ECLI:NL:TACAKN:2015:28 Accountantskamer Zwolle 14/1873 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:28
Datum uitspraak: 20-02-2015
Datum publicatie: 20-02-2015
Zaaknummer(s): 14/1873 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie:   Kantoortoetsing. Kantoor beschikt niet over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de wettelijke normen. (Definitieve) doorhaling voor de duur van 12 maanden.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 14/1873 Wtra AK van 20 februari 2015 van

 

de NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (Nba) ,

gevestigd te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

raadsvrouw/gemachtigde: mr. M.L. Batting,

t e g e n

Y CB ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft  kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder het op 28 juli 2014 ingekomen klaagschrift van 25 juli 2014 met bijlagen. Betrokkene heeft geen verweerschrift ingediend.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 14 november 2014, waar zijn verschenen namens klaagster mr. G.M.C. Neuteboom-Klink, kantoorgenoot van de raadsvrouw van klaagster, advocaat te Den Haag, vergezeld van G.J.A.H van der Wielen AA, adviseur van de Raad voor Toezicht, voorheen van de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (hierna: Raad), en betrokkene  in persoon.

1.3           Klaagster en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten onderscheidenlijk toegelicht alsmede doen antwoorden onderscheidenlijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer. Zij hebben daarbij pleitnotities doen overleggen respectievelijk overgelegd.

2.          De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is sinds [datum] ingeschreven in het accountantsregister van de NOvAA (vanaf 1 januari 2013 het register van de Nba) en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent in zijn praktijk te [plaats].

2.2       Op 17 oktober 2008 is de praktijk van betrokkene in het kader van de ten tijde van de toetsing geldende Verordening op de periodieke preventieve toetsing (hierna: VPPT) voor het eerst getoetst. Bij brief van 18 december 2008 heeft de Raad betrokkene het eindoordeel van de toetsing toegezonden, inhoudende dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de praktijk van betrokkene niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Tevens heeft de Raad betrokkene gewezen op zijn verplichting om op grond van artikel 11, vijfde lid, VPPT een door de Raad goed te keuren verbeterplan in te dienen, waarbij diende te worden vermeld binnen welke termijnen, doch uiterlijk binnen twee jaar gerekend vanaf 18 december 2008, betrokkene het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van zijn praktijk in overeenstemming kon brengen met de daaraan gestelde eisen. Per brief van 3 april 2009 heeft de Raad betrokkene medegedeeld dat het door hem ingediende verbeterplan was goedgekeurd.

2.3       Per brief van 5 maart 2013 heeft de Raad betrokkene meegedeeld dat een  hertoetsing van zijn praktijk zal plaatsvinden, welke hertoetsing op 17 oktober 2013 heeft plaatsgevonden. Bij brief van 23 oktober 2013 is het concept-verslag van de hertoetsing aan betrokkene toegezonden. Betrokkene heeft hierop gereageerd per e-mail van 8 november 2013.

2.4       De Raad heeft bij brief van 15 november 2013 aan betrokkene het definitieve toetsingsverslag toegezonden. Bij brief van 29 januari 2014 heeft de Raad het eindoordeel van de hertoetsing toegezonden, inhoudende dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld. De Raad heeft betrokkene in die brief tevens meegedeeld dat zijn bevindingen in de vorm van een klacht aan de tuchtrechter zullen worden voorgelegd.

3.         De klacht

3.1       De klacht houdt in het verwijt dat de accountantspraktijk van betrokkene ten tijde van de hertoetsing van 17 oktober 2013 niet beschikte over een intern stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor gestelde normen, zoals bedoeld in artikel 3 van de voor de hertoetsing geldende Verordening op de kwaliteitstoetsing NOvAA (hierna: VKwT). Betrokkene heeft hiermee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 en A-150 van de Verordening gedragscode AA’s (hierna: VGC).

3.2       In het bijzonder wordt betrokkene verweten dat sprake is van tekortkomingen in:

a)     aanvaarding en continuering van de samenstellingsopdrachten;

b)    de documentatie en uitvoering van de samenstellingsopdrachten;

c)     de afwerking van de samenstellingsopdrachten.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1       Op grond van artikel 51 Wet op de Accountants-administratieconsulenten (oud, hierna: Wet AA) en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab)is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, nu dit plaats had in de periode van 17 januari 2007 tot 1 januari 2014 worden getoetst aan de in die periode vigerende VGC en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1.

4.3       Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       In artikel 3 VKwT, jo artikel 71 vijfde lid Wab, is bepaald dat de accountant ervoor zorgt dat de accountantspraktijk of accountantsafdeling waarbij hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden, beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat is afgestemd op de aard, omvang en het belang van de opdrachten en waarmee wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wet AA althans de Wab. Gelet op deze bepaling kan van betrokkene naar het oordeel van de Accountantskamer worden verlangd dat deze steeds zorgt voor een voldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing.

4.5       Klaagster heeft allereerst aangevoerd dat de toetsers bij de hertoetsing van 17 oktober 2013 hebben geconstateerd dat sprake is van tekortkomingen in de aanvaarding en continuering van opdrachten.

4.5.1    Zij hebben in twee van de getoetste dossiers geconstateerd dat een getekende opdrachtbevestiging of een andere vorm van vastlegging ontbreekt, waaruit kan worden afgeleid welke afspraken door betrokkene met de betreffende cliënt waren gemaakt over de aan de opdracht verbonden voorwaarden en verantwoordelijkheden.

4.5.2    Betrokkene heeft aangevoerd dat het gaat om bestaande cliënten, dat het (achteraf vragen) van een opdrachtbevestiging argwaan wekt, en dat een opdrachtbevestiging niet verplicht is voorgeschreven maar dient als hulpmiddel.

4.5.3    Betrokkene heeft met zijn verweer de bevindingen van de toetsers als zodanig niet betwist. Niet kan worden vastgesteld dat de opdrachtvoorwaarden en wederzijdse verantwoordelijkheden voor partijen duidelijk waren. Dat twee opdrachtgevers van betrokkene reeds cliënt bij zijn kantoor waren en niet om een opdrachtbevestiging hebben gevraagd, maakt niet dat vastleggingen niet noodzakelijk zijn. Doel van de vastleggingen is immers (mede) dat de dossiers overdraagbaar zijn aan een opvolgende accountant. Gelet hierop en op hetgeen door klaagster onderbouwd naar voren is gebracht, heeft klaagster naar het oordeel van de Accountantskamer aannemelijk gemaakt dat betrokkene tekort is geschoten in de aanvaarding en continuering van opdrachten.  

4.5.4    Gelet hierop heeft betrokkene gehandeld in strijd met de randnummers 7, 8 en 10 van de NVCOS 4410 en artikel 10 NVAK-aav.

4.6       Klaagster heeft voorts aangevoerd dat de toetsers bij de hertoetsing eveneens tekortkomingen hebben geconstateerd in de documentatie en uitvoering van de werkzaamheden.

4.6.1    De toetsers hebben tekortkomingen in drie samensteldossiers geconstateerd. In het dossier van de Vereniging van Eigenaren (VvE) zijn de grondslagen voor de financiële verslaggeving en de bekend geworden afwijkingen daarvan in het financieel overzicht niet vermeld. Waarderingsgrondslagen van de begroting zijn niet in de jaarrekening opgenomen. Toelichtingen op het reservefonds in de balans en exploitatierekening ontbreken. Voorts is de specifieke regelgeving die voor een VvE geldt onvoldoende tot uitdrukking gebracht in het jaarrekeningdossier en in de rapportage in de vorm van de jaarrekening met de samenstellingsverklaring. Uit het dossier blijkt niet dat betrokkene heeft beoordeeld of de toepasselijke bepalingen neergelegd in de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving (RJ) 640 en in titel 1 en 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, door de VvE zijn nageleefd. Volgens klaagster volgt uit het voorgaande dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat betrokkene zich bij het uitvoeren van deze opdracht voldoende rekenschap heeft gegeven van de specifieke regelgeving. In een ander dossier is niet duidelijk of betrokkene alle onderdelen van het programma heeft uitgevoerd omdat werkprogramma’s wel als geheel zijn afgetekend maar afzonderlijke posten niet. In zoverre is volgens klaagster niet voldaan aan het vereiste dat de aangelegenheden  moeten worden vastgelegd die van belang zijn om aan te tonen dat de opdracht is verricht in overeenstemming met NVCOS 4410. Uit dit samensteldossier blijkt ook niet of het samengestelde financieel overzicht door de accountant is doorgelezen en dat daarbij een afweging is gemaakt of dit overzicht toereikend van opzet en vrij van onjuistheden van materieel belang lijkt te zijn wat klaagster baseert op het feit dat in de jaarrekeningen de aan de bank verstrekte zekerheden niet zijn opgenomen. In het derde dossier is geconstateerd dat in het samengestelde financiële overzicht geen melding is gemaakt van het lopend huurcontract onder ‘niet uit de balans blijkende verplichtingen’.  

4.6.2    Betrokkene heeft ter zitting aangevoerd dat een beschrijving van de afwijking van materieel belang in het dossier van de VvE niet noodzakelijk was, omdat de afwijkingen niet van materieel belang waren. Voorts heeft hij naar voren gebracht dat de waarderingsgrondslagen van de begroting niet meer toelichting behoeven omdat deze marginaal zijn, acht hij het reservefonds voldoende toegelicht, en wijst hij er op dat de zekerheden van de bank wel opgenomen waren bij de moedervennootschap en dat het huurcontract zich wel in het dossier bevond. Daarnaast heeft betrokkene er op gewezen dat de MKB-praktijk financieel onder druk staat en een software pakket van Audition, dat in zijn praktijk in gebruik is genomen, niet het door hem verwachte resultaat heeft opgeleverd.  

4.6.3    Dit verweer komt erop neer dat van tekortkomingen in de vastleggingen in de verschillende dossiers vanwege gering inhoudelijk belang, geen sprake was. Daarmee heeft betrokkene naar het oordeel van de Accountantskamer echter niet, althans onvoldoende, betwist dat vastleggingen van zijn bevindingen en overwegingen dienaangaande niet noodzakelijk was. Gelet hierop en op hetgeen door klaagster onderbouwd naar voren is gebracht, heeft klaagster naar het oordeel van de Accountantskamer aannemelijk gemaakt dat betrokkene is tekortgeschoten in de uitvoering en documentatie van de werkzaamheden. Hierbij geldt dat een dossier van cruciaal belang is om inzichtelijk te maken welke werkzaamheden reeds zijn verricht en of deze zijn verricht in overeenstemming met de voor de uitvoering van een opdracht, dan wel de afgifte van een rapport of samenstellingsverklaring, geldende vereisten. De onderzochte dossiers bieden dit inzicht niet. Daarnaast is van groot maatschappelijk belang dat een accountant zijn werkzaamheden zorgvuldig uitvoert. De vastgestelde materiële tekortkomingen in de dossiers zijn daarmee niet te rijmen. Van een deugdelijke uitvoering en documentatie van de werkzaamheden was dan ook geen sprake.  

4.6.4    Gelet hierop heeft betrokkene gehandeld in strijd met de artikel 10 van de NVAK- aav en randnummers 10, 11, en 15 van de NVCOS 4410.

4.7       De toetsers hebben tenslotte geconstateerd dat in geen van de door de toetsers beoordeelde dossiers een door de cliënt afgegeven bevestiging bij de jaarrekening is aangetroffen. In geen van deze dossiers is derhalve volgens klaagster op enige wijze vastgelegd dat de cliënt instaat voor de juistheid van de gepresenteerde cijfers.

4.7.1    Betrokkene heeft deze bevinding van de toetsers als zodanig niet betwist. Hij heeft evenwel aangevoerd dat een akkoord van een cliënt met een jaarrekening ook blijkt uit betaling door die cliënt van inkomsten- en vennootschapsbelasting en uit het bestaan van notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders betreffende de jaarrekening.

4.7.2    Op grond van randnummer 17 van NVCOS 4410 moet door de leiding van de entiteit aan de accountant een bevestiging zijn verstrekt waarin is vermeld dat zij verantwoordelijk is voor de toereikende prestatie van het financieel overzicht en van de goedkeuring van het financieel overzicht. Daaraan heeft betrokkene niet voldaan.

4.7.3    Gelet hierop heeft betrokkene gehandeld in strijd met randnummers 10 en 17 van de NVCOS 4410 en artikel 10 NVAK-aav.

4.8       Gezien de aard en de omvang van de hiervoor vastgestelde tekortkomingen, waarvoor betrokkene gezien artikel B1-291.2 VGC verantwoordelijk is, moet worden geoordeeld dat de accountantspraktijk van betrokkene niet beschikte over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de gestelde normen als bedoeld in artikel 3 VkwT, die zijn neergelegd in de hiervoor aangehaalde voorschriften en nadere voorschriften van de VGC, de NVAK-aav en de NVCOS.

4.9       Van omstandigheden die meebrengen dat betrokkene van het niet naleven van de hiervoor vermelde verordeningen en nadere voorschriften geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, is niet gebleken. Het niet naleven van de verordeningen en nadere voorschriften die (onder meer) de kwaliteit van de beroepsuitoefening door de accountants-administratieconsulenten beogen te bewaken, levert naar het oordeel van de Accountantskamer, gelet op het maatschappelijk belang dat met de naleving gemoeid is, een overtreding op van de voor iedere accountant geldende fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag, een en ander als bedoeld in artikel A-100.4 sub c. en e. van de VGC.

4.10     Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. In dat kader houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van het verzuim van betrokkene en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. Betrokkene moet in het bijzonder worden aangerekend dat hij ook nog ten tijde van de hertoetsing het stelsel van kwaliteitsbeheersing niet op orde had. Voorts is bij de behandeling van de klacht ter zitting noch anderszins uit enige reactie van betrokkene gebleken dat het kantoor inmiddels wel beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen en is evenmin gebleken dat betrokkene na de hertoetsing daartoe (enige) actie heeft ondernomen of dat betrokkene de noodzaak daarvan inziet. In weerwil daarvan heeft hij in zijn betoog weerstand geboden aan de noodzaak om te voldoen aan de voor het kwaliteitsstelsel geldende normen. Gelet hierop acht de Accountantskamer de in artikel 2, eerste lid, sub e. Wtra bedoelde maatregel van doorhaling passend en geboden, waarbij wordt bepaald dat betrokkene zich niet binnen een periode van 12 maanden na de datum van ingang van de doorhaling opnieuw in het register kan doen inschrijven. Als gevolg van deze maatregel zal de Nba zich na afloop van deze termijn een oordeel moeten vormen of de praktijk inmiddels op orde is, indien betrokkene na aanpassing van de kantoororganisatie, zo nodig met behulp van een daarin gespecialiseerde derde, een nieuwe inschrijving in het register wenst. Bij het bepalen van de periode van twaalf maanden heeft de Accountantskamer ten voordele van betrokkene meegewogen dat uit het definitieve toetsingsverslag van de hertoetsing naar voren komt dat de tekortkomingen met name gelegen zijn in de vastlegging (van toelichtingen, zekerheden, aangegane verplichtingen) terwijl van cijfermatige tekortkomingen niet is gebleken.

4.11     Op grond van het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;
  • legt ter zake de maatregel op van doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder e. Wtra. Deze doorhaling gaat in op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden én de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;
  • bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven op twaalf maanden;
  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, ingevolge artikel 9, tweede lid juncto artikel 47 Wtra zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers bedoeld in artikel 1, onder i. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.F. Smeele en mr. R.P. van Eerde (rechterlijke leden) en Th.A. Verkade RA en P. van de Streek AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kunnen klaagster en/of betrokkenetegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.