ECLI:NL:TACAKN:2015:138 Accountantskamer Zwolle 15/1385 Wtra PE

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:138
Datum uitspraak: 27-11-2015
Datum publicatie: 27-11-2015
Zaaknummer(s): 15/1385 Wtra PE
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met waarschuwing
  • Klacht gegrond met geldboete
Inhoudsindicatie:   Niet voldoen aan PE-verplichtingen 2013.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/1385 Wtra PE van 27 november 2015 van

de KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (Nba) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

raadsvrouw: mr. N.J. Makkes,

t e g e n

drs. Y AAG ,

registeraccountant,

met postadres te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1        De Accountantskamer heeft kennisgenomen van:

-  het op 2 juli 2015 ingekomen klaagschrift van 1 juli 2015, met bijlagen;

-  het per e-mail van 18 september 2015 ingekomen verweerschrift.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 18 september 2015 waar zijn verschenen namens klaagster haar raadsvrouw/gemachtigde, mr. N.J. Makkes. Betrokkene is, met voorafgaande kennisgeving daarvan, niet verschenen.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is, als tussen partijen niet in geschil, het volgende vast komen te staan.

2.1       Betrokkene is sinds 8 januari 1986 ingeschreven in het accountantsregister van het NIVRA en met toepassing van artikel 72 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) aansluitend ingeschreven in het accountantsregister van de Nba. Betrokkene wordt aangemerkt als openbaar accountant. Betrokkene heeft voor het jaar 2013 geen verzoek ingediend tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de verplichting om activiteiten op het gebied van permanente educatie (de PE-activiteiten) te verrichten als bedoeld in artikel 6, derde lid van de in de periode 1 januari 2013 tot 1 juni 2013 respectievelijk 1 juni 2013 tot 1 januari 2014 geldende Nadere voorschriften permanente educatie (hierna: NVPE).

2.2       Bij brief van 6 juni 2014 heeft klaagster betrokkene er (onder meer) op gewezen dat hij niet heeft voldaan aan zijn verplichting op grond van de NVPE, om in 2013 tenminste 20 uur te besteden aan gecertificeerde PE-activiteiten en deze te registreren. Daarbij is betrokkene een termijn van drie maanden gesteld om alsnog te voldoen aan die verplichtingen. Deze termijn eindigde op 7 september 2014. Bij brief van 20 augustus 2014 is betrokkene aan een en ander herinnerd.

2.3       Bij brief van 3 november 2014 heeft klaagster betrokkene meegedeeld dat hij ook na ommekomst van de gestelde (inhaal)termijn van drie maanden niet aan zijn PE-(registratie)verplichtingen heeft voldaan, waarbij betrokkene erop is gewezen dat het aanhangig maken van een tuchtklacht is aangewezen. Betrokkene is in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Tevens is betrokkene verzocht het bij de brief meegezonden antwoordformulier te controleren en te retourneren op uiterlijk 25 november 2014, ook als de gegevens correct waren. Betrokkene heeft niet op deze brief gereageerd.

2.4       Bij e-mail van 7 april 2015 is betrokkene de mogelijkheid geboden uiterlijk 17 april 2015 de ten aanzien van 2013 verrichte gecertificeerde PE-activiteiten, aan klaagster door te geven.  Daarop heeft betrokkene niet gereageerd.

2.5       Klaagster heeft op 25 juni 2015 telefonisch contact met betrokkene opgenomen om na te gaan of het postadres van betrokkene nog klopte. In dat gesprek heeft betrokkene gemeld dat hij ten aanzien van het kalenderjaar 2013 PE-activiteiten had verricht. Daaromtrent heeft hij klaagster niet nader geïnformeerd.

3. De klacht

3.1       Klaagster verwijt betrokkene, althans zo begrijpt de Accountantskamer het klaagschrift, dat hij:

i.    minder dan 20 uur aan gecertificeerde PE-activiteiten heeft besteed in het jaar 2013 of tijdens de daarvoor geboden inhaaltermijn in 2014;

ii.   niet heeft gereageerd op de brief van de Nba van 3 november 2014 inzake de op hem rustende PE-verplichtingen over het jaar 2013;

iii. voor zover alsnog mocht blijken dat hij wel (gecertificeerde) PE-activiteiten heeft verricht ten aanzien van het jaar 2013, niet heeft voldaan aan zijn registratieverplichting.

Hiermee heeft betrokkene volgens klaagster in strijd gehandeld met de voor hem geldende wettelijke bepalingen en gedrags- en beroepsregels.

4. De gronden van de beslissing

4.1       Op grond van artikel 42 Wab is de accountant ten aanzien van zijn beroepsuitoefening onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, voor zover dit plaats had tot 4 januari 2014 worden getoetst aan de in die periode geldende Verordening gedragscode (RA’s) (hierna: VGC) en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1 en voor zover dit plaatshad ná 4 januari 2014 aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

De Accountantskamer merkt op dat, mede gezien artikel 23, tweede lid Wab, vanaf 8 januari 2014 de NVPE in gewijzigde vorm in werking zijn getreden.

4.3       Bij zijn e-mail van 18 september 2015 heeft betrokkene naar voren gebracht actief te zijn geweest in de ontwikkeling van maatschappelijke standpunten op de (combinatie van) vakgebieden Actuariaat en Accountancy en een overzicht van voorbeelden daarvan verstrekt. De overige klachtonderdelen heeft hij niet betwist. Op grond van bedoeld overzicht is echter zonder toelichting, die ontbreekt, niet vast komen te staan welke en hoeveel daaraan bestede uren kwalificeren als aan PE bestede uren in 2013.  Klaagster heeft derhalve aannemelijk gemaakt dat betrokkene in het jaar 2013 geen gecertificeerde PE-activiteiten heeft verricht. Hij heeft aldus voor dit jaar niet voldaan aan het bepaalde in artikel A-130.7 VGC juncto artikel 2, eerste en vierde lid NVPE, om minimaal 20 uur  te besteden aan gecertificeerde PE-activiteiten per kalenderjaar en daarmee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als neergelegd in de artikelen A-130.1 en volgende van de VGC.  Voor zover daaraan niet is voldaan tijdens de inhaaltermijn vanaf 8 januari 2014, heeft hij niet voldaan aan het bepaalde in artikel 24 VGBA juncto artikel 2, eerste en derde lid NVPE, zoals die luiden vanaf 8 januari 2014 en daarmee in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid als neergelegd in artikel 12 en volgende van de VGBA. Onderdeel i. van de klacht is daarom gegrond.

4.4       In klachtonderdeel ii. verwijt klaagster betrokkene dat hij heeft nagelaten te reageren op de brief van 3 november 2014.

De Accountantskamer acht het in het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 42, eerste lid sub b. Wab) en in overeenstemming met het fundamentele beginsel van professionaliteit (artikel 42, eerste lid sub a. Wab juncto artikel 2 onder a en artikel 4 VGBA) dat een accountant aan op hem jegens zijn beroepsorganisatie rustende informatieverplichtingen voldoet en/of op aan hem gerichte verzoeken om informatie of medewerking op adequate wijze en binnen redelijke termijn reageert, zodat klaagster aan de in het algemeen belang aan haar opgedragen taak, te weten onder meer het bevorderen van een goede beroepsuitoefening (artikelen 3 en 19 Wab), kan voldoen. Een informatieverplichting met betrekking tot het verrichten en registreren van PE-activiteiten ten aanzien van het kalenderjaar 2013 is tevens gegrond op artikel A-130.7 VGC juncto artikel 4, eerste lid NVPE, en voor zover aan deze registratieverplichting niet is voldaan vanaf 8 januari 2014 op artikel 24 VGBA juncto artikel 4, eerste lid NVPE zoals deze luiden vanaf 8 januari 2014.  

In de brief van 3 november 2014 is betrokkene verzocht een bijgevoegd antwoordformulier te retourneren. Ook als de gegevens correct waren, werd hij geacht het formulier te ondertekenen en te retourneren. Nu vast is komen te staan dat betrokkene aan dit verzoek niet heeft voldaan, heeft hij gehandeld in strijd met een goede uitoefening van het accountantsberoep en met het fundamentele beginsel van professionaliteit. Onderdeel ii. van de klacht is daarom in zoverre gegrond.

4.5       Nu niet is gebleken dat betrokkene (gecertificeerde) PE-activiteiten heeft verricht, die hij niet geregistreerd heeft, behoeft klachtonderdeel iii. geen behandeling.

4.6        Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks zowel in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Wab als met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.7       Bij de beslissing tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de fouten van betrokkene. Een van de essentiële vereisten voor een goede beroepsuitoefening is het voortdurend op peil houden van de deskundigheid. Betrokkene heeft aan dit vereiste niet, althans niet op de voor beroepsgenoten voorgeschreven wijze, voldaan en heeft over 2013 niet het minimum aantal van 20 uur aan gecertificeerde PE-activiteiten besteed. Redenen om betrokkene deze verzuimen niet aan te rekenen, zijn gesteld noch gebleken.

De Accountantskamer acht oplegging van de maatregelen waarschuwing en geldboete passend en geboden. Bij de beslissing tot het opleggen van de geldboete en het bepalen van de hoogte ervan heeft de Accountantskamer mede rekening gehouden met de omstandigheid dat collega-accountants, die zich wel aan hun PE-verplichtingen hebben gehouden, deswege studiekosten - het besteden van arbeidsuren daaronder begrepen - hebben moeten maken en dat zulks ten onrechte niet bij betrokkene het geval is. Het verschil in positie van betrokkene ten opzichte van bedoelde collega-accountants schat de Accountantskamer, als het gaat om de economische waardering van dat verschil, op € 50,00 per aan PE te besteden uur.

Betrokkene wordt erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde geldboete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid Wtra verplicht is te overwegen of aan betrokkene alsnog de maatregel van (tijdelijke) doorhaling moet worden opgelegd.

4.8       Op grond van al het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. De beslissing      

De Accountantskamer:

·       verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·       legt ter zake aan betrokkene op:

-      een waarschuwing,

en

-      een geldboete van € 1.000,00 (duizend euro), welke boete binnen een maand na het door de voorzitter van de Accountantskamer uitvaardigen van een last tot ten uitvoerlegging dient te worden betaald door overmaking van voormeld bedrag op IBAN NL70 RBOS 056.99.92.400 (BIC-code bank: RBOSNL2A) ten name van het Ministerie van Financiën te ‘s-Gravenhage onder vermelding van het zaaknummer 15/1385 Wtra PE,

·         verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer ingevolge artikel 9, tweede lid, juncto artikel 47 Wtra, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers bedoeld in artikel 1, onder i. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.F. Smeele (rechterlijk lid) en drs. W.J. Schoonderbeek RA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, kunnen klaagster dan wel betrokkenetegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.