ECLI:NL:TACAKN:2015:134 Accountantskamer Zwolle 15/1379 Wtra PE

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:134
Datum uitspraak: 27-11-2015
Datum publicatie: 27-11-2015
Zaaknummer(s): 15/1379 Wtra PE
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie:   Niet voldoen aan PE-verplichtingen 2013.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/1379 Wtra PE van 27 november 2015 van

de KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (Nba) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

raadslieden: mr. A. Sukkel en mr. N.J. Makkes,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

wonende te [woonplaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van het op 2 juli 2015 ingekomen klaagschrift van 1 juli 2015, met bijlagen.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 18 september 2015 waar zijn verschenen namens klaagster haar raadsvrouw/gemachtigde, mr. N.J. Makkes, en betrokkene in persoon.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is, als tussen partijen niet in geschil, het volgende vast komen te staan.

2.1       Betrokkene is sinds 12 maart 1997 ingeschreven in het accountantsregister van het NIVRA en met toepassing van artikel 72 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) aansluitend ingeschreven in het accountantsregister van de Nba. Betrokkene wordt aangemerkt als accountant in business. Betrokkene heeft voor het jaar 2013 geen verzoek ingediend tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de verplichting om activiteiten op het gebied van permanente educatie (de PE-activiteiten) te verrichten als bedoeld in artikel 6, derde lid van de in de periode 1 januari 2013 tot 1 juni 2013 respectievelijk 1 juni 2013 tot 1 januari 2014 geldende Nadere voorschriften permanente educatie (hierna: NVPE).

2.2       Bij brief van 6 juni 2014 heeft klaagster betrokkene er (onder meer) op gewezen dat hij niet heeft voldaan aan zijn verplichting op grond van de NVPE, om in 2013 tenminste 20 uur te besteden aan PE-activiteiten en deze te registreren en niet aan zijn verplichting in 2012 of 2013 een geaccrediteerde training inzake beroepsethiek te registreren. Daarbij is betrokkene een termijn van drie maanden gesteld om alsnog te voldoen aan die verplichtingen. Deze termijn eindigde op 7 september 2014. Bij brief van 20 augustus 2014 is betrokkene aan een en ander herinnerd.

2.3       Bij brief van 3 november 2014 heeft klaagster betrokkene meegedeeld dat hij ook na ommekomst van de gestelde (inhaal)termijn van drie maanden niet aan zijn PE-(registratie)verplichtingen heeft voldaan, waarbij betrokkene erop is gewezen dat het aanhangig maken van een tuchtklacht is aangewezen. Betrokkene is in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Tevens is betrokkene verzocht het bij de brief meegezonden antwoordformulier te controleren en te retourneren op uiterlijk 25 november 2014, ook als de gegevens correct waren. Betrokkene heeft niet op deze brief gereageerd.

2.4       Bij e-mail van 7 april 2015 is betrokkene de mogelijkheid geboden uiterlijk 17 april 2015 de ten aanzien van 2013 verrichte PE-activiteiten, aan klaagster door te geven.  Daarop heeft betrokkene niet gereageerd.

3. De klacht

3.1       Klaagster verwijt betrokkene, althans zo begrijpt de Accountantskamer het klaagschrift, dat hij:

i.    minder dan 20 uur aan PE heeft besteed in het jaar 2013 of tijdens de daarvoor geboden inhaaltermijn in 2014;

ii.   niet heeft voldaan aan de verplichting tot het volgen van een erkende training inzake het voor hem verplicht aangewezen onderwerp beroepsethiek;

iii. niet heeft gereageerd op de brief van de Nba van 3 november 2014 inzake de op hem rustende PE-verplichtingen over het jaar 2013;

iv.  voor zover alsnog mocht blijken dat hij wel PE-activiteiten heeft verricht ten aanzien van het jaar 2013, niet heeft voldaan aan zijn registratieverplichting.

Hiermee heeft betrokkene volgens klaagster in strijd gehandeld met de voor hem geldende wettelijke bepalingen en gedrags- en beroepsregels.

3.2       Ter zitting heeft klaagster klachtonderdelen i. en  ii. ingetrokken.

4. De gronden van de beslissing

4.1       Op grond van artikel 42 van Wab is de accountant ten aanzien van zijn beroepsuitoefening onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, voor zover dit plaats had tot 4 januari 2014 worden getoetst aan de in die periode geldende Verordening gedragscode (RA’s) (hierna: VGC) en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor accountants in business geldende) deel C en voor zover dit plaatshad ná 4 januari 2014 aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

De Accountantskamer merkt op dat, mede gezien artikel 23, tweede lid Wab, vanaf 8 januari 2014 de NVPE in gewijzigde vorm in werking zijn getreden.

4.3       In klachtonderdeel iii. verwijt klaagster betrokkene dat hij heeft nagelaten te reageren op de brief van 3 november 2014.

De Accountantskamer acht het in het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 42, eerste lid sub b. Wab) en in overeenstemming met het fundamentele beginsel van professionaliteit (artikel 42, eerste lid sub a. Wab juncto artikel 2 onder a en artikel 4 VGBA) dat een accountant aan op hem jegens zijn beroepsorganisatie rustende informatieverplichtingen voldoet en/of op aan hem gerichte verzoeken om informatie of medewerking op adequate wijze en binnen redelijke termijn reageert, zodat klaagster aan de in het algemeen belang aan haar opgedragen taak, te weten onder meer het bevorderen van een goede beroepsuitoefening (artikelen 3 en 19 Wab), kan voldoen. Een informatieverplichting met betrekking tot het verrichten en registreren van PE-activiteiten ten aanzien van het kalenderjaar 2013 is tevens gegrond op artikel A-130.7 VGC juncto artikel 4, eerste lid NVPE en voor zover aan deze registratieverplichting niet is voldaan vanaf 8 januari 2014 op artikel 24 VGBA juncto artikel 4, eerste lid NVPE zoals deze luiden vanaf 8 januari 2014.    

In de brief van 3 november 2014 is betrokkene verzocht een bijgevoegd antwoordformulier te retourneren. Ook als de gegevens correct waren, werd hij geacht het formulier te ondertekenen en te retourneren. Nu vast is komen te staan dat betrokkene aan dit verzoek niet heeft voldaan, heeft hij gehandeld in strijd met een goede uitoefening van het accountantsberoep en met het fundamentele beginsel van professionaliteit. Onderdeel iii. van de klacht is daarom in zoverre gegrond.

4.4       Gebleken is dat betrokkene meer PE-activiteiten heeft verricht dan hij heeft geregistreerd. Op grondslag van artikel 4, eerste lid NVPE dient de registeraccountant de door hem verrichte PE-activiteiten over een kalenderjaar voor 31 maart van het daarop volgende kalenderjaar te registreren via het online registratiesysteem van de Nba.  Nu gebleken is dat betrokkene in 2013 punten heeft behaald, die hij niet heeft geregistreerd, heeft hij gehandeld in strijd met het in de VGC opgenomen fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid.  Voor zover betrokkene aan deze registratieverplichting niet heeft voldaan vanaf 8 januari 2014 op artikel 24 VGBA juncto artikel 4, eerste lid NVPE zoals deze luiden vanaf 8 januari 2015. Klachtonderdeel iv. is daarom gegrond.

4.5       Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks zowel in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Wab als met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.6       Bij de beslissing tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de fouten van betrokkene. In de door betrokkene naar voren gebrachte en ter zitting nader toegelichte, in zijn gezondheid gelegen bijzondere persoonlijke omstandigheden, welke naar ter zitting is gebleken, bij een verzoek daartoe, hadden kunnen leiden tot een ontheffing van zijn PE-verplichtingen, ziet de Accountantskamer aanleiding om geen maatregel op te leggen.  

4.7       Op grond van al het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. De beslissing      

De Accountantskamer:

·       verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·       legt ter zake aan betrokkene geen maatregel op.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.F. Smeele (rechterlijk lid) en drs. W.J. Schoonderbeek RA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, kunnen klaagster dan wel betrokkenetegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.