ECLI:NL:TACAKN:2015:18 Accountantskamer Zwolle 14/615 Wtra PE

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:18
Datum uitspraak: 06-02-2015
Datum publicatie: 06-02-2015
Zaaknummer(s): 14/615 Wtra PE
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie:   PE-zaak. PE-punten niet registreren en niet reageren op informatieverzoek Nba. Recidive. Berisping.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 14/615 Wtra PE van 6 februari 2015 van

De NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE van ACCOUNTANTS (Nba) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

raadsman: mr. A. Sukkel,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

wonende te [woonplaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennis genomen van het op 17 maart 2014 ingekomen klaagschrift van 14 maart 2014, met bijlagen. Betrokkene heeft geen verweerschrift ingediend.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 6 juni 2014 waar is verschenen namens klaagster haar raadsman/gemachtigde, mr. A. Sukkel. Betrokkene is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

1.3       Bij brief van 25 november 2014 heeft de Nba, na contact met betrokkene, klachtonderdeel 3.1.i alsnog ingetrokken.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is, als tussen partijen niet in geschil, het volgende vast komen te staan.

2.1       Betrokkene is sinds 27 augustus 1997 ingeschreven in het accountantsregister van het NIVRA en met toepassing van artikel 72 van de Wet op het accountantsberoep thans in het accountantsregister van de Nba. Betrokkene wordt aangemerkt als accountant in business. Betrokkene heeft geen verklaring verrichte activiteiten als bedoeld in artikel 2, derde lid van de sinds 1 januari 2010 (tot 1 juni 2013) geldende Nadere voorschriften permanente educatie (hierna: NVPE) ingediend. Voor de jaren 2010, 2011 en 2012 heeft zij geen verzoek ingediend tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de verplichting om activiteiten op het gebied van permanente educatie (de PE-activiteiten) te verrichten als bedoeld in artikel 3, zevende lid van de NVPE.

2.2       Bij brief van 2 mei 2013  is betrokkene geïnformeerd dat nog niet aan de minimum PE- verplichting over 2012 en/of de minimumverplichting over de driejaarscyclus 2010-2012 was voldaan dan wel nog niet voldoende PE-activiteiten waren geregistreerd.  Daarbij is betrokkene een termijn van drie maanden gegund om alsnog aan die verplichtingen te voldoen. Deze termijn eindigde op 3 augustus 2013.

2.3       Bij brief van 3 september 2013 heeft klaagster betrokkene meegedeeld dat zij ook na ommekomst van de gestelde termijn van drie maanden, niet aan haar PE-(registratie)verplichtingen heeft voldaan, waarbij betrokkene erop is gewezen dat het aanhangig maken van een tuchtklacht is aangewezen. Betrokkene is in de gelegenheid gesteld haar zienswijze kenbaar te maken. Tevens is betrokkene verzocht het bij de brief meegezonden antwoordformulier te controleren en te retourneren op uiterlijk 25 september 2013, ook als de gegevens correct waren. Betrokkene heeft niet op deze brief gereageerd.

3. De klacht

3.1       Klaagster verwijt betrokkene, althans zo begrijpt de Accountantskamer het klaagschrift, dat zij:

i.    minder dan 120 PE-punten heeft behaald in de driejaarscyclus 2010-2012 en geen PE-punten in 2012;

ii. niet heeft gereageerd op de brief van de Nba inzake de op haar rustende PE-verplichtingen over de driejaarscyclus 2010-2012 en het jaar 2012;

iii. voor zover alsnog mocht blijken dat zij in de driejaarscyclus of in 2012 PE-punten heeft behaald maar niet geregistreerd, niet heeft voldaan aan haar registratieverplichting.

Hiermee heeft betrokkene volgens klaagster in strijd gehandeld met de voor haar geldende wettelijke bepalingen en gedrags- en beroepsregels.

3.2       Klaagster heeft klachtonderdeel i. na de behandeling ter zitting ingetrokken.

4. De gronden van de beslissing

4.1       Op grond van artikel 33 Wet op de registeraccountants (oud, hierna: Wet RA),en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Op het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, zijn de sinds 1 januari 2007 vigerende Verordening Gedragscode RA’s (hierna: VGC) en de NVPE, zoals deze sinds 1 januari 2010 luidden, van toepassing.

4.3       In klachtonderdeel ii. verwijt klaagster betrokkene dat zij heeft nagelaten te reageren op de brief van 3 september 2013.

De Accountantskamer acht het in het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 33, eerste lid sub b. Wet RA onderscheidenlijk artikel 42, eerste lid sub b. Wab) en in overeenstemming met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag (artikel 33, eerste lid sub a. Wet RA onderscheidenlijk artikel 42, eerste lid sub a. Wab juncto artikelen A-100.4 sub e. juncto A-150.1 VGC) dat een registeraccountant aan op hem jegens zijn beroepsorganisatie rustende informatieverplichtingen voldoet en/of op aan hem gerichte verzoeken om informatie of medewerking op adequate wijze en binnen redelijke termijn reageert, zodat klaagster aan de in het algemeen belang aan haar opgedragen taak, te weten onder meer het bevorderen van een goede beroepsuitoefening (artikelen 1, derde lid, en 19 Wet RA onderscheidenlijk artikelen 3 en 19 Wab), kan voldoen. Een informatieverplichting met betrekking tot het verrichten en registreren van PE-activiteiten is tevens gegrond op artikel A-130.7 VGC juncto artikel 8, zevende lid NVPE.

In de brief van 3 september 2013 is betrokkene verzocht een bijgevoegd antwoordformulier te retourneren. Ook als de gegevens correct waren, werd zij geacht het formulier te ondertekenen en te retourneren. Nu vast is komen te staan dat betrokkene aan dit verzoek niet heeft voldaan, heeft zij gehandeld in strijd met een goede uitoefening van het accountantsberoep en met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag. Onderdeel ii. van de klacht is daarom gegrond.

4.4       Klaagster heeft klachtonderdeel i. ingetrokken omdat haar alsnog gebleken is dat betrokkene in de driejaarscyclus 2010-2012  heeft voldaan aan de verplichting om 120 PE-punten te behalen en in 2012 aan de verplichting om 20 PE-punten te behalen. Onbetwist is echter gebleven dat geen PE-punten zijn geregistreerd. Artikel 8, eerste lid NVPE bepaalt dat de registeraccountant volgens een aangegeven wijze van registratie aantekening houdt van zijn PE-activiteiten en het daarmee behaalde aantal PE-punten via het door klaagster beschikbaar gestelde online-registratiesysteem op haar website, en in het zesde lid van artikel 8 is bepaald dat de registeraccountant de PE-activiteiten en het daarmee behaalde aantal PE-punten in een bepaald kalenderjaar zo spoedig mogelijk doch uiterlijk de laatste dag van februari in het daarop volgende jaar registreert. Tenslotte dient de registeraccountant ingevolge artikel 8, zevende lid NVPE op verzoek de registratie en deelnamebewijzen over te leggen. Nu gebleken is dat betrokkene in de driejaarscyclus 2010-2012 PE-punten heeft behaald, die zij niet heeft geregistreerd, heeft zij gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Klachtonderdeel iii. is daarom eveneens gegrond.

4.5       Bij de beslissing tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de fouten van betrokkene. De verzuimen duiden op onvoldoende besef van het belang dat de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en professioneel gedrag hebben voor een adequate beroepsuitoefening van elke accountant en voor het publieke vertrouwen in een goede uitoefening van het accountantsberoep. Redenen om betrokkene deze verzuimen niet aan te rekenen, zijn gesteld noch gebleken.

4.6       Een en ander zou normaliter oplegging van de maatregel van waarschuwing rechtvaardigen. De Accountantskamer houdt er echter tevens rekening mee dat aan betrokkene bij haar beslissing van 17 juni 2011 de maatregelen van waarschuwing en geldboete zijn opgelegd vanwege tekortkomingen in de PE-verplichtingen over de driejaarscyclus 2007-2009, waaronder het niet registreren van wel behaalde PE-punten en het niet reageren op informatieverzoeken van haar beroepsorganisatie. Voorts zijn aan betrokkene bij beslissingen van de Accountantskamer van 18 juni 2012 en 23 december 2013 de maatregelen van waarschuwing en geldboete, respectievelijk berisping en geldboete opgelegd vanwege tekortkomingen in de PE-verplichtingen over het jaar 2010 respectievelijk 2011, waaronder wederom het niet registreren van wel behaalde PE-punten en het niet reageren op informatieverzoeken van haar beroepsorganisatie. Gezien de overeenkomst met deze eerdere tuchtzaken, voor zover het de informatie- en registratieplicht van betrokkene betreft, en de onderhavige klacht, ziet betrokkene kennelijk de ernst van haar handelwijze in zoverre niet in en heeft zij op nieuw verzuimd haar beroepsorganisatie te informeren en behaalde PE-punten te registreren.

De  Accountantskamer acht  daarom oplegging van de maatregel berisping passend en geboden.

4.7       Op grond van al het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

  1. verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;
  1. legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van berisping;
  1. verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer, ingevolge artikel 9, tweede lid juncto artikel 47 Wtra, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers ex artikel 1, sub i. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M.J. van Lee en mr. A.D.R.M. Boumans (rechterlijke leden) en J. Maan AA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kunnen/kan klaagster danwel betrokkene tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.