ECLI:NL:TACAKN:2015:128 Accountantskamer Zwolle 15/990 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:128
Datum uitspraak: 27-11-2015
Datum publicatie: 27-11-2015
Zaaknummer(s): 15/990 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Een fiscalist-collega stelt (concept)aangiften IB/PH op voor clienten van betrokkene. Betrokkene licht deze (concept) aangiften aan de clienten toe. Hierdoor is er sprake van een dusdanige betrokkenheid van betrokkene bij deze aangiften dat hij reeds daarom voor de inhoud van deze aangiften mede tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid draagt. Van een fout in deze aangiften is overigens niet gebleken. Klacht ongegrond.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/990 Wtra AK van 27 november 2015 van

X1 ,

X2 ,

X3 ,

X4 ,

woonplaats kiezende te Sneek,

K L A G E R S ,  

raadsman: mr. D.M. Bos,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats1],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. W.M. Stolk.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 11 mei 2015 ingekomen klaagschrift van 8 mei 2015;

-        de op 10 juni 2015 ingekomen aanvulling op het klaagschrift met bijlagen;

-        het op 12 augustus 2015 ingekomen verweerschrift van 11 augustus 2015 met bijlagen.

1.2       Voorts heeft de Accountantskamer, met instemming van betrokkene respectievelijk klagers, kennisgenomen van:  

-        de op 9 september 2015 ingekomen brief van klagers met bijlage;

-        de ter zitting door betrokkene overgelegde e-mail van 4 november 2014.

1.3       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 11 september 2015 waar zijn verschenen X1, mede namens de overige klagers, bijgestaan door mr. D.M. Bos (hierna: mr. Bos), advocaat te Sneek, en betrokkene, bijgestaan door mr. W.M. Stolk, advocaat te Rotterdam.

1.4       Klagers en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (klagers aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en toegelicht, alsmede doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       In 2007 hebben klagers hun vennootschap onder firma ‘[VOF]’ (hierna: VOF) verkocht aan [B.V.1] (hierna: [B.V.1]). [A] Accountants (hierna: [A]) heeft deze verkoop fiscaal begeleid. Mr. Bos heeft klagers in juridische zin begeleid.

2.2       Betrokkene is werkzaam voor [B.V.2], voorheen maatschap [B] Accountants en Raadgevers (hierna: [B]). [B] had opdracht om de aangiften inkomstenbelasting 2007 voor klagers op te stellen en in te dienen.

2.3       Bij (concept) brief van 15 mei 2009 aan mr. Bos heeft betrokkene zijn bevindingen gerapporteerd over de verschillen in de aangiften inkomstenbelasting 2007 van klagers en fiscale opstellingen van [A]. Daarin staat:

“ Bij het samenstellen van de aangiften Inkomstenbelasting 2007 is op de volgende punten afgeweken van de berekeningen van [A]:

·        beëindigingsuitkering van € 200.000 is toegedeeld aan de heer X1 en zijn echtgenote, ieder voor € 100.000. In de berekening van [A] is deze geheel toebedeeld aan de heer X1;

·        de vrijval crediteuren is toegedeeld aan alle vennoten, in de opstelling van [A] is deze verdeeld over de heer X1, de heer X4 en de heer X3;

·        de kwijtschelding van de lening ABN-AMRO Bank is toegedeeld aan alle vennoten, in de opstelling van [A] is deze verdeeld over de heer X1, de heer X4 en de heer X3. ”

Betrokkene vermeldt daarbij dat het belastingverschil uitsluitend gebaseerd is op het feit dat in de berekeningen van [B] ‘de vrijval crediteuren’ en ‘de kwijtschelding lening ABN-AMRO Bank’ geheel onder de belastingheffing vallen omdat de compensabele verliezen van alle vennoten het totaalbedrag van deze vrijval en de kwijtschelding te boven gaan waardoor geen ‘kwijtscheldingswinstvrijstelling’ geldt. Ook heeft hij -ter goedkeuring- de aangiften inkomstenbelasting 2007 van klagers aan mr. Bos gestuurd.

2.4       Bij brieven van 20 mei 2009, behandeld door [C] (hierna: [C]), heeft mr. [D] van [B] Belastingadviseurs, aan X3 en X4 elk een aangifterapport met de aangifte inkomstenbelasting en premieheffing 2007 ter goedkeuring gezonden.  

2.5       Bij e-mailbericht van 18 juni 2009 heeft [C] X1 laten weten dat 22 juni 2009 de uiterste datum van inzending van de aangiften over 2007 was. Hij heeft klagers en mr. Bos daarbij om een bevestiging verzocht teneinde de aangiften in te kunnen dienen. Voorts heeft hij gevraagd welke opdracht [A] had, omdat dit kantoor steeds contact met [B] opnam om vragen te stellen over haar berekeningen.

2.6       In reactie daarop heeft X1  per e-mailbericht van 18 juni 2009 aan [C] geschreven:

“Vragen van jullie doorgezonden aan Mr. Bos, ook wat betreft [A], aan Mr Bos en [B] de opdracht om aangifte 2007 naar goed vinden deze in te dienen .

volgens berekeningen [B] .”

2.7       [B.V.3] (hierna: [B.V.3]) had berekeningen gemaakt van de fiscale uitkomsten voor klagers van de verkoop van ieders VOF-aandeel. Met het oog op een gerechtelijke procedure van klagers tegen [B.V.3] heeft betrokkene, in opdracht van mr. Bos, een vergelijking gemaakt tussen door [B.V.3] gemaakte opstellingen (inzake de fiscale uitkomsten voor klagers van de verkoop van hun VOF-aandelen) en de door [B] ingediende aangiften inkomstenbelasting. Bij brief van 4 september 2009 heeft betrokkene het rapport dienaangaande aan mr. Bos verstrekt. Bijlage A. van het rapport betreft een ‘berekening inclusief finale kwijting [B.V.3]/ABN AMRO’ en bijlage B. een ‘berekening belastingverplichting bij juiste toepassing verrekening compensabel verlies en kwijtscheldingswinst’. In bijlage B. is voor elke klager een bedrag van € 129.513,- opgenomen als ‘vrijval obv finale kwijting’ en voor X4 en X3  elk een bedrag van € 45.000,- als ‘Vergoeding hypothecaire zekerheid’.

2.8       Bij e-mailbericht van 4 november 2014 aan [C] heeft X1 hem een aantal vragen voorgelegd waarop mr. Bos antwoorden wenste in verband met de gerechtelijke procedure tegen [B.V.3]. Deze vragen luiden:

“A. betreft ontvangen bedragen [B.V.1]

Wat zou belasting zijn over deze betaling. Wat is definitieve aanslag inc. [VOF]. Wat  is het verschil

1: X1      € 100.000,-

2: X2      € 100.000,-

3: X3      € 21.000,-

4: X4      € 21.000,-

B. …

C. Eind rapport 2007 Belasting aangifte. Kun je dit produceren ecx. vergoeding [B.V.1]. voor alle 4 [X1,X2,X3,X4]. ”

2.9       Bij e-mailbericht van 7 november 2014 heeft [E] RB (hierna: [E]) van [B.V.2], vooruitlopend op een te houden bespreking op 10 november 2014, X1 herberekeningen doen toekomen van de verschuldigde inkomstenbelasting 2007 van klagers, exclusief beëindigingsvergoedingen, met het verzoek te berichten of aan de opdracht is voldaan en de toevoeging dat de berekeningen desgewenst op een officiële manier, bijvoorbeeld op [B.V.2]papier, kunnen worden gepresenteerd.

In reactie daarop heeft X1 in de e-mail van 7 september 2015 aan mr. Bos geschreven:

“hierbij nog een bericht waaruit blijkt dat [B] laat blijken dat zij niet weten wat ze precies doen. [E] geeft hieraan dat berekeningen op [B.V.2] papier kan, waar later bij afhalen papieren Hr. Y meldt dat dit niet kan.”

2.10     Bij brief van 16 januari 2015 aan [E] heeft mr. Bos, naar aanleiding van de bespreking die klagers met [E] op 10 november 2014 hadden gehad, [B.V.2] aansprakelijk gesteld voor ‘door klagers te lijden en geleden schade in verband met de niet onaanzienlijke bedragen waarvoor klagers in de heffing inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2007 werden betrokken welke bedragen in geen verhouding staan met de, bij de overdracht van de VOF, bedongen beëindigingsvergoedingen’. Betrokkene heeft per e-mailbericht op deze brief gereageerd. Hij heeft mr. Bos om een verduidelijking gevraagd en erop gewezen dat mr. Bos ‘onderdeel is geweest om te komen tot de ingediende aangifte’ en ‘de heer [familienaam] tot de ingediende aangifte goedkeuring heeft verleend’. 

3.         De klacht

3.1       Ten grondslag aan de door klagers ingediende klacht ligt, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klagers gegeven toelichting, het verwijt dat de aangiften inkomstenbelasting en premieheffing volksverzekeringen 2007 van X3 en x4, fouten bevatten.

3.2       Wat door klagers bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen  (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook niet meer zou zijn toegestaan) doch als een ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 33 Wet op de Accountants-administratieconsulenten (oud, hierna: Wet AA) en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen, onderscheidenlijk ten aanzien van zijn beroepsuitoefening, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, voor zover dit plaats had in de periode van 17 januari 2007 tot 4 januari 2014 worden getoetst aan de in die periode geldende Verordening gedragscode (AA’s) en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1. en voor zover dit plaatshad ná 4 januari 2014 aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.3       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klagers is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       Artikel 22, eerste lid, Wtra, zoals dat luidt sinds 1 januari 2014, bepaalt dat de Accountantskamer een klacht niet in behandeling neemt indien tussen het moment van het verweten handelen of nalaten en het moment van indiening van de klacht een periode van zes jaar of meer is verstreken. Ook kan geen klacht meer worden ingediend indien op het moment van indienen van de klacht drie jaren zijn verstreken nadat klager heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren dat het handelen of nalaten in strijd is met het bij of krachtens de Wab bepaalde of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.5       Daargelaten de al dan niet ontvankelijkheid van de klacht, nu niet geheel duidelijk is op welk moment klagers zich er bewust van waren, althans redelijkerwijs bewust hadden moeten zijn dat (in hun visie ten onrechte) in de aangiften van X3 en X4 bij ieder een bate van € 45.000,- was opgevoerd, is de Accountantskamer van oordeel dat de klacht ongegrond is. Redengevend daartoe is het volgende.

4.6       Vaststaat dat betrokkene bij de brieven van 15 mei 2009 en 4 september 2009 op verzoek van klagers verschillen in berekeningen heeft toegelicht en (vergelijkende) opstellingen heeft gemaakt aangaande (de juistheid van) de fiscale aangiften van klagers. Hierdoor is er sprake van een dusdanige betrokkenheid van betrokkene bij deze aangiften dat hij reeds daarom voor de inhoud van deze aangiften mede tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid draagt, ook indien hij, zoals hij stelt, de belastingaangiften 2007 niet heeft opgesteld.

4.7       Ter toelichting op hun klacht hebben klagers naar voren gebracht dat in de aangiften van X3 en X4 bij ieder een bate van € 45.000,-  is opgevoerd die niet klopt, omdat deze posten geacht werden te zijn verdisconteerd in de door ABN-AMRO verleende finale kwijting van € 129.513,- die als kwijtscheldingswinst  bij hun aangiften inkomstenbelasting 2007 is opgevoerd.   

4.8       Betrokkene heeft in zijn verweer naar voren gebracht dat klagers niet gemotiveerd hebben om welke reden de in de aangiften opgenomen bate van € 45.000,- voor beide klagers niet juist zou zijn. Volgens hem was geen sprake van de door klagers gestelde verdiscontering maar van een verhoging van de koopsom met € 90.000,- om twee krediethypotheken bij de ABN-AMRO bank af te kopen. Daarbij zijn de gegevens volgens betrokkene verstrekt door klagers en [A] zelf en hebben zij op dit punt naderhand ook geen opmerkingen bij de conceptaangiften gemaakt.

4.9       Ter zitting hebben klagers beaamd ter onderbouwing van hun klacht geen stukken te hebben overgelegd die erop wijzen dat het opnemen van de € 45.000,- in de aangiften van X3 en X4 (alsnog) onjuist zou zijn, doch dat zij zich achteraf hebben afgevraagd of één en ander door [B] wel op een juiste wijze in de aangiften is verwerkt. Zij hebben in dat kader naar voren gebracht, in het gesprek met [E] op 10 november 2014, (onder meer) te hebben besproken of de opname in hun aangiften 2007 van € 45.000,-, waarop hun oog was gevallen, wel klopte en dat in dat gesprek door [E] niet werd uitgesloten dat dat inderdaad niet klopte. In plaats van een (on)juistheid te melden, heeft betrokkene evenwel om een opdracht, voor de uitvoering waarvan kosten in rekening gebracht zouden worden, gevraagd, zo hebben zij voorts betoogd.

4.10     De Accountantskamer is gelet op het vorenstaande van oordeel dat klagers niet aannemelijk hebben gemaakt, terwijl evenmin anderszins is gebleken, dat de betwiste bate van (twee maal) € 45.000,- in bijlage B. bij de bovengenoemde brief van 4 september 2009 onjuist is. Het is dan ook niet aannemelijk geworden dat er aanleiding is de aangiften 2007 van X3 en X4 op dit punt als onjuist opgesteld en ingediend te kwalificeren. De klacht is om die reden ook ongegrond.          

4.11      Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.F. Smeele en mr. H. de Hek (rechterlijke leden) en mr. drs. J.B. Backhuijs RA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 27 november 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kunnen klager en/of betrokkene dan wel de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.