ECLI:NL:TACAKN:2015:111 Accountantskamer Zwolle 15/1474 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:111
Datum uitspraak: 25-09-2015
Datum publicatie: 25-09-2015
Zaaknummer(s): 15/1474 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie:   Niet betalen eerder opgelegde geldboete ad € 5.000,=. Alsnog op de voet van artikel 5, vierde lid Wtra oplegging van de maatregel van doorhaling met een niet herinschrijvingstermijn van 5 maanden.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING van 25 september 2015 in de zaak met nummer 15/1474 Wtra AK , welke zaak ingevolge artikel 5, lid 4 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) is voortgevloeid uit de zaak met nummer 14/707 Wtra PE van

de KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (Nba) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

t e g e n

drs. Y ,

voorheen registeraccountant,

verblijvende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van:

-        haar beslissing van 10 oktober 2014 in de zaak van de Nba tegen betrokkene met nummer 14/707 Wtra PE;

-        een last tot tenuitvoerlegging van die beslissing, gegeven door haar voorzitter op 9 december 2014;

-        een kennisgeving van 30 december 2014 inzake een door betrokkene ingesteld hoger beroep tegen vorenbedoelde beslissing met nummer 14/707 Wtra AK;

-        de (onherroepelijke) beslissing van het CBb van 18 mei 2015 tot het niet-ontvankelijk verklaren van het hoger beroep;

-        de oproeping van betrokkene van 15 juli 2015 om op 11 september 2015 door de Accountantskamer te worden gehoord;

-        de e-mail van betrokkene van 21 juli 2015 en de reactie daarop van haar voorzitter per e-mail van 23 juli 2015.

1.2       De Accountantskamer heeft de zaak behandeld ter openbare zitting van 11 september 2015 waar betrokkene is verschenen.  

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de stukken stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene stond tot en met 31 maart 2015 als registeraccountant ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep (voorheen: artikel 55, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants).

2.2       Bij de beslissing van de Accountantskamer van 10 oktober 2014 is aan betrokkene, wegens ‑ kort weergegeven ‑ het niet naleven van zijn PE-verplichtingen, onder meer als maatregel een geldboete van € 5.000,-- opgelegd.  Die beslissing is op 24 november 2014 onherroepelijk geworden. Bij de last tot tenuitvoerlegging van die beslissing van 9 december 2014 is betrokkene de gelegenheid geboden de geldboete te voldoen vóór 9 januari 2015. Betrokkene heeft de boete niet betaald maar bij op 15 december 2014 bij het CBb ingekomen brief van 7 december 2014 alsnog hoger beroep ingesteld. Nadat dit beroep bij beslissing van 18 mei 2015 niet-ontvankelijk is verklaard, is van betrokkene eveneens geen betaling ontvangen. In de e-mail van 23 juli 2015 heeft de Accountantskamer betrokkene laten weten dat met betaling van de geldboete vóór de zitting in het algemeen in het voordeel van de accountant rekening wordt gehouden. Betrokkene heeft de geldboete niet alsnog voldaan.

3.         De gronden van de beslissing

Omtrent het niet (tijdig) voldoen aan de last tot tenuitvoerlegging van 9 december 2014  overweegt de Accountantskamer het volgende.

3.1       Van betrokkene is (na de beslissing van het CBb van 18 mei 2015) op de last tot tenuitvoerlegging en op de oproeping voor de zitting geen reactie ontvangen aangaande het niet voldoen van de opgelegde boete. Betrokkene heeft de Accountantskamer daarentegen laten weten dat hij voormelde uitspraak van het CBb nimmer heeft ontvangen en dat hij zich inmiddels vrijwillig heeft laten uitschrijven.

3.2       Wat er ook zij van het niet ontvangen hebben van voormelde uitspraak van het CBb, dat doet niet af aan het feit dat de uitspraak van de Accountantskamer, waarbij aan betrokkene de geldboete is opgelegd, onherroepelijk is geworden en dat betrokkene de opgelegde geldboete dient te betalen.

Ook het feit dat betrokkene zich inmiddels vrijwillig uit het register heeft laten uitschrijven, werpt geen ander licht op de beoordeling van zijn niet-betalen, omdat een accountant aan tuchtrecht onderworpen blijft voor gedragingen met betrekking tot de periode waarin hij nog wel in het register ingeschreven stond.

3.3        Ter zitting heeft betrokkene naar voren gebracht dat de digitale communicatie vanuit zijn toenmalige woonplaats in de Nederlandse Antillen met de Nba en het CBb niet altijd goed verliep, dat hij te kampen heeft gehad met familieomstandigheden, en dat hij door zijn financiële situatie de opgelegde boete niet kan betalen. Voorts heeft hij naar voren gebracht dat hij al een aantal jaren weinig binding met het beroep heeft, in het buitenland geen volledig zicht had op wat in dat kader speelde en dat hij zich afvraagt of zijn verzuim wel een boete van € 5.000,-- rechtvaardigt.

3.4       Deze redenen rechtvaardigen naar het oordeel van de Accountantskamer niet, althans onvoldoende, het achterwege laten van betaling van de bij onherroepelijke uitspraak aan hem opgelegde geldboete. Deze nalatigheid levert strijd op met de wet en met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

3.5       Alles in aanmerking nemende acht de Accountantskamer het passend en geboden om betrokkene thans de in artikel 2, eerste lid, aanhef en sub e. Wtra bedoelde ‑ nadere ‑ maatregel van doorhaling van de inschrijving in de registers als bedoeld in artikel 1 onder i. van de Wtra op te leggen onder bepaling van de termijn van minimale niet-inschrijving op de hierna te vermelden duur.

De Accountantskamer heeft bij dit oordeel rekening gehouden met de hoogte van de niet betaalde boete en met de omstandigheid dat betrokkene is gewaarschuwd voor eventuele ambtshalve toepassing van het bepaalde in het vierde lid van artikel 5 Wtra.

4.         De beslissing

De Accountantskamer:

1.    legt aan betrokkene op de - nadere - maatregel van doorhaling van de inschrijving van betrokkene in het register als bedoeld in artikel 2, onder e. Wtra. Deze maatregel gaat in op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden én de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

2.     bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven op vijf maanden;

3.    verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, ingevolge artikel 9, tweede lid, juncto artikel 47 Wtra, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers bedoeld in artikel 1, onder i. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.F. Smeele en mr H. de Hek (rechterlijk leden) en A.M.H. Homminga AA en mr. drs. J.B. Backhuijs RA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2015.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                               voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op: ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­________________________

___________________________________________________________________________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, kunnen betrokkene dan wel de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.