ECLI:NL:TPETPVE:2014:7 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE0914
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2014:7 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-03-2014 |
Datum publicatie: | 18-03-2014 |
Zaaknummer(s): | TPPE0914 |
Onderwerp: | Hygiënevoorschriften |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Het voorgeschreven eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella is uitgevoerd toen de leghennen al een leeftijd hadden berieikt van 38 weken en 6 dagen. Dit dient plaats te vinden op de leeftijd van minimaal 22 weken en maximaal 26 weken. Er wordt een geldboete opgelegd, waarbij het Tuchtgerecht rekening heeft gehouden met de door betrokkene getroffen maatregelen om herhaling in de toekomst te voorkomen. |
Zaaknummer:
TPPE 09/2014
Betrokkenen:
[bedrijfsnaam] v.o.f.
[adres]
Datum:
18 maart 2014
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1353, naar aanleiding van een telefonische inspectie door een controleur van het CBD op 10 juni 2013. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan [adres], dat op naam van [bedrijfsnaam] v.o.f. is geregistreerd onder [Kipnummer PLV].
Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 18 maart 2014 behandeld op zijn openbare zitting, gehouden te Amersfoort.
Ter zitting zijn verschenen de heer [betrokkene 1], geboren [1964] te [geboorteplaats 1], en mevrouw [betrokkene 2], geboren [1966] te [geboorteplaats 2], beide wonende aan [adres] (hierna: betrokkenen).
Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke namens het PPE, en de heer
H.G.M. Grolleman namens CoMore.
Het Tuchtgerecht heeft op 18 maart 2014 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
Met betrekking tot het koppel met geboortedatum 27 september 2011 is het voorgeschreven eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella uitgevoerd op 26 juni 2012 toen de leghennen al een leeftijd hadden berieikt van 38 weken en 6 dagen. Het eerste onderzoek dient plaats te vinden op de leeftijd van minimaal 22 weken en maximaal 26 weken.
Verklaring van betrokkenen:
In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:
”Het is juist dat het onderzoek (…) een keer vergeten is. Het is fout gegaan nadat wij zaken zijn gaan doen met Verbeek. De vertegenwoordiger verzekerde ons dat zij de data voor de verschillende onderzoeken in de gaten hielden en dat wij dat niet hoefden te doen.”
Ter zitting hebben betrokkenen onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:
“De eierhandel belde en zei dat we nog het Salmonellaonderzoek moesten insturen. Zo kwamen we erachter dat het niet gebeurd was. We wisten niet hoe we het nog moesten oplossen. We hebben toen nog wel een onderzoek laten doen, maar het was natuurlijk al veel te laat. We weten dat het onze verantwoordelijkheid is. Verbeek is niet meer actief bij ons. We hebben nu zelf weer alles op de kalender gezet.”
Bewijs en verwijtbaarheid:
Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkenen, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkenen, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [Kipnummer PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
Het niet binnen de voorgeschreven termijnen zorgdragen voor het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels, eenmaal gepleegd.
Dit levert op:
Een overtreding van artikel 10, eerste lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 jo. artikel 4, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2011.
Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:
Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkenen blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1353.
Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:
Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Om het met het Plan van Aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.
Onderdeel hiervan is de monitoring van de salmonellastatus van het koppel gedurende de legperiode. Het is immers van het grootste belang om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. Hoe meer van dat schema wordt afgeweken, hoe minder zicht er is op de salmonellastatus van de dieren. Tegen die achtergrond bezien heeft het Tuchtgerecht geoordeeld dat hoe langer de periode van overschrijding is, des te ernstiger ook de overtreding is. Dit vertaalt zich in de hoogte van de op te leggen geldboete.
Ondernemers in de sector zijn soms van mening dat een kleine overschrijding van de termijn niet zo belangrijk is. Het Tuchtgerecht benadrukt dat het uitgangspunt van de regeling is, dat de eerste monstername plaatsvindt op een leeftijd van 24 weken. Er is vervolgens in de regeling zelf voor de ondernemer een marge ingebouwd van 2 weken tijd voor en 2 weken tijd na dit ijkpunt van 24 weken om uitvoering te geven aan de monstername. Kortom: de ondernemer heeft hiervoor 4 weken de tijd. Vindt de monstername daarvoor of daarna plaats, dan is de ondernemer in gebreke.
Betrokkenen voeren aan dat zij af zijn gegaan op de belofte van Verbeek, die de data in de gaten zou houden. Ter zitting geven zij tevens aan te weten dat zij zelf verantwoordelijk zijn. Het Tuchtgerecht stelt vast dat de verplichting tot het tijdig uitvoeren van de onderzoeken inderdaad bij de ondernemer ligt, los van het eventueel uitbesteden van taken.
Het Tuchtgerecht constateert dat het op [adres] eenmaal is voorgekomen dat betrokkenen in overtreding waren. Het betreft 12 weken en 6 dagen te laat. Voor de overtredingen wordt een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is rekening gehouden met het feit dat aan betrokkenen niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd en met het feit dat betrokkenen een kleiner bedrijf hebben. Ook heeft het Tuchtgerecht ter zitting de indruk gekregen dat betrokkenen in het algemeen een consciëntieuze bedrijfsvoering hebben en dat zij maatregelen hebben getroffen om herhaling in de toekomst te voorkomen. Dit alles in aanmerking genomen legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.
Gelet op het bovenstaande legt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkenen – ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE)
2011 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:
Beslissing:
Een geldboete van € 600 (zegge: zeshonderd euro), waarvan € 300 (zegge: driehonderd euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode door betrokkenen niet aan de nader te noemen voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 of van enige andere verordening over hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij zal worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter, en mevrouw mr. W.N. Everts en de heer drs. T.S. de Vries, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.