ECLI:NL:TACAKN:2015:108 Accountantskamer Zwolle 15/1131 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:108
Datum uitspraak: 18-09-2015
Datum publicatie: 18-09-2015
Zaaknummer(s): 15/1131 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met tijdelijke doorhaling
Inhoudsindicatie:   Niet betalen van eerder opgelegde geldboete ad € 2.450,=. Daarom alsnog tijdelijke doorhaling van 2 maanden.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING van 18 september 2015 in de zaak met nummer 15/1131 Wtra AK , welke zaak ingevolge artikel 5, lid 4 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) is voortgevloeid uit de zaak met nummer 14/2982 Wtra PE van

de KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE van ACCOUNTANTS (Nba) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van:

-        haar beslissing van 2 februari 2015 in de zaak van de Nba tegen betrokkene met nummer 14/2982 Wtra PE;

-        een last tot tenuitvoerlegging van die beslissing, gegeven door haar voorzitter op 27 maart 2015;

-        een brief van 7 mei 2015 van haar voorzitter aan betrokkene;

-        een e-mail van betrokkene van 2 juni 2015;

-        een e-mail van haar voorzitter aan betrokkene van 2 juni 2015;

-        de oproeping van betrokkene van 3 juni 2015 om op 3 juli 2015 door de Accountantskamer te worden gehoord;

-        een e-mail van betrokkene van 26 juni 2015.

1.2 Betrokkene is op 3 juli 2015 niet verschenen en heeft zich toen evenmin laten vertegenwoordigen. Daarvan heeft hij de Accountantskamer bij de e-mail van 26 juni 2015 in kennis gesteld.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de stukken stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene staat als accountant-administratieconsulent ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep (voorheen: artikel 36, eerste lid, van de Wet op de Accountants-administratieconsulenten).

2.2 Bij de beslissing van de Accountantskamer van 2 februari 2015 is aan betrokkene, wegens ‑ kort weergegeven ‑ het niet naleven van zijn PE-verplichtingen, onder meer als maatregel een geldboete van € 2.450,00 opgelegd. In die beslissing is betrokkene erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde geldboete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid, Wtra kan beslissen dat betrokkene de maatregel van (tijdelijke) doorhaling moet worden opgelegd. Die beslissing is op 17 maart 2015 onherroepelijk geworden. Bij de last tot tenuitvoerlegging van die beslissing van 27 maart 2015 is betrokkene de gelegenheid geboden de geldboete te voldoen vóór 28 april 2015. In de brief van 7 mei 2015 is betrokkene een laatste gelegenheid geboden de genoemde boete alsnog binnen een termijn van 2 weken te betalen en is (nogmaals) gewezen op artikel 5, lid 4 Wtra. Betrokkene heeft de boete niet voldaan.

3. De gronden van de beslissing

Omtrent het niet (tijdig) voldoen aan de last tot tenuitvoerlegging van 27 maart 2015 overweegt de Accountantskamer het volgende.

3.1 Van betrokkene is op de brief van 7 mei 2015 een reactie ontvangen inhoudende dat hij onder meer door het starten van zijn eigen accountantskantoor niet beschikt(e) over de liquide middelen om aan zijn verplichtingen te voldoen en het verzoek om de boete te verminderen en op nihil te stellen omdat hij voornemens was zich uit het accountantsregister uit te laten schrijven.

3.2 De Wtra kent echter geen mogelijkheid om een opgelegde geldboete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden en betalingsonmacht biedt naar het oordeel van de Accountantskamer geen rechtvaardiging voor het uitblijven van de betaling van de aan betrokkene opgelegde boete. Deze nalatigheid levert strijd op met de wet en met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

3.3 Alles in aanmerking nemende acht de Accountantskamer het passend en geboden om betrokkene thans de in artikel 2, eerste lid, aanhef en sub d. Wtra bedoelde ‑ nadere ‑ maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving in de registers als bedoeld in artikel 1 onder i. van de Wtra op te leggen, voor de hierna te vermelden duur.

De Accountantskamer heeft bij dit oordeel rekening gehouden met de hoogte van de niet betaalde boete en met de omstandigheid dat betrokkene herhaaldelijk is gewaarschuwd voor eventuele ambtshalve toepassing van het bepaalde in het vierde lid van artikel 5 Wtra.

4. De beslissing

De Accountantskamer:

·       legt aan betrokkene op de - nadere - maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van betrokkene in het register als bedoeld in artikel 2, onder d. Wtra voor de duur van twee maanden welke maatregel ingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

·       verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers bedoeld in artikel 1, onder i. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. W.M. de Vries en mr. J.W. Frieling (rechterlijk leden) en P. Mansvelder RA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2015.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                               voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op: ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­________________________

_______________________________________________________________________________________      _

Ingevolge artikel 43 Wtra kunnen betrokkene dan wel de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.