ECLI:NL:TACAKN:2015:144 Accountantskamer Zwolle 15/1380 Wtra PE

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:144
Datum uitspraak: 27-11-2015
Datum publicatie: 27-11-2015
Zaaknummer(s): 15/1380 Wtra PE
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Niet voldoen aan PE-verplichtingen 2013.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/1380 Wtra PE van 27 november 2015 van

de KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (Nba) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

raadslieden: mr. A. Sukkel en mr. N.J. Makkes,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

wonende te [woonplaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van het op 1 juli 2015 ingekomen klaagschrift van dezelfde datum, met bijlagen.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 18 september 2015 waar zijn verschenen namens klaagster haar raadsvrouw/gemachtigde, mr. .N.J. Makkes en betrokkene in persoon.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is, als tussen partijen niet in geschil, het volgende vast komen te staan.

2.1       Betrokkene is sinds 14 april 1999 ingeschreven in het accountantsregister van het NIVRA en met toepassing van artikel 72 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) aansluitend ingeschreven in het accountantsregister van de Nba. Betrokkene wordt aangemerkt als accountant in business. Betrokkene heeft voor het jaar 2013 geen verzoek ingediend tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de verplichting om activiteiten op het gebied van permanente educatie (de PE-activiteiten) te verrichten als bedoeld in artikel 6, derde lid van de in de periode 1 januari 2013 tot 1 juni 2013 respectievelijk 1 juni 2013 tot 1 januari 2014 geldende Nadere voorschriften permanente educatie (hierna: NVPE).

2.2       Bij brief van 6 juni 2014 heeft klaagster betrokkene er (onder meer) op gewezen dat hij niet heeft voldaan aan zijn verplichting op grond van de NVPE, om in 2013 tenminste 20 uur te besteden aan PE-activiteiten en deze te registreren en niet aan zijn verplichting in 2012 of 2013 een geaccrediteerde training inzake beroepsethiek te registreren. Daarbij is betrokkene een termijn van drie maanden gesteld om alsnog te voldoen aan die verplichtingen. Deze termijn eindigde op 7 september 2014. Bij brief van 20 augustus 2014 is betrokkene aan een en ander herinnerd.

2.3       Bij brief van 3 november 2014 heeft klaagster betrokkene meegedeeld dat hij ook na ommekomst van de gestelde (inhaal)termijn van drie maanden niet aan zijn PE-(registratie)verplichtingen heeft voldaan, waarbij betrokkene erop is gewezen dat het aanhangig maken van een tuchtklacht is aangewezen. Betrokkene is in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Tevens is betrokkene verzocht het bij de brief meegezonden antwoordformulier te controleren en te retourneren op uiterlijk 25 november 2014, ook als de gegevens correct waren. Betrokkene heeft niet op deze brief gereageerd.

2.4       Bij e-mail van 7 april 2015 is betrokkene de mogelijkheid geboden uiterlijk 17 april 2015 de ten aanzien van 2013 verrichte PE-activiteiten, aan klaagster door te geven.  Daarop heeft betrokkene niet gereageerd.

3. De klacht

3.1       Klaagster verwijt betrokkene, althans zo begrijpt de Accountantskamer het klaagschrift, dat hij:

i.    minder dan 20 uur aan PE heeft besteed in het jaar 2013 of tijdens de daarvoor geboden inhaaltermijn in 2014;

ii.   niet heeft voldaan aan de verplichting tot het volgen van een erkende training inzake het voor hem verplicht aangewezen onderwerp beroepsethiek;

iii. niet heeft gereageerd op de brief van de Nba van 3 november 2014 inzake de op hem rustende PE-verplichtingen over het jaar 2013;

iv.  voor zover alsnog mocht blijken dat hij wel PE-activiteiten heeft verricht ten aanzien van het jaar 2013, niet heeft voldaan aan zijn registratieverplichting.

Hiermee heeft betrokkene volgens klaagster in strijd gehandeld met de voor hem geldende wettelijke bepalingen en gedrags- en beroepsregels.

3.2       Ter zitting heeft klaagster klachtonderdeel i. ingetrokken.

4. De gronden van de beslissing

4.1       Op grond van artikel 42 Wab is de accountant ten aanzien van zijn beroepsuitoefening onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, voor zover dit plaats had tot 4 januari 2014 worden getoetst aan de in die periode geldende Verordening gedragscode (RA’s) (hierna: VGC) en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor accountants in business geldende) deel C en voor zover dit plaatshad ná 4 januari 2014 aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

De Accountantskamer merkt op dat, mede gezien artikel 23, tweede lid Wab, vanaf 8 januari 2014 de NVPE in gewijzigde vorm in werking zijn getreden.

4.3       Op grond van de onbetwist gebleven stukken van het geding is vast komen te staan dat betrokkene  in het jaar 2012 of 2013 geen PE-activiteiten heeft verricht inzake het door het bestuur aangewezen onderwerp beroepsethiek. Hij heeft aldus niet voldaan aan het bepaalde in artikel A-130.7 VGC juncto artikel 3, eerste lid NVPE om het door het bestuur voorgeschreven aantal uren aan beroepsethiek te besteden, en daarmee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als neergelegd in de artikelen A-130.1 en volgende van de VGC. Voor zover daaraan niet is voldaan tijdens de inhaaltermijn vanaf 8 januari 2014, heeft hij niet voldaan aan het bepaalde in artikel 24 VGBA juncto artikel 2a, eerste lid NVPE, zoals die luiden vanaf 8 januari 2014 en daarmee in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid als neergelegd in artikel 12 en volgende van de VGBA. Onderdeel ii van de klacht is daarom gegrond.

4.4       In klachtonderdeel iii. verwijt klaagster betrokkene dat hij heeft nagelaten te reageren op de brief van 3 november 2014.

De Accountantskamer acht het in het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 42, eerste lid sub b. Wab) en in overeenstemming met het fundamentele beginsel van professionaliteit (artikel 42, eerste lid sub a. Wab juncto artikel 2 onder a en artikel 4 VGBA) dat een accountant aan op hem jegens zijn beroepsorganisatie rustende informatieverplichtingen voldoet en/of op aan hem gerichte verzoeken om informatie of medewerking op adequate wijze en binnen redelijke termijn reageert, zodat klaagster aan de in het algemeen belang aan haar opgedragen taak, te weten onder meer het bevorderen van een goede beroepsuitoefening (artikelen 3 en 19 Wab), kan voldoen. Ter zitting is echter gebleken dat betrokkene sinds 2012 niet meer woonachtig is op het door klaagster gehanteerde adres voor het verzenden van bedoelde brief en betrokkene ook op het gehanteerde e-mailadres voor het verzenden van het rappel op 7 april 2015 niet meer bereikbaar was. Aldus bezien is niet aan de orde dat betrokkene verzuimd heeft om op de brief van klaagster te reageren.  Klachtonderdeel iii.  is daarom ongegrond.

4.5       Gebleken is dat betrokkene meer PE-activiteiten heeft verricht dan hij heeft geregistreerd. Op grondslag van artikel 4, eerste lid NVPE dient de registeraccountant de door hem verrichte PE-activiteiten over een kalenderjaar voor 31 maart van het daarop volgende kalenderjaar te registreren via het online registratiesysteem van de Nba.  Nu gebleken is dat betrokkene in 2013 punten heeft behaald, die hij niet heeft geregistreerd, heeft hij gehandeld in strijd met het in de VGC opgenomen fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid.  Voor zover betrokkene aan deze registratieverplichting niet heeft voldaan vanaf 8 januari 2014 op artikel 24 VGBA juncto artikel 4, eerste lid NVPE zoals deze luiden vanaf 8 januari 2015. Klachtonderdeel iv. is daarom gegrond.

4.6       Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Wab.

4.7       Bij de beslissing tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de fouten van betrokkene. Een van de essentiële vereisten voor een goede beroepsuitoefening is het voortdurend op peil houden van de deskundigheid. Betrokkene heeft aan dit vereiste niet, althans niet op de voor beroepsgenoten voorgeschreven wijze voldaan door over 2012 of 2013 geen PE-activiteit te verrichten in het kader van het door het bestuur aangewezen onderwerp. Redenen om betrokkene de verzuimen niet aan te rekenen, zijn gesteld noch gebleken.

De Accountantskamer acht oplegging van de maatregel waarschuwing passend en geboden.

4.8       Op grond van al het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. De beslissing      

De Accountantskamer:

·       verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven en voor het overige ongegrond;

·       legt ter zake aan betrokkene op:

-      een waarschuwing,

·         verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer ingevolge artikel 9, tweede lid, juncto artikel 47 Wtra, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers bedoeld in artikel 1, onder i. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.F. Smeele (rechterlijk lid) en drs. W.J. Schoonderbeek RA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 27 november  2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, kunnen klaagster dan wel betrokkenetegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.