ECLI:NL:TVVTPVV:2014:1 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0114

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2014:1
Datum uitspraak: 05-02-2014
Datum publicatie: 13-02-2014
Zaaknummer(s): TPVV0114
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Op het bedrijf zijn 3 maal geen of te weinig bloedmonsters onderzocht op vesiculaire varkensziekte (SVD) en ziekte van Aujeszky (ZvA), in de perioden 2 en 3 van 2012 en in periode 1 van 2013. Betrokkene heeft overzichten van het afnemen van bloed in 2012 laten zien; deze hadden echter betrekking op periode 1 van 2012, waar het in casu periode 2 en 3 van 2012 betreft. Het verweer wordt verworpen. Tevens werd aangegeven dat men vertrouwde op de herinneringsbrieven van Verin. Het Tuchtgerecht stelt vast dat de ter zitting getoonde herinneringen niet de onderzoeken naar ZvA en SVD betroffen, maar Salmonella- onderzoeken, en overweegt verder dat van een ondernemer die een groot aantal varkenslocaties in exploitatie heeft, zoals in casu het geval is, verwacht mag worden dat hij een uiterst zorgvuldige administratie voert en extra inspanningen pleegt om een adequaat overzicht te bewaren. Er wordt een deels voorwaardelijke geldboete opgelegd.

Zaaknummer:

TPVV 01/2014

Betrokkenen:

Maatschap[bedrijfsnaam 1]

[adres 1]

en

[bedrijfsnaam 2] B.V.

[adres 2]

Datum:

5 februari 2014

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder de nummer CBD SVD-ZvA 1394, naar aanleiding van een telefonische inspectie op 3, 5 en 9 september 2013 door een controleur van CoMore met betrekking tot het bedrijf dat wordt uitgeoefend aan [adres 1] en dat op naam van Maatschap [bedrijfsnaam 1] geregistreerd is onder [UBN].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van een schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 21 januari 2014 behandeld op zijn openbare zitting, gehouden te Amersfoort.

Ter zitting zijn verschenen de heer [betrokkene 1], geboren op [1938] te [geboorteplaats], wonende aan [adres 1], (hierna: betrokkene 1) alsmede, namens [bedrijfsnaam 2] B.V., mevrouw [betrokkene 2], geboren op [1955] te [geboorteplaats], wonende aan [adres 2] (hierna: betrokkene 2).

Voorts zijn ter zitting verschenen mevrouw ir. M. van Lent en de heer mr. R.B.R. Henke, beide namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 5 februari 2014 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Op het bedrijf op de locatie [adres 1] zijn geen of te weinig bloedmonsters onderzocht op vesiculaire varkensziekte en ziekte van Aujeszky, in de perioden 2 en 3 van 2012 en in periode 1 van 2013.

Verklaring van betrokkenen:

In het berechtingsrapport heeft betrokkene 1 onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“Ik heb de stal verhuurd aan de heer [echtgenoot betrokkene 2] (…). Ik verzorg de varkens wel, maar ze zijn van [echtgenoot betrokkene 2]. Als er brieven binnen komen over de varkens geef ik die mee aan de heer [echtgenoot betrokkene 2] of aan mevrouw [betrokkene 2].”

In het berechtingsrapport heeft betrokkene 2 onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“In de stal van Maatschap [bedrijfsnaam 1] (…) liggen onze varkens. De stal heeft een tijd leeg gelegen en er zijn recentelijk 24 bloedmonsters genomen. Van uitslagen van 2012 weet ik niets meer. Dat is ook al zo lang geleden. (…) Normaal gesproken krijgen wij toch een herinnering van Verin (..). Ik vind het belachelijk dat het weer geld moet kosten.”

Ter zitting heeft betrokkene 2 onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:

“De heer [betrokkene 1] is hier wel, maar hij is er helemaal beduusd van. Alleen ik ben verantwoordelijk, niet de heer [betrokkene 1]. Het is maar een kleine locatie, in tegenstelling tot wat er in het rapport staat zijn er 160 varkens. Wij hadden in die tijd 75 stallen. Ik krijg altijd herinneringen en overzichten van Verin. Die melding stuur ik naar de dierenarts, en zo gaat het al jaren goed. Hier heb ik ze ook bij me. Ik toon ze aan u. Er staat: stal [bedrijfsnaam 1]: 12 getapt, 12 getapt. Toen de controleur kwam, heb ik begin september direct 24 bloedjes laten tappen. Je moest er 36 in een jaar tappen, in 2013 heb ik er 36 laten doen. Met zoveel locaties ben ik afhankelijk van mensen en ik dacht dat ik het goed geregeld had. U houdt mij voor dat de getoonde overzichten betrekking hebben op Salmonella. Ik wist niet dat het hier om een ander onderzoek gaat dan Salmonella.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

In eerdere uitspraken , bepaalde het Tuchtgerecht al, dat de Verordeningen zich weliswaar richten op de UBN-houder, maar dat ook de feitelijke houder ofwel de exploitant onder het bereik van een verordening kan vallen. De UBN-houder blijft onder alle omstandigheden ook verantwoordelijk voor de juiste naleving van de Verordening monitoring vesiculaire varkensziekte (PVV) 2009 (hierna: Verordening SVD) en van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 (hierna: Verordening ZvA).

In het onderhavige geval heeft betrokkene 2 aangegeven dat zij, de besloten vennootschap [bedrijfsnaam 2] B.V., een varkenshouderijbedrijf heeft uitgeoefend op de locatie aan de [adres 1], die op naam van Maatschap [bedrijfsnaam 1] geregistreerd is onder UBN 1006522. Dit wordt bevestigd door betrokkene 1.

Gelet op de verklaringen van betrokkenen komt het Tuchtgerecht niet toe aan het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel aan betrokkene 1. Daarom zal uitsluitend de zaak tegen de exploitant, in casu betrokkene 2, inhoudelijk door het Tuchtgerecht worden behandeld.

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van hetgeen ter zitting is komen vast te staan dat op het bedrijf dat geregistreerd is onder [UBN], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het nalaten van bloedmonstername ten behoeve van onderzoek naar vesiculaire varkensziekte en de ziekte van Aujeszky in de perioden 2 en 3 van 2012 en in periode 1 van 2013.

Uit de schriftelijke verklaring blijkt, dat het Productschap van mening is dat er sprake is van zes overtredingen, drie maal van de Verordening SVD en drie maal van de Verordening ZvA.

Het Tuchtgerecht is echter van oordeel dat er in de praktijk sprake is van drie keer geen bloed afnemen, waarbij de bloedmonsters voor verschillende controles worden gebruikt en dat er in dit geval dus sprake is van drie overtredingen, geen zes.

Dit levert op:

Drie overtredingen van artikel 2 lid 1 en 2 van de Verordening SVD en van artikel 3 lid 1 van de Verordening ZvA.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel:

Vanaf september 2009 wordt door het PVV nauwgezet de hand gehouden aan de monitoringsplicht voor vesiculaire varkensziekte (SVD) en de Ziekte van Aujeszky (ZvA).

In diverse publicaties van het PVV alsmede in de vakbladen is diverse malen aangegeven dat het PVV prioriteit zal geven aan de controle op de naleving van de desbetreffende verordeningen. Vanaf begin 2010 is het PVV handhavend gaan optreden.

Voor zowel SVD als de ZvA geldt dat de fase van de verplichte vaccinatie is gevolgd door de status van officieel ziektevrij zijn. Thans geldt een verbod op het houden van varkens die niet vrij zijn van SVD of drager zijn van het ZvA-virus, danwel gevaccineerd zijn tegen deze ziekten. Voor het buitenland dient Nederland zichtbaar te kunnen maken dat het de status van ziekte-vrij zijn, verdient. Zonder monitoring kan de officiële ziekte-vrij status niet worden verkregen en behouden.

De verboden worden daarom ondersteund door een verplichting tot monitoring naar de aanwezigheid van voormelde dierziekten.

De exportbelangen voor de Nederlandse varkenshouderij en de daarvan afgeleide belangen voor de binnenlandse markt zijn dermate groot dat correcte naleving van de monitoringsplicht noodzakelijk is.

Op basis van voormelde overwegingen komt het Tuchtgerecht in beginsel tot een hoge standaard boete van € 1.000 per geconstateerde overtreding. Op het bedrijf op de [adres 1], dat geregistreerd is onder [UBN] zijn, zo is ter zitting vast komen te staan, in totaal een drietal overtredingen begaan.

Namens betrokkene 2, [bedrijfsnaam 2] B.V., heeft mevrouw [betrokkene 2] aan het Tuchtgerecht overzichten van het afnemen van bloed in 2012 laten zien. De overzichten hadden echter betrekking op periode 1 van 2012, waar het in casu periode 2 en 3 van 2012 betreft. Het verweer wordt verworpen.

Tevens is namens betrokkene 2 aangegeven dat men vertrouwt op de herinneringsbrieven van Verin. Het Tuchtgerecht overweegt dat van een ondernemer die een groot aantal varkenslocaties in exploitatie heeft, zoals in casu het geval is, verwacht mag worden dat hij een uiterst zorgvuldige administratie voert en extra inspanningen pleegt om een adequaat overzicht te bewaren. Daar het in de praktijk onmogelijk zal zijn om fysiek op alle locaties aanwezig te zijn, dient zo’n ondernemer extra controles uit te oefenen, minimaal steekproefsgewijs. Enkel vertrouwen op de juistheid van gegevens die een ander aanlevert, is naar het oordeel van het Tuchtgerecht onvoldoende. Niet is gebleken dat de ondernemer voldoende zorgvuldig heeft gehandeld. Het verweer wordt dan ook verworpen.

Het Tuchtgerecht stelt wellicht ten overvloede nog vast dat de ter zitting getoonde herinneringen andersoortige onderzoeken zijn dan waar het hier om gaat. Het betreft geen onderzoeken terzake ZvA en SVD, maar Salmonella- onderzoeken. Wel mogen alle onderzoeken uit dezelfde bloedmonsters genomen worden. De ondernemer is verantwoordelijk voor het goed kennen en naleven van de regels op zijn bedrijf.

Er wordt een geldboete opgelegd. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is rekening gehouden met het feit dat enerzijds de overtreding, ondanks brieven van het Productschap, een jaar lang heeft voortgeduurd en dat anderzijds in perioden 2 en 3 van 2013 voldoende getapt is. Ook houdt het Tuchtgerecht rekening met het feit dat aan betrokkene niet eerder door het Tuchtgerecht Vee en Vlees een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd en met het feit dat betrokkene (met 160 vleesvarkens) een bedrijf van kleine omvang heeft. De geldboete wordt deels voorwaardelijk opgelegd.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat – gelet op artikel 5 van de Verordening SVD en artikel 10 lid 2 van de Verordening ZvA – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

1. Ten aanzien van [bedrijfsnaam 1]:

Schuldigverklaring zonder oplegging van een tuchtrechtelijke maatregel.

2. Ten aanzien van [bedrijfsnaam 2] B.V.:

Een geldboete van € 750 (zegge: zevenhonderd vijftig euro), waarvan € 150 (zegge: eenhonderd vijftig euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – de voorwaardelijke boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening SVD of van de Verordening ZvA mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter en de heren mr. L.F.A. Husson en mr. drs. H. Lommers, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.