ECLI:NL:TPETPVE:2014:8 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE1114

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2014:8
Datum uitspraak: 18-03-2014
Datum publicatie: 18-03-2014
Zaaknummer(s): TPPE1114
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels is op het pluimveebedrijf van betrokkene tweemaal te laat uitgevoerd; eenmaal 4 dagen te laat en eenmaal 2 weken en 5 dagen te laat. Ondernemers in de sector zijn soms van mening dat een kleine overschrijding van de termijn niet zo belangrijk is. Het Tuchtgerecht benadrukt dat het uitgangspunt van de regeling is, dat de eerste monstername plaatsvindt op een leeftijd van 24 weken. Er is vervolgens in de regeling zelf voor de ondernemer een marge ingebouwd van 2 weken tijd voor en 2 weken tijd na dit ijkpunt van 24 weken om uitvoering te geven aan de monstername. Kortom: de ondernemer heeft hiervoor 4 weken de tijd. Vindt de monstername daarvoor of daarna plaats, dan is de ondernemer in gebreke. Voor de overtredingen wordt een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd.

Zaaknummer:

TPPE 11/2014

Betrokkene:

[bedrijfsnaam] B.V.

[adres 1]

Datum:

18 maart 2014

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1404, naar aanleiding van een telefonische inspectie door een controleur van het CBD op 10 juli 2013. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan [adres 2], dat op naam van [bedrijfsnaam] B.V. is geregistreerd onder [Kipnummer PLV].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 18 maart 2014 behandeld op zijn openbare zitting, gehouden te Amersfoort.

Ter zitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1955] te [geboorteplaats], wonende aan [adres 1] (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke namens het PPE, en de heer

H.G.M. Grolleman namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 18 maart 2014 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Het eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels dient plaats te vinden op de leeftijd (van de leghennen) van minimaal 22 weken en maximaal 26 weken en vervolgens ten minste éénmaal per 15 weken. Dit is op het pluimveebedrijf van betrokkene tweemaal te laat uitgevoerd.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:

”(…) Ik was van mening dat de dierenartsen van DAP Ruurlo de onderzoeken op aanwezigheid van Salmonella goed bijhielden. Ik loop niet weg voor de verantwoordelijkheid maar ging er vanuit dat de dierenartsen de zaak op orde hadden.”

Ter zitting heeft betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:

“Sinds 2006 had ik de stallen verhuurd en had daardoor een stukje regelgeving gemist. Ik dacht dat de dierenarts het wist, dat was een aanname en was misschien slordig, Het is geen onwil, waarom zou ik het te laat doen? De kosten heb je toch. Ik heb het nu wel op orde. Ik heb nu een andere dierenarts en een andere eierhandel. Zij herinneren me, en ik heb het nu ook zelf op de agenda staan.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [Kipnummer PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het niet binnen de voorgeschreven termijnen zorgdragen voor het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels, tweemaal gepleegd.

Dit levert op:

2x overtreding van artikel 10, eerste lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 jo. artikel 4, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2011.

Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaringen van de betrokkene, blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1404 en ter zitting.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:

Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Om het met het Plan van Aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

Onderdeel hiervan is de monitoring van de salmonellastatus van het koppel gedurende de legperiode. Het is immers van het grootste belang om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. Hoe meer van dat schema wordt afgeweken, hoe minder zicht er is op de salmonellastatus van de dieren. Tegen die achtergrond bezien heeft het Tuchtgerecht geoordeeld dat hoe langer de periode van overschrijding is, des te ernstiger ook de overtreding is. Dit vertaalt zich in de hoogte van de op te leggen geldboete.

Ondernemers in de sector zijn soms van mening dat een kleine overschrijding van de termijn niet zo belangrijk is. Het Tuchtgerecht benadrukt dat het uitgangspunt van de regeling is, dat de eerste monstername plaatsvindt op een leeftijd van 24 weken. Er is vervolgens in de regeling zelf voor de ondernemer een marge ingebouwd van 2 weken tijd voor en 2 weken tijd na dit ijkpunt van 24 weken om uitvoering te geven aan de monstername. Kortom: de ondernemer heeft hiervoor 4 weken de tijd. Vindt de monstername daarvoor of daarna plaats, dan is de ondernemer in gebreke.

Het Tuchtgerecht constateert dat het aan [adres 2] tweemaal is voorgekomen dat betrokkene in overtreding was. Het betreft eenmaal 4 dagen te laat en eenmaal 2 weken en 5 dagen te laat. Voor de overtredingen wordt een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd.

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is rekening gehouden met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd en met het feit dat betrokkene een bedrijf van gemiddelde omvang heeft. Ter zitting heeft het Tuchtgerecht de indruk gekregen dat betrokkene over het algemeen een consciëntieuze bedrijfsvoering heeft. Het Tuchtgerecht legt de geldboete deels voorwaardelijk op.

Gelet op het bovenstaande legt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE)

2011 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:

Beslissing:

Een geldboete van € 650 (zegge: zeshonderdvijftig euro), waarvan € 325 (zegge: driehonderd vijfentwintig euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de nader te noemen voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 of van enige andere verordening over hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij zal worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter, en mevrouw mr. W.N. Everts en de heer drs. T.S. de Vries, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.