ECLI:NL:TACAKN:2015:72 Accountantskamer Zwolle 15/131 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:72
Datum uitspraak: 26-06-2015
Datum publicatie: 26-06-2015
Zaaknummer(s): 15/131 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie:   Kantoortoetsing. Meer dan 7 jaar na reguliere toetsing voldoet stelsel van kwaliteitsbeheersing van accountantspraktijk nog niet aan de daarvoor geldende normen. Definitieve doorhaling voor een termijn van twee jaar. Omdat het aanzien van het accountantsberoep in het geding is en het maatschappelijk verkeer ernstig risico loopt bij de voortzetting van de accountantswerkzaamheden door betrokkene, wordt de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/131 Wtra AK van 26 juni 2015 van

de KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (Nba) ,

gevestigd te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

raadsvrouwen: mr. M.L. Batting en mr. G.M.C. Neuteboom-Klink,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft  kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 20 januari 2015 ingekomen klaagschrift van 19 januari 2015, met bijlagen;

-        het op 19 februari 2015 ingekomen verweerschrift, met bijlagen.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 20 maart 2015, waar zijn verschenen - aan de zijde van klaagster - haar raadsvrouw mr. G.M.C. Neuteboom-Klink, advocaat te Den Haag, vergezeld van G.J.A.H van der Wielen AA, adviseur van de Raad voor Toezicht, voorheen van de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (hierna: Raad), en - aan de zijde van betrokkene - Y AA in persoon.

1.3       Klaagster en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten onderscheidenlijk toegelicht alsmede doen antwoorden onderscheidenlijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer. Klaagster heeft daarbij een pleitnota doen overleggen.

2.          De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is sinds [datum] - met een korte onderbreking eind 2013 -  ingeschreven in het accountantsregister (van de NOvAA, met ingang van 1 januari 2013: van de Nba) en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent in zijn praktijk “Accountantskantoor [A]” te [plaats].

2.2       Op 28 september 2006 is de praktijk van betrokkene in het kader van de Verordening op de periodieke preventieve toetsing (hierna: VPPT) voor het eerst getoetst. Bij brief van 26 januari 2007 heeft de Raad betrokkene het eindoordeel van de toetsing toegezonden, inhoudende dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de praktijk van betrokkene niet voldoet aan de algemeen aanvaarde normen voor de beroepsuitoefening. Daarbij heeft de Raad betrokkene gewezen op zijn verplichting om op grond van artikel 11, vijfde lid, VPPT een door de Raad goed te keuren verbeterplan in te dienen, waarin diende te worden vermeld binnen welke termijnen, doch uiterlijk binnen twee jaar gerekend vanaf 26 januari 2007, betrokkene het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van zijn praktijk in overeenstemming kon brengen met de hiervoor bedoelde normen. Betrokkene heeft per brief van 13 april 2007 een verbeterplan ingediend en per brief van 23 mei 2007 heeft de Raad betrokkene medegedeeld dat het door hem ingediende verbeterplan was goedgekeurd.

2.3       In verband met - onder meer - een door betrokkene gestelde overname dan wel beëindiging van zijn kantoor en het door betrokkene zich (per 2 oktober 2013) in het register laten doorhalen als accountant-administratieconsulent, is de hertoetsing van de praktijk van betrokkene jarenlang telkens uitgesteld. Toen in januari 2014 bleek dat betrokkene weer in het register als accountant-administratieconsulent was ingeschreven, heeft de Raad betrokkene per brief van 21 januari 2014 medegedeeld dat de hertoetsing van zijn accountantskantoor zal plaatsvinden op 5 maart 2014.

2.4       Op 5 maart 2014 heeft een hertoetsing van de praktijk van betrokkene plaatsgevonden. Het toetsingsteam heeft daarbij twee samenstellingsopdrachten, een beoordelingsopdracht en een (vrijwillige) controleopdracht beoordeeld. Bij brief van 22 mei 2014 heeft de Raad een eindoordeel over de hertoetsing aan betrokkene gezonden. Dat oordeel luidt dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk niet voldeed aan het bepaalde bij en krachten de Wet op het accountantsberoep (Wab).  De Raad heeft betrokkene in die brief tevens meegedeeld dat het bestuur van de Nba zal worden geadviseerd zijn bevindingen in de vorm van een klacht ter kennis van de tuchtrechter te brengen. Het bestuur van de Nba heeft betrokkene per brief van 24 oktober 2014 laten weten te hebben besloten dat advies te volgen

3.         De klacht

3.1       De klacht houdt in het verwijt dat de accountantspraktijk van betrokkene ten tijde van de hertoetsing op 5 maart 2014 niet beschikte over een intern stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor gestelde normen, zoals bedoeld in artikel 3 van de bij de hertoetsing geldende Verordening op de Kwaliteitsbeoordelingen (hierna: VKwb).

3.2       In het bijzonder wordt betrokkene verweten dat sprake is van tekortkomingen bij:

·       de samenstellingsopdrachten, en wel op de onderdelen:  

a)     waarborging fundamentele beginselen;

b)     opdrachtaanvaarding en continuering;

c)     planning

d)     uitvoering en documentatie;

e)     afwerking en rapportering;

·       de beoordelingsopdracht, en wel op de onderdelen:

a)     waarborging fundamentele beginselen;

b)     planning;

c)     uitvoering en documentatie;

d)     afronding en rapportering;

·       de controleopdracht, en wel op de onderdelen:

a)     opdrachtaanvaarding en continuering;

b)     planning;

c)     uitvoering en documentatie.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1       Op grond van artikel 42 van de Wabis de accountant-administratieconsulent ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, is geconstateerd bij de op 5 maart 2014 gehouden hertoetsing van de praktijk van betrokkene en moet daarom worden getoetst aan de sinds 4 januari 2014 vigerende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (hierna: VGBA).

4.3       Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       In artikel 3 van de VKwb is bepaald dat de accountant ervoor zorgt dat de accountantspraktijk waarbij hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden, beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat is afgestemd op de aard, omvang en het belang van de opdrachten en waarmee wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wab. Gelet op deze bepaling kan van betrokkene naar het oordeel van de Accountantskamer worden verlangd dat deze steeds zorgt voor een voldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing.

4.5.1    Klaagster heeft allereerst doen aanvoeren dat het toetsingsteam aan de hand van de oriënterende vragenlijst het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing meer in algemene zin heeft beoordeeld en dat uit die oriënterende vragenlijst de toetsers is gebleken dat de fundamentele beginselen door het accountantskantoor van betrokkene onvoldoende worden gewaarborgd.

4.5.2    De toetsers hebben in hun recapitulatie de volgende tekortkomingen geconstateerd:

a.      De klachtenregeling en klokkenluidersregeling zijn in strijd met de artikelen 27 en 55 van de Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van assuranceopdrachten (hierna: NVAK-ass) niet op de website van het accountantskantoor geplaatst. (oriëntatievragenlijst 2.8, 2.9 en 2.67);

b.     Er wordt niet jaarlijks een schriftelijke bevestiging van onafhankelijkheid aan de medewerkers gevraagd. Dat gebeurde voor het laatst in 2006. Dit is in strijd met artikel 37 van de NVAK-ass (oriëntatievragenlijst 2.14);

c.      De meerderheid van stemmen is niet aantoonbaar in het bezit van de beleidsbepaler(s). Er is sprake van een maatschap tussen twee broers waarvan er één accountant is, die (slechts) mondeling is overeengekomen. Daarmee wordt in strijd gehandeld met artikel 33 van de NVAK-ass (oriëntatievragenlijst 2.18);

d.     Bij gebrek aan een schriftelijke maatschapsovereenkomst is geheimhouding van de maten niet formeel geregeld. Dit is in strijd met het fundamentele beginsel ‘vertrouwelijkheid’ als bedoeld in artikel 2 onder e van de VGBA (oriëntatievragen-lijst 2.29-2.31);

e.      Er worden geen OKB's uitgevoerd en die zijn ook nooit uitgevoerd. Dat is in strijd met art. 18 en 19 NVAK-ass (oriëntatievragenlijst 2.42-2.43);

f.       Er is geen OKB'er aangesteld, hetgeen in strijd is met art. 19 NVAK-ass (oriëntatievragenlijst 2.44);

g.      Het systeem van kwaliteitsbeheersing wordt niet op effectiviteit getoetst. Dat is in strijd met art. 22 NVAK-ass (oriëntatievragenlijst 2.52);

h.      Er is geen intern reviewsysteem. Dit is in strijd met art. 22 NVAK-ass (oriëntatievragenlijst 2.53);

i.       Het stelsel van kwaliteitsbeheersing wordt niet zichtbaar jaarlijks geëvalueerd. Dat is in strijd met art. 22 NVAK-ass (oriëntatievragenlijst 2.55);

j.       De uitkomsten van evaluaties worden niet tenminste jaarlijks met medewerkers gedeeld. Dat is in strijd met art. 24 NVAK-ass (oriëntatievragenlijst 2.57);

k.      De vertrouwelijkheid van de gegevens is niet gewaarborgd na het ophouden van de praktijk, omdat er met de voortzettende broer in de maatschap slechts een mondelinge overeenkomst is. Dat is in strijd met het fundamentele beginsel ‘vertrouwelijkheid’ als bedoeld in artikel 2 onder e van de VGBA (oriëntatievragenlijst 2.70.2).

4.5.3    Betrokkene heeft deze bevindingen van de toetsers niet dan wel onvoldoende betwist. Daarom kan worden vastgesteld dat betrokkene niet heeft voldaan aan eisen op het gebied van objectiviteit, bestuurlijke aspecten, geheimhouding, kwaliteitsbeoordeling, naleving van het stelsel van kwaliteitsbeheersing en integere bedrijfsvoering. Genoemde bevindingen leiden tot het oordeel dat betrokkene op verschillende onderdelen tekortschiet in het waarborgen van fundamentele beginselen zoals neergelegd in de VGBA.

4.6.1    Klaagster heeft voorts doen aanvoeren dat de toetsers bij de hertoetsing eveneens tekortkomingen hebben geconstateerd in het verrichten van de werkzaamheden bij de samenstellingsopdrachten, en wel op de onderdelen ‘waarborging fundamentele beginselen’, ‘opdrachtaanvaarding en continuering’, ‘planning’, ‘uitvoering en documentatie’ en ‘afwerking en rapportering’.

4.6.2    De toetsers hebben, aldus klaagster in een samenvatting van dit klachtonderdeel, naar aanleiding van hun toetsing geconcludeerd dat de werkzaamheden inzake beide samenstellingsopdrachten niet voldoende zijn uitgevoerd. Betrokkene heeft in de uitvoering van deze opdrachten geen enkele aandacht besteed aan de fundamentele beginselen als neergelegd in de VGBA. Hij heeft ten aanzien van de eerste opdracht geen werkprogramma gebruikt, en het werkprogramma bij de tweede opdracht heeft hij onvoldoende ingevuld. Bovendien ontbreekt in beide dossiers een opdrachtbevestiging, evenals een bevestiging van de leiding van de entiteit met betrekking van de juistheid van het financieel overzicht. De betrokkenheid van betrokkene (als tekenend accountant) bij de opdracht blijkt niet uit de dossiers en er heeft geen kwalitatieve analyse van de cijfers plaatsgevonden.

4.6.3    Betrokkene heeft ook deze bevindingen van de toetsers niet dan wel onvoldoende betwist. Gelet hierop en gelet op hetgeen namens klaagster onderbouwd naar voren is gebracht, heeft klaagster naar het oordeel van de Accountantskamer aannemelijk gemaakt dat betrokkene is tekortgeschoten bij het verrichten van de werkzaamheden inzake de samenstellingsopdrachten. De tekortkomingen met betrekking tot de fundamentele beginselen zijn hiervoor onder 4.5.2 reeds opgesomd. Met al deze tekortkomingen heeft betrokkene bepalingen uit de NVCOS 4410 en de Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van aan assurance verwante opdrachten (hierna: NVAK-avv) overtreden en gehandeld in strijd met artikel 3 van de VKwb en de fundamentele beginselen ‘professionaliteit’ en ‘vakbekwaamheid en zorgvuldigheid’ als bedoeld in artikel 2 onder a en d van de VGBA geschonden, hetgeen tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

4.7.1    Klaagster heeft voorts doen aanvoeren dat de toetsers bij de hertoetsing ook tekortkomingen hebben geconstateerd in het verrichten van de werkzaamheden bij de beoordelingsopdracht, en wel op de onderdelen ‘waarborging fundamentele beginselen’, ‘planning’, ‘uitvoering en documentatie’ en ‘afronding en rapportering’.

4.7.2    De toetsers hebben (volgens een door klaagster gegeven samenvatting van dit klachtonderdeel) naar aanleiding van de toetsing van de beoordelingsopdracht, geconcludeerd dat de accountant zijn werkzaamheden niet met de nodige professionele deskundigheid heeft verricht en dat de NVCOS 2400 onvoldoende in acht is genomen. Het dossier was voor de toetsing door de Raad onderworpen geweest aan een review door Extendum. Naar aanleiding van die review is het dossier op verschillende punten aangevuld, voorafgaand aan de hertoetsing van het toetsingsteam. Niettemin hebben de toetsers, ondanks deze aanpassingen, in het dossier op verschillende onderdelen tekortkomingen geconstateerd. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat betrokkene de beoordelingsopdracht heeft uitgevoerd in lijn met de toepasselijke regelgeving en ook is het dossier onvoldoende gedocumenteerd. Er zijn werkstappen afgevinkt, terwijl uit het dossier niet blijkt dat de betreffende werkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd.

4.7.3    Ook deze bevindingen van de toetsers zijn door betrokkene niet dan wel onvoldoende betwist. Gelet hierop en gelet op hetgeen namens klaagster onderbouwd naar voren is gebracht, heeft klaagster naar het oordeel van de Accountantskamer aannemelijk gemaakt dat betrokkene is tekortgeschoten bij het verrichten van de werkzaamheden inzake de beoordelingsopdracht. Betrokkene heeft hiermee gehandeld in strijd met bepalingen uit de NVCOS 2400, met artikel 3 van de VKwb en met de fundamentele beginselen ‘vakbekwaamheid en zorgvuldigheid’ en ‘professionaliteit’. Hij heeft daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

4.8.1    Klaagster heeft ten slotte doen aanvoeren dat de toetsers bij de hertoetsing ook tekortkomingen hebben geconstateerd in het verrichten van de werkzaamheden bij de controleopdracht, en wel op de onderdelen ‘opdrachtaanvaarding en continuering’, ‘planning’ en ‘uitvoering en documentatie’.

4.8.2    In hun recapitulatie hebben de toetsers naar aanleiding van de toetsing van de controleopdracht geconcludeerd dat die controleopdracht onvoldoende is uitgevoerd. Er is niet voldaan aan de doelstellingen met betrekking tot de planning van de werkzaamheden. Zo is er onder meer geen controleopzet gemaakt en zijn de risico's van afwijkingen van materieel belang niet onderkend en ingeschat. Ook ten aanzien van de uitvoering en de evaluatie is betrokkene ernstig in gebreke gebleven, waardoor onvoldoende controle-informatie is verkregen met betrekking tot de geselecteerde posten, terwijl er ook onvoldoende controledocumentatie is. De werkzaamheden zijn, kort gezegd, niet of nauwelijks gepland, onvoldoende uitgevoerd en onvoldoende vastgelegd. De toetsers merken op dat in feite sprake is van een samensteldossier, terwijl wel een controleverklaring is gegeven. 

4.8.3    Deze bevindingen van de toetsers zijn door betrokkene niet dan wel onvoldoende betwist. Gelet hierop en gelet op hetgeen namens klaagster onderbouwd naar voren is gebracht, heeft klaagster naar het oordeel van de Accountantskamer aannemelijk gemaakt dat betrokkene is tekortgeschoten bij het verrichten van de werkzaamheden inzake de controleopdracht. Betrokkene heeft hiermee in strijd gehandeld met toepasselijke bepalingen uit de verschillende NVCOS, met artikel 3 van de VKwb en met de fundamentele beginselen ‘professionaliteit’ en ‘vakbekwaamheid en zorgvuldigheid’ als bedoeld in artikel 2 onder  a en d van de VGBA. Hij heeft daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

4.9       Gezien de aard en de omvang van de hiervoor vastgestelde tekortkomingen, waarvoor betrokkene verantwoordelijk is, moet worden geoordeeld dat de accountantspraktijk van betrokkene niet beschikte over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat als bedoeld in artikel 3 VKwb voldoet aan de gestelde normen, die zijn neergelegd in hiervoor aangehaalde voorschriften en nadere voorschriften van de VGBA en de NVCOS.

4.10     Van omstandigheden die meebrengen dat betrokkene van het niet naleven van de hiervoor vermelde verordeningen en nadere voorschriften geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, is niet gebleken. Het niet naleven van de verordeningen en nadere voorschriften die (onder meer) de kwaliteit van de beroepsuitoefening door de accountants-administratieconsulenten beogen te bewaken, levert naar het oordeel van de Accountantskamer, gelet op het maatschappelijk belang dat met de naleving gemoeid is, een schending op van de voor iedere accountant geldende fundamentele beginselen ‘professionaliteit’ en ‘vakbekwaamheid en zorgvuldigheid’ als bedoeld in artikel 2 sub a en d van de VGBA.

4.11     Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Daarbij houdt zij rekening met de aard en de ernst van de verzuimen van betrokkene en de omstandigheden waaronder deze zich hebben voorgedaan. Betrokkene moet in het bijzonder worden aangerekend dat hij ook nog ten tijde van de hertoetsing - die meer dan zeven jaren na de reguliere toetsing plaatshad - het stelsel van kwaliteitsbeheersing geenszins op orde had. Het verweerschrift komt er in grote lijnen op neer dat betrokkene ná de hertoetsing van 5 maart 2014 allerlei maatregelen heeft genomen en dat een aantal voorschriften uit de NVAK‑ass in het afgelopen jaar wel in acht zijn genomen. Bij de behandeling van de klacht ter zitting heeft betrokkene weliswaar gesteld dat het op zijn kantoor inmiddels beter gaat, maar ook dat hij er niet aan heeft gedacht daarvan bewijsstukken over te leggen. Hij heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat zijn kantoor inmiddels wel beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen. Betrokkene heeft ook niet echt doen blijken dat hij zich voldoende bewust is van het belang dat zijn praktijk beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen en dat hij hier ook daadwerkelijk aan werkt. De Accountantskamer heeft ten slotte meegewogen dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Een en ander overziende acht de Accountantskamer het passend en geboden de in artikel 2, eerste lid, sub e. Wtra bedoelde maatregel van doorhaling op te leggen, waarbij de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op 2 (twee) jaren dient te worden bepaald. Omdat het aanzien van het accountantsberoep in het geding is en het maatschappelijk verkeer ernstig risico loopt bij de voortzetting van accountants-werkzaamheden door betrokkene, is hier sprake van zwaarwegende openbare belangen die ertoe nopen deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Zulks brengt met zich dat de opgelegde doorhaling ingaat twee dagen na de uitvaardiging door de voorzitter van de Accountantskamer van een last tot tenuitvoerlegging van deze uitspraak. Dit wordt niet anders, indien betrokkene in hoger beroep van deze uitspraak komt. Wel kan hij dan het College van Beroep voor het bedrijfsleven ex artikel 48 Wtra verzoeken de tenuitvoerlegging te schorsen.

4.12     Op grond van het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;
  • legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van doorhaling van de inschrijving van de accountant in het registe r als bedoeld in artikel 2, onder e. Wtra, welke maatregel ingaat op de tweede dag volgend op de dag dat de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;
  • bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op 2 (twee) jaren ;
  • verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;

Aldus beslist door mr. M.J. van Lee, voorzitter, mr. E.F. Smeele en J.W. Frieling (rechterlijke leden) en J. Maan AA en P. Mansvelder RA (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kunnen klaagster en/of betrokkenetegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven CBb, (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.

Ingevolge artikel 48 Wtra kan betrokkene, indien hij hoger beroep heeft ingesteld, tevens het CBb verzoeken om de gelaste tenuitvoerlegging te schorsen.