ECLI:NL:TACAKN:2015:15 Accountantskamer Zwolle 14/2319 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:15
Datum uitspraak: 04-02-2015
Datum publicatie: 04-02-2015
Zaaknummer(s): 14/2319 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met tijdelijke doorhaling
Inhoudsindicatie:   Bij hertoetsing accountantspraktijk in oktober 2013 tekortkomingen geconstateerd in aanvaarding en continuering opdrachten, uitvoering en documentatie van werkzaamheden en rapportering. Maatregel: tijdelijke doorhaling voor drie maanden.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 14/2319 Wtra AK van 4 februari 2015 van

de NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (Nba) ,

gevestigd te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

raadsvrouwen: mr. M.L. Batting en mr. J.A. Nijland,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft  kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder het op 9 september 2014 ingekomen klaagschrift van 8 september 2014 met bijlagen. Betrokkene heeft geen verweerschrift ingediend.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 9 januari 2015, waar zijn verschenen namens klaagster haar raadsvrouw mr. J.A. Nijland, advocaat te Den Haag, vergezeld van G.J.A.H van der Wielen AA, adviseur van de Raad voor Toezicht, voorheen van de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (hierna: Raad), en betrokkene in persoon.

1.3       Klaagster en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten onderscheidenlijk toegelicht alsmede doen antwoorden onderscheidenlijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer. Klaagster heeft daarbij pleitnotities doen overleggen.

2.          De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is sinds 11 november 1999 ingeschreven in het accountantsregister van de NOvAA (vanaf 1 januari 2013 het register van de Nba) en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent in zijn praktijk te [plaats].

2.2       Op 5 september 2008 is de praktijk van betrokkene in het kader van de Verordening op de periodieke preventieve toetsing (hierna: VPPT) voor het eerst getoetst. Bij brief van 31 oktober 2008 heeft de Raad betrokkene het eindoordeel van de toetsing toegezonden, inhoudende dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de praktijk van betrokkene niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Tevens heeft de Raad betrokkene gewezen op zijn verplichting om op grond van artikel 11, vijfde lid, VPPT een door de Raad goed te keuren verbeterplan in te dienen, waarin diende te worden vermeld binnen welke termijnen, doch uiterlijk binnen twee jaar gerekend vanaf 31 oktober 2008, betrokkene het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van zijn praktijk in overeenstemming kon brengen met de daaraan gestelde eisen. Per brief van 24 juni 2009 heeft de Raad betrokkene medegedeeld dat het door hem ingediende verbeterplan was goedgekeurd.

2.3       Op 22 september 2011 en 24 januari 2012 heeft een hertoetsing van de praktijk van betrokkene plaatsgevonden. Bij brief van 2 mei 2012 heeft de Raad betrokkene het eindoordeel van de toetsing toegezonden, inhoudende dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de praktijk van betrokkene niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De Raad heeft betrokkene in die brief tevens meegedeeld dat zijn bevindingen in de vorm van een klacht aan de tuchtrechter zullen worden voorgelegd.

2.4       Bij brief van 18 oktober 2012 heeft de Raad betrokkene meegedeeld zijn dossier nogmaals te hebben behandeld en bereid te zijn af te zien van een tuchtklacht, mits betrokkene ermee instemt dat op zijn praktijk een integrale hertoetsing wordt uitgevoerd. Betrokkene heeft daarin bewilligd.

2.5       De per brief van 5 maart 2013 aangekondigde hertoetsing heeft op 25 oktober 2013 plaatsgevonden. Bij brief van 29 oktober 2013 is het concept-verslag van de hertoetsing aan betrokkene toegezonden. Betrokkene heeft hierop gereageerd per e-mail van

12 november 2013.

2.6       De Raad heeft bij brief van 14 november 2013 aan betrokkene het definitieve toetsingsverslag toegezonden. Bij brief van 29 januari 2014 heeft de Raad het eindoordeel van de hertoetsing toegezonden, inhoudende dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld. De Raad heeft betrokkene in die brief tevens meegedeeld klaagster te zullen adviseren zijn bevindingen in de vorm van een klacht aan de tuchtrechter voor te leggen.

3.         De klacht

3.1       De klacht houdt in het verwijt dat de accountantspraktijk van betrokkene ten tijde van de hertoetsing van 25 oktober 2013 niet beschikte over een intern stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor gestelde normen, zoals bedoeld in artikel 3 van de voor de hertoetsing geldende Verordening op de kwaliteitstoetsing NOvAA (hierna: VKwT). Betrokkene heeft hiermee gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 en A-150 van de VGC.

3.2       In het bijzonder wordt betrokkene verweten dat sprake is van tekortkomingen in:

a)     aanvaarding en continuering van de opdrachten;

b)     de uitvoering en documentatie van de werkzaamheden;

c)     rapportering.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1       Op grond van artikel 51 Wet op de Accountants-administratieconsulenten (oud, hierna: Wet AA) en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab)is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, nu dit plaats had in de periode van 17 januari 2007 tot 1 januari 2014 worden getoetst aan de in die periode vigerende Verordening gedragscode AA’s (hierna: VGC) en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1.

4.3       Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       In artikel 3 VKwT is bepaald dat de accountant ervoor zorgt dat de accountantspraktijk of accountantsafdeling waarbij hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden, beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat is afgestemd op de aard, omvang en het belang van de opdrachten en waarmee wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wet AA althans de Wab. Gelet op deze bepaling kan van betrokkene naar het oordeel van de Accountantskamer worden verlangd dat deze steeds zorgt voor een voldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing.

4.5       Klaagster heeft allereerst aangevoerd dat de toetsers bij de hertoetsing van 25 oktober 2013 hebben geconstateerd dat sprake is van tekortkomingen in de aanvaarding en continuering van opdrachten.

4.5.1    Zij hebben geconstateerd dat betrokkene geen ondertekende opdrachtbevestigingen opneemt in de dossiers. In twee van de vier dossiers was weliswaar een schriftelijke opdrachtbevestiging aanwezig, maar deze was niet ondertekend. Er kan dan ook niet van worden uitgegaan dat voldoende overeenstemming bestaat over de voorwaarden van de opdracht tussen de opdrachtgever en betrokkene. Ondertekening van de opdrachtbevestiging is immers van belang om misverstanden te voorkomen over de doelstelling en de reikwijdte van de opdracht alsmede de aard van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de opdracht en de wijze van rapportering, aldus klaagster.

4.5.2    Betrokkene heeft ter zitting aangevoerd dat het bij de getoetste dossiers gaat om bestaande cliënten, waarvan sommigen al jarenlang klant zijn bij (de voorganger van) zijn kantoor en waarvan sommigen niet willen meewerken aan het (achteraf) ondertekenen van een opdrachtbevestiging. Bij nieuwe klanten wordt nu standaard een ondertekende opdrachtbevestiging in het dossier gedaan.

4.5.3    Betrokkene heeft de bevindingen van de toetsers als zodanig niet betwist. Daarom kan niet worden aangenomen dat overeenstemming bestaat over de opdrachtvoorwaarden en de wederzijdse verantwoordelijkheden. Dat sommige opdrachtgevers van betrokkene reeds (jarenlang) cliënt bij (de voorganger van) zijn kantoor waren en niet achteraf een opdrachtbevestiging willen ondertekenen, maakt niet dat duidelijkheid over die overeenstemming niet meer noodzakelijk is. Doel van het vastleggen van die overeenstemming is immers (mede) dat de dossiers overdraagbaar zijn aan een opvolgende accountant. Gelet hierop en op hetgeen door klaagster onderbouwd naar voren is gebracht, heeft klaagster naar het oordeel van de Accountantskamer aannemelijk gemaakt dat betrokkene tekort is geschoten in de aanvaarding en continuering van opdrachten en dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met de randnummers 7 en 8 van de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (hierna: NVCOS) 4410.

4.6       Klaagster heeft voorts aangevoerd dat de toetsers bij de hertoetsing eveneens tekortkomingen hebben geconstateerd in de uitvoering en documentatie van de werkzaamheden.

4.6.1    De toetsers hebben geconstateerd dat betrokkene in één dossier de door de onderneming aangeleverde financiële informatie mogelijk niet juist heeft gepresenteerd en toegelicht in het financiële overzicht. Uit het dossier blijkt dat de waarde van het bedrijfspand van de onderneming is gebaseerd op een zeer oude en waarschijnlijk overgewaardeerde taxatie, terwijl de onderneming een zwakke financiële positie heeft en financieel niet in staat is om verder te bezuinigen. Dit had volgens de toetsers aanleiding moeten zijn voor het laten uitvoeren van een recente taxatie van het bedrijfspand, omdat daarmee een betere afweging had kunnen worden gemaakt of een voorbehoud ten behoeve van de continuïteit van de onderneming noodzakelijk is. Deze informatie had voor betrokkene ook aanleiding moeten zijn om bijvoorbeeld inlichtingen te vragen bij de onderneming. Nu hij dit heeft nagelaten, moet volgens klaagster worden geconcludeerd dat aan de continuïteit van de onderneming op dit punt onvoldoende aandacht is besteed.

Daarnaast hebben de toetsers in een ander dossier geconstateerd dat niet kan worden vastgesteld of betrokkene de materiële post stamrecht juist heeft berekend. In het dossier ontbreekt een correcte stamrechtovereenkomst en een actuariële berekening van het stamrecht. De onderbouwing en de vastlegging ten aanzien van deze materiële post is daardoor mogelijk niet juist. Hieruit volgt volgens klaagster dat betrokkene mogelijk onvoldoende beeld heeft van de gebruikelijke grondslagen van waardering en resultaatbepaling van de bedrijfstak waarin de betreffende onderneming werkzaam is.

De toetsers hebben voorts in een dossier opgemerkt dat sprake is van een zeer beperkte vastlegging van de winst- en verliesposten in dat dossier. Ook ontbreekt bij twee dossiers een aandeelhoudersregister in het permanente dossier. In zoverre is volgens klaagster niet voldaan aan het vereiste dat de aangelegenheden moeten worden vastgelegd die van belang zijn om aan te tonen dat de opdracht is verricht in overeenstemming met NVCOS 4410 en de voorwaarden van de opdracht.

4.6.2    Betrokkene heeft ter zitting aangevoerd dat veel opdrachtgevers al jaren cliënt zijn bij zijn kantoor en hij bij deze opdrachtgevers op kantoor de administratie verzorgt. De toetsers hebben alleen in de samensteldossiers gekeken, niet in de dossiers van de

(loon-)administratie, terwijl in die dossiers de informatie die ontbreekt, is opgenomen. Aangaande hetgeen de toetsers hebben geconstateerd betreffende de waarde van het bedrijfspand van een cliënt, heeft betrokkene erkend dat in het permanente dossier nog een oude taxatie zit. Betrokkene heeft er echter tevens op gewezen dat hij vaak bij deze klant komt en dat de waarde van het pand wordt bezien op basis van het administratiedossier. Er wordt gewerkt met de WOZ-waarde van het pand, zodat wel degelijk gebruik wordt gemaakt van een recente taxatie, aldus betrokkene. Iedere maand wordt met de klant naar de waarde van het pand gekeken en, hoewel niet alles wat besproken is, wordt opgenomen, wordt dit vastgelegd in het administratiedossier. In het samensteldossier is hieromtrent een verwijzing opgenomen naar het administratiedossier.

4.6.3    Betrokkene heeft de bevindingen van de toetsers als zodanig niet betwist. Het verweer van betrokkene komt er in hoofdzaak op neer dat een deel van de volgens de toetsers ontbrekende vastleggingen in de administratiedossiers is opgenomen. Hiermee gaat betrokkene er echter aan voorbij dat de samensteldossiers als zodanig zelfstandig leesbare dossiers moeten zijn, waarbij verwijzing naar een administratiedossier niet voldoende is. Gelet hierop en gelet op hetgeen door klaagster onderbouwd naar voren is gebracht, heeft klaagster naar het oordeel van de Accountantskamer aannemelijk gemaakt dat betrokkene is tekortgeschoten in de uitvoering en documentatie van de werkzaamheden. Hierbij geldt dat een dossier van cruciaal belang is om inzichtelijk te maken welke werkzaamheden reeds zijn verricht en of deze zijn verricht in overeenstemming met de voor de uitvoering van een opdracht, dan wel de afgifte van een rapport of samenstellingsverklaring, geldende vereisten. De onderzochte dossiers bieden niet dit inzicht. Daarnaast is van groot maatschappelijk belang dat een accountant zijn werkzaamheden zorgvuldig uitvoert. De vastgestelde materiële tekortkomingen in de dossiers zijn daarmee niet te rijmen. Van een deugdelijke uitvoering en documentatie van de werkzaamheden was geen sprake. Gelet hierop heeft betrokkene gehandeld in strijd met randnummers 10, 11, 12a en 14 van de NV COS 4410.

4.7       De toetsers hebben tenslotte ten aanzien van de rapportering geconstateerd dat in alle getoetste dossiers een toereikende bevestiging bij de jaarrekening ontbreekt. De toetsers hebben in de eerste twee dossiers geen enkele vorm van bevestiging aangetroffen en in de andere twee dossiers is bij de bespreking van de concept jaarrekening slechts een aantekening opgenomen dat de opdrachtgever mondeling akkoord is. Uit deze enkele aantekening kan echter niet worden afgeleid dat de leiding van de onderneming instemt met de jaarrekening en haar verantwoordelijkheid neemt voor de toereikendheid van de presentatie en goedkeuring van het financieel overzicht, aldus klaagster. Voorts hebben de toetsers geconcludeerd dat betrokkene publicatiestukken zelf heeft ondertekend. Uit de dossiers kan dan niet worden afgeleid of de entiteit instemt met de publicatiestukken en de jaarrekening. In zijn reactie op het toetsingsverslag van 12 november 2013 heeft betrokkene zelfs aangegeven dat een willekeurige medewerker de betreffende stukken heeft ondertekend, aldus klaagster. De toetsers hebben daarnaast opgemerkt dat de waarderingsgrondslagen in de stukken ontbreken ofwel te summier zijn. Betrokkene heeft in twee dossiers verzuimd te vermelden dat de jaarrekening wordt opgesteld met inachtneming van de van toepassing zijnde regelgeving op grond van titel 9 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. In de publicatiebalansen ontbreken voorts de omschrijving van de activiteiten van de onderneming en de vermelding van het aantal, de soort en de waarde van de aandelen. Tevens ontbreekt in de jaarrekening een verwijzing naar de winstbestemming, aldus klaagster.

4.7.1    Betrokkene heeft aangevoerd dat slechts in één dossier de publicatiestukken door (een medewerker van) zijn kantoor zijn ondertekend. Voorts heeft betrokkene aangevoerd dat een mondelinge bevestiging bij de jaarrekening ook toegestaan is en dat hij hiervan een notitie heeft gemaakt in het dossier, meestal achter de cijferbeoordeling. Voor het overige heeft betrokkene de bevindingen van de toetsers als zodanig niet betwist.  

4.7.2    Aan een samenstellingsverklaring wordt grote waarde gehecht in het maatschappelijk verkeer. Aan deze verklaring is daarom een groot aantal formele vereisten verbonden. Deze vereisten zijn opgenomen in het gestelde onder randnummer 18 van de NVCOS 4410. Daaraan heeft betrokkene slechts ten dele voldaan. Opmerking verdient nog dat een mondelinge bevestiging van de leiding van de onderneming onvoldoende is om zeker te stellen dat de leiding verantwoordelijkheid neemt voor de jaarstukken.

4.7.3    Gelet op het vorenstaande heeft betrokkene in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid en randnummer 18 van de NVCOS 4410.

4.8       Gezien de aard en de omvang van de hiervoor vastgestelde tekortkomingen, waarvoor betrokkene gezien artikel B1-291.2 VGC verantwoordelijk is, moet worden geoordeeld dat de accountantspraktijk van betrokkene niet beschikte over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de gestelde normen als bedoeld in artikel 3 VkwT, die zijn neergelegd in de hiervoor aangehaalde voorschriften en nadere voorschriften van de VGC en de NVCOS.

4.9       Van omstandigheden die meebrengen dat betrokkene van het niet naleven van de hiervoor vermelde verordeningen en nadere voorschriften geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, is niet gebleken. Het niet naleven van de verordeningen en nadere voorschriften die (onder meer) de kwaliteit van de beroepsuitoefening door de accountants-administratieconsulenten beogen te bewaken, levert naar het oordeel van de Accountantskamer, gelet op het maatschappelijk belang dat met de naleving gemoeid is, een overtreding op van de voor iedere accountant geldende fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag, een en ander als bedoeld in artikel A-100.4 sub c. en e. van de VGC.

4.10     Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. In dat kader houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de verzuimen van betrokkene en de omstandigheden waaronder deze zich hebben voorgedaan. Betrokkene moet in het bijzonder worden aangerekend dat hij ook nog ten tijde van de hertoetsing het stelsel van kwaliteitsbeheersing niet op orde had. Bij de behandeling van de klacht ter zitting is weliswaar gebleken dat betrokkene enige verbeteringen heeft doorgevoerd, maar niet dat het kantoor inmiddels beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen. Wel heeft betrokkene ervan blijk gegeven zich bewust te zijn van het belang dat zijn praktijk beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen en hier ook daadwerkelijk aan werkt. De Accountantskamer heeft voorts meegewogen dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Een en ander overziende acht de Accountantskamer de in artikel 2, eerste lid, sub d. Wtra bedoelde maatregel van tijdelijke doorhaling passend en geboden.

4.11     Op grond van het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;
  • legt ter zake de maatregel op van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder d. Wtra voor de duur van 3 (drie) maanden; deze maatregel gaat in op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd en eindigt daarna na ommekomst van genoemde drie maanden;
  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, ingevolge artikel 9, tweede lid juncto artikel 47 Wtra zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers bedoeld in artikel 1, onder i. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.J. van Lee, voorzitter, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. H. de Hek (rechterlijke leden) en P. Mansvelder RA en J. Maan AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. M.H.B. Boksebeld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kunnen klaagster en/of betrokkenetegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.