ECLI:NL:TPETPVE:2014:9 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE1614

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2014:9
Datum uitspraak: 18-03-2014
Datum publicatie: 18-03-2014
Zaaknummer(s): TPPE1614
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella is op het pluimveebedrijf van betrokkene vijf maal te laat uitgevoerd. Betrokkene kiest voor het gelijk bemonsteren van de drie stallen. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van het Productschap aangegeven dat dit een risico is, omdat als men dan één keer te laat is, dit direct drie overtredingen oplevert. Betrokkene voert voorts nog aan dat de beide eerste monsters die te laat genomen waren, bewust in de 28e week waren genomen in verband met de Duitse KAT certificering. Het Tuchtgerecht benadrukt dat op het bedrijf van betrokkene in ieder geval de Nederlandse regelgeving dient te worden nageleefd. Daarbij is 26 weken de uiterste grens voor de eerste monstername.

Zaaknummer:

TPPE 16/2014

Betrokkene:

Maatschap [bedrijfsnaam]

[adres]

Datum:

18 maart 2014

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1372, naar aanleiding van een telefonische inspectie door een controleur van het CBD op 10 juli 2013. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan [adres], dat op naam van [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [Kipnummer PLV].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 18 maart 2014 behandeld op zijn openbare zitting, gehouden te Amersfoort.

Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, maar is niet op de zitting verschenen. Het Tuchtgerecht heeft op 12 maart 2014 van betrokkene een schriftelijk verweer, gedateerd 1 maart 2014, ontvangen.

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 18 maart 2014 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Voorgeschreven is dat een onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella wordt verricht op een leeftijd (van de leghennen) tussen 22 weken en 26 weken en vervolgens ten minste één maal per iedere 15 weken. Dit is op het pluimveebedrijf van betrokkene vijf maal te laat uitgevoerd.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:

“De onderzoeken (…) zijn niet moedwillig te laat uitgevoerd. De uit te voeren onderzoeken staan wel op de kalender, maar als deze dan door bepaalde omstandigheden niet dezelfde dag worden uitgevoerd kan het (..) gebeuren dat er de volgende dagen ook niet meer aan gedacht wordt. (..) een envelop met monstermateriaal (…) is teruggekomen (..). We hebben toen nieuwe monsters genomen en verder geen melding gedaan van dit voorval.”

Ter zitting is de essentie van het verweerschrift voorgelezen. Daarin heeft betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:

“Bij deze wil ik bezwaar maken tegen de inhoud van het berechtingsrapport. (…) Ik vraag me af of het telefonisch afnemen van een verklaring wel mag (…). Wij zijn niet in de gelegenheid gesteld om op dit rapport te reageren. (…) de suggestie is gewekt dat het ons niet zo veel kan schelen of de monsters op tijd genomen zijn. Dit is echter zeker niet het geval. De reden dat we te laat waren met monsters insturen zijn menselijke fouten.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [Kipnummer PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het niet binnen de voorgeschreven termijnen zorgdragen voor het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels, vijf maal gepleegd.

Dit levert op:

5x overtreding van artikel 10, eerste lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 jo. artikel 4, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2011.

Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1372 en uit het verweerschrift van betrokkene.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:

Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Om het met het Plan van Aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

Onderdeel hiervan is de monitoring van de salmonellastatus van het koppel gedurende de legperiode. Het is immers van het grootste belang om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. Hoe meer van dat schema wordt afgeweken, hoe minder zicht is op de salmonellastatus van de dieren. Tegen die achtergrond bezien heeft het Tuchtgerecht geoordeeld dat hoe langer de periode van overschrijding is, des te ernstiger ook de overtreding is. Dit vertaalt zich in de hoogte van de op te leggen geldboete.

Betrokkene voert in zijn schriftelijk verweer aan dat hij het niet eens is met de verwoordingen in het berechtingsrapport en dat hij geen gelegenheid heeft gehad op het rapport te reageren. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van CoMore desgevraagd aangegeven dat hij betrokkene na het telefoongesprek later op de dag heeft teruggebeld, nadat betrokkene had overlegd met zijn vrouw. Daarbij is gecontroleerd wat genoteerd is. Het Tuchtgerecht oordeelt dat het doen van controles per telefoon in de sector gebruikelijk is. Naast het antwoorden per telefoon is het ook ter zitting dat betrokkene gelegenheid heeft om inhoudelijk te reageren. Nu hij niet persoonlijk verschenen is, heeft hij deze mogelijkheid onbenut gelaten. Wel houdt het Tuchtgerecht rekening met het schriftelijke verweer dat door betrokkene is ingediend.

Het Tuchtgerecht oordeelt voorts dat het tijdig uitvoeren van de onderzoeken onderdeel is van de normale bedrijfsvoering, zeker gezien het belang een mogelijke salmonellabesmetting zo spoedig mogelijk te kunnen constateren. Betrokkene kiest voor het gelijk bemonsteren van de drie stallen. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van het Productschap aangegeven dat dit een risico is, omdat als men dan één keer te laat is, dit direct drie overtredingen oplevert. Het Tuchtgerecht oordeelt dat, aangezien dit de eerste keer was en kennelijk een incident betrof, de drie overtredingen genoemd onder punt 3, 4 en 5 gezien worden als één overtreding.

Betrokkene voert in zijn verweerschrift nog aan dat de beide eerste monsters die te laat genomen waren, bewust in de 28e week waren genomen in verband met de Duitse KAT certificering. Het Tuchtgerecht benadrukt dat op het bedrijf van betrokkene in ieder geval de Nederlandse regelgeving dient te worden nageleefd. Uitgangspunt daarbij is, dat de eerste monstername plaatsvindt op een leeftijd van 24 weken. Er is in de regeling voor de ondernemer een marge ingebouwd van 2 weken tijd voor en 2 weken tijd na dit ijkpunt van 24 weken om uitvoering te geven aan de monstername. Kortom: de ondernemer heeft hiervoor 4 weken de tijd. Vindt de monstername daarvoor of daarna plaats, dan is de ondernemer in overtreding. Na het eerste onderzoek dient de ondernemer vervolgens per periode van 15 weken één onderzoek te doen.

Het Tuchtgerecht constateert dat het op [adres] drie maal is voorgekomen dat betrokkene in overtreding was. Het betreft eenmaal 2 weken en een dag te laat, eenmaal 2 weken en 4 dagen te laat en eenmaal 1 week te laat (in drie stallen). Voor de overtredingen wordt een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd.

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is rekening gehouden met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd en met het feit dat betrokkene een bedrijf van grote omvang heeft. Het Tuchtgerecht legt de geldboete deels voorwaardelijk op.

Gelet op het bovenstaande legt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:

Beslissing:

Een geldboete van € 1.725 (zegge: eenduizend zevenhonderd vijfentwintig euro), waarvan € 430 (zegge: vierhonderd dertig euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de nader te noemen voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 of van enige andere verordening over hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij zal worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter, en mevrouw mr. W.N. Everts en de heer drs. T.S. de Vries, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.