (van de inhoud) van de jaarrekeningen 2008 tot en met 2010, de daarbij afgegeven samenstellingsverklaringen en de mate waarin een en ander al dan niet aansluit bij de bedrijfsadministratie van klaagsters dateert van vóór 11 februari 2012 - zijnde meer dan drie jaren voor het indienen van de klacht - is de klacht ook op die onderdelen niet-ontvankelijk vanwege overschrijding van de voormelde driejaarstermijn.

4.3       Op grond van het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht in alle onderdelen niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. R.P. van Eerde en mr. A.L. Goederee, (rechterlijke leden) en A.M.H. Homminga AA en mr. drs. J.B. Backhuijs RA (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kunnen klaagsters en/of betrokkene dan wel de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.