ECLI:NL:TACAKN:2015:36 Accountantskamer Zwolle 14/1446 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:36
Datum uitspraak: 06-03-2015
Datum publicatie: 06-03-2015
Zaaknummer(s): 14/1446 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Betrokkene is niet aansprakelijk voor advisering door aan hetzelfde kantoor verbonden fiscalist en ingeschakelde notaris, die ieder onder een eigen tuchtrecht vallen. Verwerking van beleggingsverliezen, welke de ene bestuurder/aandeelhouder/echtgenote zonder geldig bestuursbesluit of kennis van de andere bestuurder/aandeelhouder/echtgenoot gefinancierd heeft met opname van exorbitante bedragen, door boeking als schuld in rekening-courant van de bestuurder/echtgenote is door betrokkene in de jaarrekening zorgvuldig voorbereid en toegelicht.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 14/1446 Wtra AK van 6 maart 2015 van

X ,

wonende te [plaats],

K L A A G S T E R ,  

raadsman: mr. M. Moszkowicz,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. A.C. van Campen.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 19 juni 2014 ingekomen klaagschrift van 18 juni 2014 met bijlagen;

-        het op 24 september 2014 ingekomen verweerschrift van die datum met bijlagen;

-        de op 31 oktober 2014 ingekomen brief van klaagster van 30 oktober 2014 met aanvullende bijlagen.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 14 november 2014 waar zijn verschenen: klaagster in persoon, bijgestaan door mr. H. Kashefi Majd, kantoorgenoot van haar raadsman, en betrokkene in persoon, bijgestaan door mr. A.C. van Campen en mr. A.H.P. van Hulten, advocaten te Amsterdam.

1.3       Klaagster en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en toegelicht respectievelijk doen antwoorden en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Klaagster voerde samen met haar (voormalige) echtgenoot [A] (hierna: [A]) de vennootschap onder firma genaamd V.O.F. [B] (hierna: de V.O.F.). Deze vennootschap importeerde communicatiesystemen vanuit de Verenigde Staten en verhandelde deze systemen in onder meer Europa en Azië.

2.2       Betrokkene is als openbaar accountant verbonden aan accountantskantoor [C] accountants en belastingadviseurs B.V. te [plaats] (hierna: [C]) en heeft  werkzaamheden ten behoeve van klaagster, [A] en de V.O.F. verricht. Deze bestonden uit het verzorgen van de aangifte omzetbelasting van de V.O.F., samenstellen van de jaarrekening, verzorgen van de privé-aangiften inkomstenbelasting van de vennoten en verwerken van de administratie, die klaagster bijhield.

2.3       [C] heeft in 2004 voorbereidingen getroffen om de in de vorm van de V.O.F. gedreven onderneming in te brengen in een besloten vennootschap. Begin februari 2005 zijn de fiscale aspecten van de inbreng aan de belastingdienst voorgelegd op basis van een aandelenverhouding van 40% voor klaagster en 60% voor [A].

2.4       Nadat klaagster en [A] hadden besloten om de ondernemingsstructuur van de V.O.F. te wijzigen en om te zetten naar een besloten vennootschap, hebben zij hun onderneming ondergebracht bij [D]-accountants die de oprichting van de besloten vennootschap in [A] Holding B.V. (hierna: [A] Holding) met twee daaronder vallende werkmaatschappijen, [E] Communications B.V. (hierna: [E]) en [F] B.V., volledig heeft begeleid. De aandelen in de holding werden op advies van [D] verdeeld in de verhouding 50% voor klaagster en 50% voor [A]. Alle accountancywerkzaamheden zijn toen bij [D] ondergebracht.

2.5       Op 31 augustus 2007 heeft drs. [G] FB (hierna: [G]) van [C] ten behoeve van zijn (voormalige) cliënt [A] een beschikking van de belastingdienst ontvangen waarbij de (fiscale) verkrijgingsprijs van diens aandelen in [A] Holding door inbreng van zijn aandeel in de V.O.F. per 1 januari 2004 is vastgesteld op € 205.000,-. Voor zijn (voormalige) cliënte [X]/klaagster is bij beschikking van dezelfde datum de verkrijgingsprijs van de door haar verkregen aandelen in de vennootschap door inbreng van haar aandeel in de V.O.F. vastgesteld op € 125.000,-.

2.6       [C] heeft (wederom) in augustus 2007 opdracht bekomen om de jaarrekeningen 2006 van de vennootschappen van klaagster en [A] samen te stellen. [D] bleef de aangiften inkomstenbelasting verzorgen en tot en met 2012 de loonadministratie van de vennootschappen van klaagster en [A]. Assistent-accountant [H] (hierna: [H]) onderhield namens [C] de contacten en betrokkene heeft vervolgens  samenstellingsverklaringen afgegeven voor de jaarrekeningen van de vennootschappen over de boekjaren 2006, 2007 en 2008.

2.7       Klaagster en [A] hebben in 2008 gezamenlijk een cliëntenovereenkomst gesloten met Binck Bank ten behoeve van het doen van beleggingen (door klaagster). In juni 2010 heeft klaagster een dergelijke overeenkomt gesloten met Today’s Brokers. Voor de beleggingen werden de overtollige liquide middelen van voornamelijk [A] in privé aangewend. De privé-opnames werden verwerkt in de ongesplitste rekening-courant directie en op die wijze verantwoord in de jaarrekening over 2008.

2.8       In de periode van 17 januari 2011 tot 21 maart 2011 heeft [H] bij klaagster herhaaldelijk aangedrongen op informatie voor de werkzaamheden ten behoeve van de jaarcijfers 2009 en de deponering daarvan. De verzochte informatie bleef steeds uit.

2.9       In 2009 en 2010 is sprake geweest van fors negatieve beleggingsresultaten. In maart 2011, toen [A] zich ging bemoeien met het aanleveren van informatie aan [H], heeft klaagster de slechte beleggingsresultaten aan [A], die daarvan door klaagster uit angst en schaamte niet eerder op de hoogte was gesteld, medegedeeld.

2.10     [A] heeft op 22 maart 2011 met [H] een bespreking gehad in verband met onttrekkingen door klaagster van grote sommen geld aan de vennootschap die zij via onder meer Binck Bank en Interactive Brokers had verloren op de optiebeurs.

2.11     [H] heeft op enig moment voor de oplossing van de financiële problemen waarin de onderneming was geraakt, voorgesteld om de agioreserve aan te wenden door middel van inkoop van aandelen en er is voorts gesproken over de mogelijkheid van een dividenduitkering aan het einde van het jaar. Per e-mail van 28 juli 2011 heeft klaagster, met het oog op het laten vrijvallen van agio, [I] van [D] gevraagd of [D] een brief van de belastingdienst in zijn bezit had aangaande de verkrijgingsprijs van de aandelen bij de oprichting van [A] Holding en [E].

2.12     Fiscalist [G] heeft klaagster en [A] per e-mail van 6 oktober 2011, met afschrift aan [H], als volgt uitgelegd hoe de van de belastingdienst verkregen beschikking van 31 augustus 2007, zou kunnen worden ingepast in de aanwending van de agioreserve.

Op verzoek van [H] informeer ik u hierbij als volgt over de verkrijgingsprijs van de aandelen in [A] Holding BV. Goed en slecht nieuws.

Verkrijgingsprijs inbreng

Het slechte nieuws. Uit de brief van [D] die zij naar de fiscus hebben verstuurd, blijkt hoe de VOF is ingebracht in de BV. Anders dan ons voorstel, hebben zij commercieel goodwill ingebracht. Deze goodwill is fiscaal niet erkend (geruisloze inbreng) en telt niet mee voor de verkrijgingsprijs. Tevens hebben zij 90% van de liquide middelen privé gehouden. Deze liquide middelen (€ 291.840) zijn dus niet ingebracht in de BV en verminderen daardoor de verkrijgingsprijs (logisch, want het bedrag is al buiten de inbreng gehouden).

O.b.v. de brief van [D] en de verwerkingen in de jaarrekening, heb ik de verkrijgingsprijs voor u beide kunnen herrekenen op negatief € 30.320. Zie bijlage. Het bedrag van agio in de jaarrekening (€ 401.400) is te verklaren door de goodwill die is geboekt en fiscaal dus niet wordt erkend maar commercieel wel, zie ook de bijlage.

Hieruit blijkt dat het agio fiscaal niet erkend is. De verkrijgingsprijs zou dus geen € 401.400 bedragen, maar € 30.320 negatief p.p. Inkoop van aandelen zou derhalve per definitie tot 25% box 2 heffing leiden.

Beschikkingen belastingdienst

Echter heb ik overlegd met de fiscus. Oorspronkelijk stond in hun systeem geen verkrijgingsprijs geregistreerd. Zoals bekend hebben wij in 2007 echter beschikkingen ontvangen met een verkrijgingsprijs voor de heer [A] van € 205.000 en voor mevrouw [X] van € 105.000 [ de Accountantskamer leest: € 125.000] (totaal € 330.000). Deze zijn kennelijk gebaseerd op onze oorspronkelijke berekeningen. De beschikkingen die destijds naar ons zijn verzonden zijn inmiddels bij de fiscus boven water en staan bij hen in het systeem geregistreerd. Dus de bij de fiscus bekend staande verkrijgingsprijs bedraagt totaal € 330.000! Omdat de verkrijgingsprijs € 60.000 negatief zou moeten bedragen is dit een belastingvoordeel van ongeveer € 100.000 (25%).

Het heeft m.i. geen zin om met de fiscus een verkrijgingsprijs van € 401.400 af te stemmen, omdat de onderbouwing niet aan te leveren is. Daar zullen we wel om vragen. Wel kan m.i. € 330.000 worden ingekocht zonder verdere afstemming met de fiscus. Dit bedrag staat immers bij hen geregistreerd.

Voortgang traject

Graag hoor ik of het de bedoeling is om het traject verder in gang te zetten o.b.v. een verkrijgingsprijs van € 330.000. Zo ja, is het de bedoeling dat dit via notaris [J] loopt?

Dividend/agio [E]

Verder is het van belang dat het agio bij [E] Communications BV € 506.608 bedraagt. Dit kan simpel worden verminderd door het doen van een dividenduitkering door [E] t.l.v. de agioreserve. Hiermee kan de rekening courant schuld van [A] Holding BV aan [E] worden verminderd. Omdat de schuld van [A] Holding BV ultimo 2010 echter ongeveer € 1 miljoen bedraagt, heeft het onze voorkeur indien [E] totaal € 1.000.000 uitkeert aan [A] Holding BV. De onderlinge schuld wordt daarmee geminimaliseerd. Omdat het een dividenduitkering tussen BV’s betreft, is geen belasting verschuldigd.

2.13     Per e-mail van 11 oktober 2011, met afschrift aan [H], heeft [G] klaagster en [A] laten weten dat hij inzake de voorgenomen omzetting van een gedeelte van de agioreserve in [A] Holding in aandelen, en de daarop volgende kapitaalvermindering contact heeft gehad met een notaris en heeft hij de door deze notaris te dier zake opgestelde offerte aan hen verstrekt.

2.14     Per e-mail van 19 oktober 2011 heeft de notaris klaagster en [A], met afschrift aan [H] en [G], de voor de omzetting benodigde notariële documenten gezonden. De notaris heeft daarbij uitleg gegeven en de vervolgstappen uiteengezet. Hij heeft hen verzocht de gezonden documenten te bestuderen, eventuele vragen en/of opmerkingen terug te koppelen en verzocht bij akkoordbevinding, stukken ondertekend te retourneren.

2.15     Op 20 oktober 2011 hebben klaagster en [A] een aandeelhoudersbesluit  genomen tot uitgifte van 2.050 aandelen in het kapitaal van [A] Holding aan [A] en 1.250 aandelen in dat kapitaal aan klaagster en ten behoeve van de aanvaarding daarvan en het doen verlijden van de daartoe strekkende notariële akte volmacht verstrekt aan het notariskantoor.

2.16     Hierna zijn de aandelen bij notariële akte van 20 oktober 2011 uitgegeven en heeft de daarvoor benodigde statutenwijziging plaatsgevonden. De aandelenverhouding wijzigde van elk de helft naar 61,5% voor [A] en 38,5% voor klaagster. Vervolgens heeft een statutenwijziging plaatsgevonden waardoor de kapitaalvermindering plaatsvond en de nominale waarde van de aandelen werd verlaagd (van € 100,-) tot € 5,20 per aandeel. Op 30 december 2011 heeft een dividenduitkering door [A] Holding plaats gevonden van € 1 miljoen.

2.17     Tijdens een bespreking op 6 november 2012 met [H] heeft klaagster hem laten weten dat zij en [A] gingen scheiden en dat zij per 4 oktober 2012 haar werkzaamheden had gestaakt voor de onderneming. Met het oog op de aanstaande echtscheidingsprocedure en daarvoor noodzakelijke waardering van de onderneming voor beide echtelieden heeft betrokkene bij het samenstellen van de jaarrekening 2011 onderscheid gemaakt tussen de echtelieden dat zichtbaar werd in de individuele rekening-courant verhoudingen met de vennootschap. [A] had een vordering ten bedrage van

€ 414.780 op de vennootschap en klaagster een schuld ten bedrage van € 1.017.069 aan de vennootschap.

2.18     Per e-mail van 31 januari 2013 heeft [H] [A] laten weten dat klaagster de conceptjaarrekening 2011 telefonisch had goedgekeurd en dat hij de publicatiestukken in concept had gedeponeerd.

2.19     Op 8 oktober 2013 is een algemene vergadering van aandeelhouders van [A] Holding, [E] en [F] gehouden waar klaagster en [A] met hun raadslieden en  betrokkene en [H] aanwezig waren. Gesproken is onder meer over de aandelenverhouding tussen [A] en klaagster en over de conceptjaarrekeningen 2011 en 2012 van de vennootschappen. [H] en betrokkene hebben toen vragen van (de raadsman van) klaagster inzake de splitsing van de rekening-courant beantwoord en uitgelegd waarom de aan de vennootschap onttrokken bedragen voor de beleggingen ten laste van (alleen) klaagster zijn gebracht. Betrokkene heeft dienaangaande naar voren gebracht:

Zoals het in de jaarrekening omschreven is, is op basis van door [X] verstrekte gegevens.                Daarna is de onderliggende splitsing voorgelegd aan [X] en [A]. Zij heeft aangegeven dat ze het niet eens was met de splitsing van de rekening courant. Dit is in de  jaarrekening genoteerd (…); en

               De jaarrekening is op basis van de feiten opgemaakt  (dus onder andere op basis van de akte). In de      jaarrekening wordt opgenomen dat er geen overeenstemming tussen de vennoten bestaat. (…)

In die vergadering zijn tevens de jaarrekeningen goedgekeurd.   

2.20     In de toelichting op de balans per 31 december 2011 heeft betrokkene vermeld:

            Vorderingen op participanten en op maatschappijen waarin wordt deelgenomen

               Rekening-courant [A]                                   (…)

               Rekening-courant [X]                                   (…)

               Vanaf het boekjaar 2011 wordt deze post gesplitst per participant weergegeven. De vergelijkende     cijfers 2010 zijn dienovereenkomstig opgenomen.

               Over de splitsing en toerekening van de verschillende componenten (beleggingen en uitkeringen op    aandelen) is bij vaststelling van de jaarrekening tussen participanten geen overeenstemming bereikt.

               (…)

2.21     Per brief van 4 december 2013 heeft de raadsman van klaagster betrokkene verzocht informatie te verstrekken over de actuele waarde van de aandelen in [A] Holding, de gang van zaken rondom de statutenwijziging, de uitgifte van aandelen en de uitkering van agioreserve en dividend eind 2011 en over de verwerking van de beleggingstransacties in de jaarrekeningen, daarmee doelend op de boeking in rekening-courant van klaagster. Bij brieven van 23 december 2013, 10 januari 2014, en 28 februari 2014 heeft betrokkene informatie verstrekt c.q. een toelichting gegeven.

2.22     In reactie op de brieven van 23 december 2013 en 10 januari 2014 heeft de raadsman van klaagster betrokkene bij brief van 28 januari 2014 geschreven:

“ De inhoud van uw dossierstukken geven echter geen antwoord op de gestelde vragen. Althans, uit         de stukken valt niet op te maken op welke wijze u cliënte en [A] Holding heeft geadviseerd over    de statutenwijziging, de uitgifte van aandelen, alsmede de uitkering van de agioreserve en dividend    eind 2011. Cliënte meent in het geheel niet door u geadviseerd te zijn (…).”

Daarop heeft betrokkene bij brief van 28 februari 2014 geantwoord dat aan klaagster en [A] geen individueel advies is verstrekt maar dat zij nadrukkelijk tezamen in maart 2011  hebben verzocht te adviseren omtrent de financiële/fiscale problematiek.

2.23     De rechtbank Den Haag heeft bij beschikking van 9 september 2014 de echtscheiding tussen klaagster en [A] uitgesproken. In die beschikking heeft de rechtbank overwogen:

            Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de man aangevoerd dat de vrouw in de jaren 2008 tot en met 2011 zonder zijn medeweten een bedrag van in totaal € 1.765.000 heeft onttrokken aan het ondernemingsvermogen en het privé vermogen van partijen. De vrouw heeft deze gelden, behoudens een bedrag van € 20.000, zonder zijn toestemming aangewend om te beleggen. Met deze beleggingen heeft zij vervolgens slechts negatieve resultaten behaald waardoor het onttrokken vermogen verloren is gegaan. De man heeft gesteld dat de vrouw hem al die jaren niet op de hoogte heeft gesteld van haar handelen en hem ook steeds heeft voorgelogen over de financiële situatie. Tot slot neemt de man het de vrouw kwalijk dat zij - ook nadat hij had ontdekt dat er gelden waren verdwenen - nimmer volledig openheid van zaken heeft gegeven.

               De vrouw (…). Zij heeft de stellingen van de man met betrekking tot het zonder zijn medeweten beleggen van aanzienlijke bedragen erkend. Ook heeft zij erkend dat de belegde gelden verloren zijn gegaan en dat zij de man van de beleggingen zelf, noch van de behaalde negatieve resultaten op de hoogte heeft gesteld. (…)

  Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat tussen partijen vast dat de vrouw gedurende een periode van vier jaar (van 2008 tot en met 2011) zonder toestemming van de man zeer aanzienlijke bedragen aan het ondernemingsvermogen en het privévermogen van partijen heeft onttrokken. Voorts staat vast dat de bedoelde gelden door de vrouw zijn belegd en dat deze vervolgens door negatieve beleggingsresultaten verloren zijn gegaan.

3.         De klacht

3.1       Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. De verwijten richten zich op:

a. de verwerking van de door klaagster en [A] gedane privé-opnames in verband met het uitvoeren van privébeleggingstransacties en de aanschaf van een auto;

b. de ondeugdelijke advisering van klaagster in het kader van de aandelenuitgifte en de (gevolgen van de) verwatering van haar aandelenbelang en de uitkering van agio en dividend in 2011;

c. de onvoldoende behartiging van de belangen van klaagster in verband met de echtscheidingsprocedure, in het bijzonder het gebrek aan onpartijdigheid daarbij.

3.2       Klaagster voegt daaraan toe dat zij door toedoen van betrokkene ongewild een minderheidsbelang heeft in [A] Holding met voor haar grote (financiële) gevolgen door een lagere agio- en dividenduitkering, kleiner aandelenbelang in [A] Holding en ontslag als bestuurder onder toekenning van een laag nettosalaris in plaats van hoge managementfee, en door volledige toerekening aan haar van de rekening-courantschuld in verband met beleggingsopnames.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 33 Wet op de Registeraccountants (oud, hierna: Wet RA),en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van zijn beroepsuitoefening onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, voor zover dit plaats had in de periode van 1 januari 2007 tot 1 januari 2014 worden getoetst aan de in die periode geldende Verordening gedragscode (RA’s) en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1, en voor zover dit plaatshad ná 1 januari 2014, aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.3       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       In klachtonderdeel a. verwijt klaagster betrokkene dat hij de in de jaarrekening over 2008 nog opgenomen ongesplitste rekening-courant directie, in de jaarrekening over 2011 en 2012 zonder overleg met klaagster en zonder haar instemming heeft gesplitst in een rekening-courant [A] en een rekening-courant klaagster zonder een juiste en eerlijke verdeling van de privé-opnamen ten behoeve van de beleggingen en de aanschafkosten van een auto te hanteren. Klaagster heeft dienaangaande in haar klaagschrift en ter zitting betoogd dat zij en [A] ten behoeve van de beleggingen bij Binck Bank gezamenlijk een cliëntenovereenkomst zijn aangegaan, de beleggingen bij Today’s Brokers in gezamenlijk belang zijn gedaan en een rekening-courantovereenkomst voor deze boekingswijze ontbreekt. Voorts wist betrokkene volgens klaagster dat zij door de verwatering van haar aandelenbelang onvoldoende zeggenschap had binnen de onderneming om deze wijze van verwerking tegen te kunnen houden en vermoedt zij dat een en ander op verzoek van [A] is gebeurd. Daarnaast is volgens klaagster ten onrechte sprake van toerekening aan haar in rekening-courant van 50% van de aanschafkosten van een door [A] in privé aangeschafte en op zijn naam gestelde auto. Voor zover de auto een geschenk van klaagster aan [A] betrof, zoals door betrokkene is bepleit, ligt het volgens klaagster bovendien niet in de rede dat de auto niet volledig ten laste van de op haar naam gestelde rekening-courant is gebracht.

4.5       Betrokkene heeft naar voren gebracht dat [A] heeft ingestemd met het sluiten van de overeenkomst met Binck Bank met de intentie om slechts een bedrag van € 10.000 tot

€ 20.000 te beleggen en klaagster zonder medeweten van [A] een tweede overeenkomst is aangegaan met Today’s Brokers. Voor het beleggen van een bedrag van meer dan 1 miljoen euro had klaagster zeker geen vrijbrief, zo heeft hij betoogd. Wat betreft de auto is betrokkene destijds geïnformeerd dat de auto een cadeau was van klaagster aan [A]. In verband daarmee en met de beperkte informatie waarover hij beschikte, vond hij een toerekening aan beiden redelijk hoewel hij deze ook voor het geheel aan klaagster had kunnen toerekenen.

Betrokkene heeft voorts het kader geschetst tegen de achtergrond waarvan hij, vanaf het moment dat hij bekend geraakte (in november 2012) met het feit dat [X] en [A] zouden gaan scheiden, individuele rekening-courant verhoudingen heeft opgenomen en de ontstane schade heeft toegerekend aan diegene die de schade heeft veroorzaakt. Zo heeft betrokkene naar voren gebracht dat de jaarrekening van [A] Holding over 2009 verlaat is opgemaakt (pas in 2011), omdat klaagster bankafschriften en informatie of relevante financiële stukken niet heeft verstrekt en betrokkene te dier zake heeft misleid, dat hem omstreeks maart 2011 gebleken is dat klaagster zonder rechtsgeldig onderliggend besluit exorbitante bedragen vanuit de vennootschap heeft opgenomen en vergokt, en voorts dat zij deze onttrekkingen voor de beleggingen geheim heeft gehouden. Het bestaan en de hoogte daarvan van € 1.053.375 is betrokkene pas bekend geworden na klaagsters bekentenis aan [A]. Betrokkene heeft er overigens op gewezen dat [D]-accountants  nog de aangiften inkomstenbelasting voor klaagster verzorgde. Betrokkene heeft klaagster en [A] vervolgens op beider verzoek geholpen bij het vinden van een oplossing  voor de financiële situatie waarin de vennootschap verzeild was geraakt en hen verwezen naar een fiscalist van [C] om na te gaan welke oplossingen er binnen bereik lagen.   

4.6       Voor de beoordeling van dit klachtonderdeel geldt naar het oordeel van de Accountantskamer als uitgangspunt dat het niet in de rede ligt dat een accountant bij het samenstellen van een jaarrekening voor een vennootschap de weergave van de post rekening-courant op eigen initiatief wijzigt ten opzichte van de weergave daarvan in de jaarrekening over het voorafgaande verslagjaar. Gewicht komt naar het oordeel van de Accountantskamer in deze klachtzaak echter ook toe aan het feit dat klaagster heeft toegegeven dat zij zonder titel substantiële onttrekkingen aan de vennootschap heeft gedaan die zij geheim gehouden heeft en die zij getracht heeft toe te dekken. In het licht van die wetenschap komt het de Accountantskamer begrijpelijk voor dat betrokkene als accountant van de vennootschap, mede met het oog op de voorgenomen echtscheiding van klaagster en [A], aanleiding heeft gezien om een en ander weer te geven in de jaarrekening waarbij eveneens belang toekomt aan het feit dat betrokkene ter bespreking en vaststelling van de jaarrekeningen 2011 en 2012 ter algemene vergadering van aandeelhouders van 8 oktober 2013 aanwezig is geweest en te dier zake overleg heeft gehad met klaagster en [A], als resultante waarvan hij voorts in de toelichting bij de balans heeft opgemerkt dat met klaagster geen overeenstemming is bereikt over de splitsing en toerekening. Daargelaten de vraag of de hoogte van beider rekening-courant posten ook de juiste hoogte van de civielrechtelijke vorderingen betreft, heeft betrokkene de weergave daarvan in de jaarrekening naar het oordeel van de Accountantskamer zorgvuldig voorbereid en toegelicht en treft hem dienaangaande geen tuchtrechtelijk verwijt. Klachtonderdeel a. is hierom ongegrond.

4.7       Klachtonderdeel b., nader uitgewerkt in hetgeen onder 3.2 is weergegeven, treft geen doel omdat uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene klaagster niet heeft geadviseerd in het kader van de aandelenuitgifte en de uitkering van agio en dividend in 2011 als oplossing voor het financiële debacle waarin [A] Holding terecht was gekomen. Betrokkene heeft zich daarentegen in het belang van de vennootschap verplicht gezien klaagster en [A] te verwijzen naar een fiscalist van [C]. Naar de Accountantskamer uit de stukken is gebleken, heeft deze fiscalist klaagster geadviseerd en heeft deze bewerkstelligd dat haar in samenspraak met een notaris een door deze notaris te volgen stappenplan en de daarvoor benodigde notariële documenten zijn voorgelegd. Daaromtrent heeft op de eerste plaats te gelden dat betrokkene niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor handelen of nalaten van de fiscalist en de notaris die elk via eigen tuchtrecht daarop aanspreekbaar zijn [1] . Omdat voorts niet is gebleken dat betrokkene enige vaktechnische betrokkenheid heeft gehad bij de inhoud, totstandkoming of uitvoering van het advies van zijn kantoorgenoot/fiscalist,  is er ook overigens geen aanleiding betrokkene tuchtrechtelijk verantwoordelijk te houden voor dit advies [2] . Te dier zake was voor hem naar het oordeel van de Accountantskamer overigens ook geen pro-actieve rol weggelegd, omdat betrokkene optrad als accountant van de vennootschap en niet van klaagster in privé. Gelet op vorenstaande is klachtonderdeel b. ongegrond.

4.8       Aan klachtonderdeel c., inhoudende onvoldoende behartiging van de belangen van klaagster in verband met de echtscheidingsprocedure en gebrek aan onpartijdigheid daarbij, heeft klaagster in haar klaagschrift geen duidelijke weergave van de feiten, waarover wordt geklaagd, ten grondslag gelegd. Ook volgt uit datgene wat klaagster ter zitting naar voren heeft gebracht niet logischerwijs wat zij aan betrokkene verwijt. Bovendien is op geen enkele wijze gebleken dat betrokkene klaagster in haar echtscheidingsprocedure als adviseur heeft bijgestaan of diende bij te staan. Dit klachtonderdeel ontbeert derhalve een wezenlijke substantiering en is hierom ongegrond.

4.9        Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.F. Smeele en mr. R.P. van Eerde (rechterlijke leden) en Th.A. Verkade en P. van de Streek (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kunnen klaagster en/of betrokkene dan wel de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.


[1] zie onder meer AcK 18 oktober 2013 (12/3, 12/4, 12/5, 12/6, 12/7, 12/8 en 12/9 Wtra AK),  ECLI:NL:TACAKN:2013:57

[2] zie uitspraak CBb 22 april 2014 (Awb 12/828), ECLI:NL:CBB:2014:158