ECLI:NL:TVVTPVV:2014:4 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0414

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2014:4
Datum uitspraak: 05-02-2014
Datum publicatie: 13-02-2014
Zaaknummer(s): TPVV0414
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Betreft het niet of onvoldoende bloedmonsters genomen en onderzocht ter controle op de aanwezigheid van de vesiculaire varkensziekte (SVD) en op de aanwezigheid van de Ziekte van Aujeszky (ZvA), in de periode 1 januari 2013 tot en met 30 april 2013. Als verweer is onder meer aangevoerd dat een medewerker de brief al had opgeruimd zonder dat betrokkene die had gezien. Het Tuchtgerecht gaat ervan uit dat er – zoals tevens aangevoerd – geen opzet in het spel was, maar oordeelt dat betrokkene desondanks verantwoordelijk is voor de gang van zaken op zijn bedrijf. Er wordt een geldboete van € 1.000 opgelegd, deels voorwaardelijk.

Zaaknummer:

TPVV 04/2014

Betrokkene:

[bedrijfsnaam] B.V.

[adres]

Datum:

5 februari 2014

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CBD) heeft opgemaakt onder nummer CBD SVD-ZvA 1402, naar aanleiding van een administratieve inspectie op 3, 4 en 16 september 2013 door een controleur van het CBD met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat deze uitoefent aan [adres], dat op naam van [bedrijfnaam] B.V. geregistreerd is onder [UBN].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 21 januari 2014 behandeld op zijn openbare zitting, gehouden te Amersfoort.

Ter zitting is namens [bedrijfsnaam] B.V. verschenen de heer [betrokkene], geboren op [1971] te [geboorteplaats], wonende aan [adres 2], (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen mevrouw ir. M. van Lent en de heer mr. R.B.R. Henke, beide namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 5 februari 2014 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Geen of onvoldoende bloedmonsters genomen en onderzocht ter controle op de aanwezigheid van de vesiculaire varkensziekte en op de aanwezigheid van de Ziekte van Aujeszky, in de periode 1 januari 2013 tot en met 30 april 2013.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“In het eerste trimester van 2013 is het blijkbaar niet goed gegaan. Ik denk dat mijn varkenshandelaar vergeten is te melden dat er bloedmonsters genomen moesten worden. Ik heb de brief van het Productschap later wel gevonden. Een medewerker had de brief al opgeruimd zonder dat ik de brief had gezien. De brief had op mijn bureau moeten komen te liggen. Ik ga er vanaf nu beter op letten. Deze week gaan er weer varkens weg en ik zal dan bloed laten tappen voor het laatste trimester van dit jaar.”

Ter zitting heeft betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:

“Op andere locatie is het wel goed gegaan. En hier tot nu toe verder ook. Toen ik ben gebeld door de heer Grolleman, heb ik ook initiatieven genomen om dit niet meer te laten voorkomen. Het staat nu in de agenda dat er op tijd getapt moet worden.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van hetgeen ter zitting is komen vast te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het nalaten van bloedmonstername ten behoeve van onderzoek naar vesiculaire varkensziekte en de Ziekte van Aujeszky, in de periode 1 januari 2013 tot en met 30 april 2013.

Uit de schriftelijke verklaring blijkt, dat het Productschap van mening is dat er sprake is van twee overtredingen, eenmaal van de Verordening monitoring vesiculaire varkensziekte (PVV) 2009 (hierna: de Verordening SVD) en eenmaal van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 (hierna: de Verordening ZvA).

Het Tuchtgerecht is echter van oordeel dat er in de praktijk sprake is van één keer geen bloed afnemen, waarbij de bloedmonsters voor verschillende controles worden gebruikt en dat er in dit geval dus sprake is van één overtreding, geen twee.

Dit levert op:

Eenmaal overtreding van artikel 2 lid 1 en 2 van de Verordening SVD en van artikel 3 lid 1 van de Verordening ZvA jo. artikel 1 van het Besluit monitoring Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel:

Vanaf september 2009 wordt door het PVV nauwgezet de hand gehouden aan de monitoringsplicht voor vesiculaire varkensziekte (SVD) en de Ziekte van Aujeszky (ZvA).

In diverse publicaties van het PVV alsmede in de vakbladen is diverse malen aangegeven dat het PVV prioriteit zal geven aan de controle op de naleving van de desbetreffende verordeningen. Vanaf begin 2010 is het PVV handhavend gaan optreden.

Voor zowel SVD als de ZvA geldt dat de fase van de verplichte vaccinatie is gevolgd door de status van officieel ziekte-vrij zijn. Thans geldt een verbod op het houden van varkens die niet vrij zijn van SVD of drager zijn van het ZvA-virus, danwel gevaccineerd zijn tegen deze ziekten. Voor het buitenland dient Nederland zichtbaar te kunnen maken dat het de status van ziekte-vrij zijn, verdient. Zonder monitoring kan de officiële ziekte-vrij status niet worden verkregen en behouden.

De verboden worden daarom ondersteund door een verplichting tot monitoring naar de aanwezigheid van voormelde dierziekten.

De exportbelangen voor de Nederlandse varkenshouderij en de daarvan afgeleide belangen voor de binnenlandse markt zijn dermate groot dat correcte naleving van de monitoringsplicht plaats dient te vinden, aldus valt op te maken uit de toelichting van de onderhavige Verordening.

Het Tuchtgerecht komt op basis van voormelde overwegingen tot het aanmerken van de overtreding als “zeer ernstig”, categorie A. Dit betekent dat het Tuchtgerecht in beginsel zal opleggen, een boete van € 1.000 per geconstateerde overtreding. Op het bedrijf van betrokkene, met [UBN] is, zo is ter zitting vast komen te staan, een overtreding begaan van twee afzonderlijke verordeningen.

Namens betrokkene is als verweer aangevoerd dat een medewerker de brief al had opgeruimd zonder dat betrokkene die had gezien. Het Tuchtgerecht gaat ervan uit dat er – zoals tevens aangevoerd – geen opzet in het spel was, maar oordeelt dat betrokkene desondanks verantwoordelijk is voor de gang van zaken op zijn bedrijf.

Aan betrokkene wordt een geldboete opgelegd. Bij het bepalen van de strafmaat houdt het Tuchtgerecht rekening met de gemiddelde omvang van het bedrijf (met circa 1.800 vleesvarkens), met het feit dat betrokkene maatregelen heeft genomen om herhaling in de toekomst te voorkomen en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Ook heeft het Tuchtgerecht tijdens de zitting de indruk gekregen dat betrokkene een consciëntieuze bedrijfsvoering heeft. Dit alles in overweging nemende legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat aan betrokkene – gelet op artikel 5 van de Verordening SVD en artikel 10 lid 2 van de Verordening ZvA – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

Een geldboete van € 1.000 (zegge: eenduizend euro), waarvan € 500 (zegge: vijfhonderd euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – de voorwaardelijke boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening SVD of van de Verordening ZvA mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter en de heren mr. L.F.A. Husson en mr. drs. H. Lommers, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.