ECLI:NL:TACAKN:2015:57 Accountantskamer Zwolle 15/92 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:57
Datum uitspraak: 18-05-2015
Datum publicatie: 18-05-2015
Zaaknummer(s): 15/92 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie:   In rapportages gebruikt betrokkene bewoordingen als “controleren” en/of “beoordelen” inzake financiële gegevens. Mede gezien hetgeen betrokkene ter zitting heeft verklaard, wordt geconcludeerd dat betrokkene assurance omtrent het in die rapportage aan de orde gestelde heeft gegeven. Voor zijn conclusies en oordelen heeft betrokkene onvoldoende werkzaamheden verricht; de rapportages ontberen een deugdelijke grondslag, terwijl betrokkene ook niet heeft voldaan aan enige standaard inzake inrichting van assurance-rapportages. Ook onvoldoende objectiviteit ter zake zijn opdracht in acht genomen. Een voor de advocaat van zijn cliënt geschreven advies, dat niet bedoeld was om aan de rechter ter kennis te komen, is door die advocaat wel als productie in een civiele procedure overgelegd. Betrokkene  heeft nagelaten in dat advies te vermelden dat zonder zijn instemming dit advies niet aan derden mag worden overgelegd. Voorts had hij er actief voor dienen zorg te dragen dat de rechter alsnog zou worden voorgelicht dat het advies slechts een intern stuk was. Berisping.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/92 Wtra AK van 18 mei 2015 van

            de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

X B.V. ,

gevestigd te [plaats],

vertegenwoordigd door de heer [A],

K L A A G S T E R ,

raadsman: mr. J. Knotter,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. G.P. Wempe.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-       het op 14 januari 2015 ingekomen klaagschrift, met bijlagen;

-       het op 11 februari 2015 ingekomen verweerschrift;

-       een op 31 maart 2015 ingekomen brief van de raadsman van klaagster, met als bijlage een nadere productie bij de klacht;

-       de ter zitting door de raadsman van klaagster, met instemming van betrokkene overgelegde kopie van een brief van 19 december 2014 van de raadsman van betrokkene aan de raadsman van klaagster.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 17 april 2015, waar zijn verschenen ‑ aan de zijde van klaagster ‑ haar bestuurder [A], bijgestaan door mr. J. Knotter, advocaat te Emmen, en ‑ aan de zijde van betrokkene ‑ Y RA in persoon, bijgestaan door mr. G.P. Wempe, advocaat te Drachten.

1.3       Klaagster en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten en/of toegelicht (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Klaagster exploiteert de (winkel)formule X Voordeelshop, die zich richt op de verkoop van [artikelen] aan consumenten. Het kenmerk van X Voordeelshop is een aan consumenten geboden ‘laagste prijsgarantie’.

2.2       Ondernemers die een X Voordeelshop exploiteren doen dat op basis van een samenwerkingsovereenkomst met klaagster. Die samenwerkingsovereenkomst kan worden aangeduid als een franchiseovereenkomst, waarbij klaagster de franchisegever is en de winkelier de franchisenemer.

2.3       Op [datum] is (onder andere) klaagster gedagvaard door dertien (ex‑)franchisenemers (eisers) die zich in die procedure op het standpunt stellen dat klaagster als grootste leverancier van het assortiment niet-marktconforme prijzen in rekening heeft gebracht.

2.4       Nadat in het verleden sprake is geweest van één of meer externe leveranciers, is klaagster vanaf begin 2010 (naast franchisegever ook) de grootste leverancier geworden. Eisers verwijten klaagster dat zij als leverancier gedurende meer jaren voor haar franchisenemers verkoopprijzen heeft gehanteerd die hoger dan marktconform zijn. Klaagster voert in deze procedure gemotiveerd verweer.

2.5       Eisers hebben in de procedure (die aanhangig is bij de Rechtbank [arrondissement], locatie [plaats]) stukken ingebracht die afkomstig zijn van betrokkene, te weten:

-       een uit zes pagina’s bestaande staat, getiteld “Vergelijking inkoopprijzen derden t.o.v. X Partijgroothandel”, op elke pagina voorzien van een stempel en de handtekening van betrokkene;

-       een schriftelijke rapportage van de hand van betrokkene, gedateerd 18 augustus 2014 en getiteld: “Bevindingen beoordeling vergelijkingslijsten inkoopprijzen”;

-       een uit vijf pagina’s bestaande staat, getiteld “Vergelijking inkoopprijzen derden t.o.v. X Partijgroothandel”, voorzien van het opschrift “Totaal inkoop voordeel deelwaarneming 2012”, op elke pagina voorzien van een stempel en de handtekening van betrokkene;

-       een schriftelijke rapportage van de hand van betrokkene, gedateerd 18 augustus 2014 en getiteld: “Bevindingen beoordeling inkoop voordeel deelwaarneming 2012”;

-       een schriftelijke rapportage van de hand van betrokkene, gedateerd 18 augustus 2014 en getiteld: “Beschouwing X Partijgroothandel BV”.

Bij akte eisvermeerdering tevens houdende akte producties van 1 oktober 2014 heeft de advocaat namens eisers nog overgelegd:

-       een zestal facturen, gedateerd 25 augustus 2014, van betrokkene aan de opdrachtgevers voor “beoordelingswerkzaamheden conform opdrachtbevestiging”;

-       een uit anderhalve pagina bestaande staat, getiteld “Vergelijking inkoopprijzen derden t.o.v. X Partijgroothandel”, op beide bladzijden voorzien van een stempel en de handtekening van betrokkene;

-       een schriftelijke rapportage van betrokkene, gedateerd 26 september 2014, en getiteld: “Bevindingen beoordeling vergelijkingslijsten inkoopprijzen”;

-       een schriftelijke rapportage van betrokkene, gedateerd 26 september 2014, en getiteld: “Bevindingen beoordeling gerealiseerde brutomarges”.  

2.6       Klaagster heeft bij brief d.d. 5 november 2014 van haar advocaat aan betrokkene laten weten dat hij met de door hem geproduceerde stukken de op hem rustende beroepsregels heeft geschonden en opgeroepen zijn stukken in te trekken. Deze brief is per brief van 19 december 2014 van de advocaat van betrokkene aan de advocaat van klaagster beantwoord met de mededelingen ‑ onder meer ‑ dat het te ver gaat om de bevindingen terug te trekken, zo dat al mogelijk ware, en dat de beschouwingen een zinvolle toelichting op de bevindingen blijven en dat ook hier geldt dat het niet aan betrokkene is om deze in te trekken.

3.         De klacht

3.1       Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2       Ten grondslag aan de klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagster gegeven toelichting, bezwaren tegen de hiervoor bij 2.5 vermelde schriftelijke rapportages van de hand van betrokkene, te weten:

-       de “Bevindingen Beoordeling Vergelijkingslijsten Inkoopprijzen” van 18 augustus 2014;

-       de “Bevindingen Beoordeling Inkoopvoordeel Deelwaarneming 2012” van 18 augustus 2014;

-       de “Beschouwing X Partijgroothandel BV” van 18 augustus 2014;

-       de “Bevindingen Beoordeling Vergelijkingslijsten Inkoopprijzen” van 26 september 2014;

-       de “Bevindingen Beoordeling Gerealiseerde Brutomarges” van 26 september 2014.

3.3       Volgens klaagster is betrokkene in zijn werkzaamheden als accountant ernstig tekortgeschoten, zowel ten aanzien van elk van die stukken afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang beschouwd. De fundamentele beginselen van professionaliteit, objectiviteit, vakbekwaamheid en zorgvuldigheid zijn door betrokkene niet in acht genomen bij het produceren van deze stukken. Dat klemt temeer nu betrokkene zich ervan bewust was of had moeten zijn dat deze stukken gebruikt (konden) worden in de gerechtelijke procedure (welk risico zich ook heeft verwezenlijkt). Met zijn handelwijze heeft betrokkene de objectieve waarheidsvinding belemmerd en wel als volgt.

a)     Door de indruk te wekken dat hij een assurance-rapport presenteert terwijl het dat niet is, of door een assurance-rapport te presenteren dat niet aan de elementaire vereisten voldoet, heeft betrokkene niet professioneel gehandeld. Zijn handelwijze heeft het accountantsberoep (mogelijk) in diskrediet gebracht.

b)    Betrokkene heeft zich bij zijn stukken (uitsluitend) laten leiden door de wens van zijn opdrachtgevers, zonder dat hij zelf enig onderzoek heeft verricht dan wel een voldoende kritische opstelling heeft getoond. Aan de vereiste objectiviteit is zodoende niet voldaan.

c)     De beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid zijn door betrokkene geschonden door niet (duidelijk) de relevante wet- en regelgeving toe te passen en door grondig en nauwgezet onderzoek achterwege te laten. Betrokkenes onderzoek is niet gebaseerd op een deugdelijke grondslag.

d)    Gelet op zijn conclusies, in het bijzonder in de “Beschouwing X Partijgroothandel BV” van 18 augustus 2014, heeft betrokkene kennelijk een persoonsgericht onderzoek verricht. Dat onderzoek is niet uitgevoerd volgens de regelen der kunst zoals omschreven in de Praktijkhandreiking Persoonsgerichte Onderzoeken. Betrokkene heeft klaagster niet over zijn persoonsgerichte onderzoek geïnformeerd, geen hoor en wederhoor toegepast en voor de conclusies van betrokkene ontbreekt een deugdelijke grondslag.

e)     Ook nadat klaagster betrokkene heeft gewezen op de schending van de geldende tuchtrechtelijke normen, heeft betrokkene nagelaten daarop adequate actie te ondernemen, terwijl in eerste instantie die bedreigingen voor schending van fundamentele beginselen al voorzienbaar waren zonder dat betrokkene daarvoor toereikende maatregelen heeft genomen.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de registeraccountant ten aanzien van zijn beroepsuitoefening, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, had plaats ná 4 januari 2014 en moet daarom worden getoetst aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.3       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       Tegen de klacht in het algemeen is door betrokkene ‑ onder meer ‑ het volgende ingebracht.

Conform de opdracht zijn de te toetsen overzichten gecontroleerd aan de hand van de door opdrachtgevers beschikbaar gestelde gegevens. Voor de prijzenvergelijkingslijsten betekende dit een toetsing van de genoteerde prijzen aan de hand van bestellijsten van klaagster en van de boekhouding van opdrachtgevers. Voor het berekende inkoopvoordeel bij opdrachtgever [B] gold hetzelfde. Voor de toetsing van de gerealiseerde brutomarges betekende dit dat de jaarrekeningen nagegaan zijn. Omdat van de [C] winkels de jaarrekeningen nog niet gereed waren, zijn onderliggende boekhoudkundige stukken geraadpleegd voor de uitvoering van de opdracht.

In de rapportages is steeds uitdrukkelijk vermeld dat er sprake is van een deelwaarneming. Het betrof steeds een beoordeling van door de opdrachtgevers aangereikte gegevens.

De bevindingen zijn tezamen met de te controleren en geparafeerde overzichten aan de advocate van opdrachtgevers verzonden.

Met de opdracht om het aangeleverde cijferwerk te controleren werd bereikt dat niet alle onderliggende informatie hoefde te worden overgelegd. Dit zou tot buitengewoon omvangrijke en tijdrovende processtukken leiden. Bovendien waren onderliggende gegevens vertrouwelijk. In het bijzonder gold dit laatste voor de berekening van de brutomarges. (…)

Ten aanzien van de bevindingen wordt in het algemeen betwist dat tuchtrechtelijke normschendingen hebben plaats gevonden. Het onderzoeksobject is steeds helder afgebakend. Duidelijk is aangegeven welke controlerende werkzaamheden zijn verricht en zekerheids- en volledigheidshalve wordt steeds opgemerkt dat er sprake is van deelwaarnemingen. Ook wordt uitgelegd waarom het deelwaarnemingen betreft, namelijk vanwege door opdrachtgevers aangereikte gegevens die nagelopen dienden te worden. Over de bevindingen kan mitsdien geen enkel misverstand bestaan. Dus ook niet bij een rechter. (…)

Aan betrokkene is voorts opgedragen op boekhoudkundig gebied te adviseren omtrent de conclusie van antwoord en de op te stellen conclusie van repliek. Hij heeft dit gedaan in de vorm van de reeds bij klacht overgelegde “Beschouwing X Partijgroothandel BV” Betrokkene heeft aldus de advocate van opdrachtgevers geadviseerd. Betrokkene ging er steeds vanuit dat zijn advisering van nut zou zijn bij de op te stellen conclusie van repliek en daarin verwerkt zou worden. Daags voordat de conclusie van repliek moest worden ingediend, heeft echter de advocate de strategie gewijzigd en ervoor gekozen om niet zozeer de beschouwing in haar repliek op te nemen, maar deze over te leggen en ernaar te verwijzen. Betrokkene heeft zich toen onvoldoende de gevolgen hiervan gerealiseerd. Als advies aan de advocate was de beschouwing adviserend van aard. Overgelegd als processtuk met als titel “Beschouwing X Partijgroothandel BV”, ontbrak deze adviserende strekking en kreeg de beschouwing een objectievere uitstraling dan was beoogd. Betrokkene betreurt dit.

Van belang is dat de rechter een juiste indruk van de beschouwing krijgt. Aan de advocaat van klaagster is om die reden uitdrukkelijk aangegeven dat het om een advies aan de advocaat van opdrachtgevers ging, waarmee deze advocaat in staat werd gesteld om de rechter over deze beperkte strekking van de beschouwing te informeren, hetgeen uiteraard in het belang van klaagster was. Ook de advocate aan wie geadviseerd werd, is gewezen op de van kleur verschoten beschouwing. (…)

Klager nu valt met name over de opmerking: "ook indien de brutomarges bij de discussie worden betrokken, concludeer ik op basis van de mij ter beschikking gestelde stukken: ofwel de X Partijgroothandel B.V. is niet in staat geweest om minimaal marktconforme inkoopprijzen te realiseren en had de franchisenemers moeten doorverwijzen naar andere leveranciers, dan wel de Partijgroothandel heeft de inkoopprijzen dusdanig verhoogd dat de winsten zijn verschoven van de franchisenemers naar de franchiseorganisatie".

Klager maakt zich hier druk over, maar stelt niet dat deze bewering onjuist zou zijn of dat er nog een derde mogelijkheid zou zijn. Deze is er logischerwijze ook niet. Wanneer de franchiseorganisatie voor de door de franchisenemers af te nemen producten gezien de markt te hoge prijzen rekent, heeft zij ofwel niet goed ingekocht ofwel is de opslag van de franchisegever te hoog. De objectiviteit wordt geen geweld aangedaan met deze opmerking. Ook anderszins blijkt niet van onvoldoende objectiviteit in dit advies aan één van de partijen in een juridisch geschil.

4.5       De Accountantskamer overweegt aangaande de door betrokkene afgegeven in de klacht bedoelde (en bij 3.2 genoemde) rapportages het volgende.

4.5.1    Blijkens de door betrokkene gekozen bewoordingen in die rapportages, waarin sprake is van  “controleren” en/of “beoordelen” van financiële gegevens, alsmede naar aanleiding van hetgeen hierover door betrokkene - al dan niet ter zitting - is medegedeeld, te weten dat hij - reeds omdat hij accountant is - met deze rapportages enige zekerheid gaf,  gaat het in al deze rapportages om het door betrokkene als registeraccountant geven van assurance omtrent het daarin aan de orde gestelde. Aan rapportages, afgegeven met het doel assurance te verschaffen, worden evenwel zwaardere eisen gesteld dan die, waaraan betrokkene bij het vervaardigen van de onderhavige rapportages kennelijk heeft gemeend te moeten voldoen. Nog daargelaten de vraag of betrokkene de onderhavige opdracht wel heeft kunnen aannemen en al eveneens daargelaten het gegeven dat betrokkene niet heeft voldaan aan enige standaard inzake de inrichting van assurance-rapportages, moet in elk geval worden geconstateerd dat betrokkene onvoldoende werkzaamheden ten grondslag heeft gelegd aan de oordelen en conclusies waartoe hij in de onderscheidenlijke rapportages is gekomen en dat deze daarom deugdelijke grondslag ontberen.

4.5.2    Betrokkene heeft onvoldoende benadrukt dat zijn rapportages slechts betrekking hebben op hem door zijn opdrachtgevers ter beschikking gestelde gegevens, waarvan door hem ook erkend is, dat deze niet-representatief zijn. Dit zou kunnen leiden tot het op het verkeerde been zetten van de gebruiker ervan, die de daarin opgenomen - immers door een accountant getrokken - conclusies als geldig zou kunnen opvatten. Betrokkene heeft in zijn “Beschouwing X Partijgroothandel BV” van 18 augustus 2014” - onder meer - vermeld:

(onderaan de tweede en bovenaan de derde pagina)

“Op basis van het aan mij ter beschikking gestelde cijfermateriaal kom ik tot de conclusie dat de X formule leidt tot hogere omzetten. De franchisefee die moet worden afgedragen door de franchisenemers is daarom te verantwoorden. De formule had echter ook moeten leiden tot hogere marges door de gezamenlijke inkoop. In ieder geval hogere netto marges.

Indien de deelwaarneming als representatief worden beschouwd dan kan op basis van de vergelijkingslijsten geconcludeerd worden dat een zelfstandige winkel 47% lagere inkoopprijzen kan realiseren zonder extra kosten voor opslag, financiering en transport. Dit verschil moet door de franchisenemers dan terug verdiend worden door minder tijd te besteden aan de inkoopactiviteiten. Dus lagere loonkosten. Het inkoopverschil lijkt daarvoor te groot.

Op het eerste oog zijn daarvoor slechts twee mogelijke verklaringen te geven: Ofwel X Partijgroothandel BV is niet in staat geweest om minimaal marktconforme inkoopprijzen te realiseren en had de franchisenemers moeten doorverwijzen naar andere leveranciers, dan wel de Partijgroothandel heeft de inkoopprijzen dusdanig verhoogd dat de winsten zijn verschoven van de franchisenemers naar de franchiseorganisatie.”

(onderaan de derde en bovenaan de vierde pagina)

“De conclusie is gerechtvaardigd dat de X formule leidt tot hogere omzetten. De franchisefee die moet worden afgedragen aan de organisatie is te verantwoorden. De formule had echter ook moeten leiden tot hogere marges door de gezamenlijke inkoop. Op basis van de vergelijkinglijsten kan worden geconcludeerd dat zelfs een zelfstandige winkel ruim 43% lagere inkoopprijzen kan behalen zonder kosten voor opslag, financiering en transport. Ook indien de brutomarges bij de discussie worden betrokken concludeer ik op basis van de mij ter beschikking gestelde stukken: Ofwel de X Partijgroothandel BV is niet in staat geweest om minimaal marktconforme inkoopprijzen te realiseren en had de franchisenemers moeten doorverwijzen naar andere leveranciers, dan wel de Partijgroothandel heeft de prijzen dusdanig verhoogd dat de winsten zijn verschoven van de franchisenemers naar de franchiseorganisatie.” 

Betrokkene heeft daarbij echter nagelaten transparant te zijn en duidelijk te vermelden dat zijn conclusies om de hiervoor genoemde redenen geenszins konden bijdragen aan het doel van zijn cliënt, te weten het bij de rechter aantonen dat klaagster als leverancier gedurende meer jaren voor haar franchisenemers verkoopprijzen heeft gehanteerd die hoger dan marktconform zijn. Dit nalaten is in strijd met het bepaalde in artikel 15 van de VGBA: “De accountant maakt, indien daartoe aanleiding bestaat, de gebruikers van zijn professionele diensten attent op de beperkingen die inherent aan zijn diensten zijn.” en levert aldus op een schending van het fundamentele beginsel ‘vakbekwaamheid en zorgvuldigheid’ als bedoeld in artikel 2 onder d van de VGBA.

4.5.3    In strijd met dit zelfde beginsel is het dat betrokkene in de hiervoor bij 4.5.2 als eerste geciteerde conclusie heeft vermeld: “Indien de deelwaarneming als representatief (de Accountantskamer begrijpt: ‘kan’ of ‘moet’) worden beschouwd”, terwijl hij wist dat dit niet kon, laat staan moet, omdat de deelwaarneming op niet representatieve, door zijn opdrachtgevers verstrekte gegevens was gebaseerd en daarom geenszins kon worden uitgesloten dat die gegevens zelfs selectief waren verzameld.

4.5.4    Mede op grond van de eigen verklaring van betrokkene ter zitting dat hij, toen zijn opdrachtgevers bij hem kwamen om zijn diensten in te roepen, de indruk had dat dezen als David tegen Goliath streden en hulp nodig hadden, is aannemelijk geworden dat betrokkene zich ook te veel heeft laten leiden door de wensen van zijn opdrachtgevers en onvoldoende afstand van zijn cliënten heeft gehouden. Met het aanvaarden van de onderhavige opdracht heeft hij dan ook het fundamentele beginsel ‘objectiviteit’ als bedoeld in artikel 2 onder c van de VGBA geschonden.

4.5.5    Het door en namens betrokkene gevoerde verweer kan aan het vorenstaande niet afdoen en de klachtonderdelen a), b) en c) moeten in zoverre dan ook gegrond worden geacht.

4.6       In klachtonderdeel d) wordt betrokkene - kort gezegd - verweten dat hij, gelet op zijn conclusies in het bijzonder in de “Beschouwing X Partijgroothandel BV” van 18 augustus 2014, kennelijk een persoonsgericht onderzoek heeft verricht, dat niet is uitgevoerd volgens de regelen der kunst. De Accountantskamer vermag echter niet in te zien op grond van welke kenmerken het onderzoek van betrokkene als ‘persoonsgericht’ zou kunnen of moeten worden aangemerkt, zodat klachtonderdeel d) reeds daarom ongegrond moet worden verklaard.

4.7.1    Klachtonderdeel e), houdt in dat betrokkene, ook nadat klaagster hem had gewezen op de schending van de geldende tuchtrechtelijke normen, heeft nagelaten daarop adequate actie te ondernemen, terwijl in eerste instantie die bedreigingen voor schending van fundamentele beginselen al voorzienbaar waren zonder dat betrokkene daarvoor toereikende maatregelen heeft genomen.

4.7.2    Dienaangaande heeft betrokkene - onder meer en zakelijk weergegeven - gesteld:

-       dat het tweede deel van zijn oorspronkelijke opdracht volgens de opdrachtbevestiging was het nakijken van de conclusie van antwoord van de tegenpartij op boekhoudkundig gebied, het nakijken van de conclusie van repliek op boekhoudkundig gebied en het begeleiden bij het opstellen van een reactie op het gebied van boekhoudkundige discussies;

-       dat het duidelijk is wat zijn werkzaamheden op dit onderdeel van de opdracht zijn geweest, te weten het adviseren en bijstaan van zijn cliënten.

Betrokkene heeft voorts gesteld dat hij betreurt dat de advocaat van zijn cliënten zijn beschouwing van 18 augustus 2014 op enig moment heeft “gepromoveerd van adviesbrief tot een processtuk” en dat hij het zichzelf aanrekent dit niet te hebben onderkend en geen maatregelen heeft genomen om dit te voorkomen.

4.7.3    De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene zich dit terecht aanrekent. Van hem had immers mogen worden verwacht dat hij uit zorgvuldigheidsoverwegingen in zijn ‑ voor de raadsvrouw van zijn cliënten bedoelde – beschouwingen van 18 augustus 2014 duidelijk had opgenomen dat deze niet naar buiten mochten worden gebracht. En toen bleek dat dit wel was gebeurd en dat deze rapportage zelfs als processtuk bij de rechter terecht was gekomen, had hij moeten ingrijpen door hetzij die raadsvrouw een brief te sturen om aan de rechter over te leggen, en bij gebrek aan adequate medewerking van die raadsvrouw door zelf al dan niet rechtstreeks, of via een brief aan de raadslieden van beide partijen, de rechter te informeren over het feit dat deze rapportage abusievelijk tot processtuk was gepromoveerd. Er dreigde immers verkeerde voorlichting van de rechter, omdat in het via de advocaat aan de rechter voorgelegde stuk van betrokkene niet de aan dat stuk klevende beperkingen waren opgenomen. Door zowel het een als het ander achterwege te laten heeft betrokkene in een geval waarin de betrokkenheid van de accountant bij bepaalde informatie door een ander onjuist wordt voorgesteld, geen redelijkerwijs te nemen maatregel getroffen om zijn werkelijke betrokkenheid aan de beoogde gebruiker van de informatie kenbaar te maken (art. 10 VGBA). Dit levert op een schending van het fundamentele beginsel ‘integriteit’ als bedoeld in artikel 2 onder b van de VGBA en klachtonderdeel e) moet in zoverre gegrond worden verklaard.

4.8        In geval van een (al dan niet gedeeltelijk) gegronde klacht kan de Accountantskamer beslissen een tuchtrechtelijke maatregel op te leggen. Daarbij houdt zij rekening met de aard en de ernst van de verzuimen van de betrokkene en de omstandigheden waaronder deze zich hebben voorgedaan. De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van berisping passend en geboden. Daarbij is in aanmerking genomen dat uit alles blijkt dat betrokkene zich met onvoldoende deskundigheid en zorgvuldigheid, en met gebrek aan de vereiste objectiviteit en integriteit, heeft gekweten van zijn taak in de onderhavige zaak, zijnde het uitvoeren van een assurance-opdracht, die hij overigens - mede gelet op zijn eigen betoog ter zitting - niet had moeten aanvaarden. De Accountantskamer heeft er voorts mede op gelet dat betrokkene nog steeds niet helemaal lijkt te begrijpen dat de inhoud van zijn “beschouwing” de toets van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid niet kan doorstaan. Anderzijds is meegewogen dat betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

4.9        Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht in de onderdelen a), b), c) en e) gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·       legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van berisping;

·       verklaart de klacht in onderdeel d) ongegrond;

·       verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;

·       verstaat dat betrokkene, op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra het door klaagster betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan haar vergoedt.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. W.M. de Vries en mr. A.D.R.M. Boumans (rechterlijke leden) en J. Maan AA en drs. R.G. Bosman RA (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kunnen klager en/of betrokkene dan wel de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.