ECLI:NL:TPETPVE:2014:4 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE5213-vz
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2014:4 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-02-2014 |
Datum publicatie: | 26-02-2014 |
Zaaknummer(s): | TPPE5213-vz |
Onderwerp: | Hygiënevoorschriften |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Gedurende het jaar 2012 is nagelaten door een erkende controle-instantie een Actieplancontrole te laten uitvoeren op de naleving van de hygiënevoorschriften, op kosten van de ondernemer. |
Zaaknummer:
TPPE 52/2013-vz
Betrokkene:
[bedrijfsnaam]
[adres]
Datum:
24 februari 2014
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1380, naar aanleiding van een telefonische inspectie door een controleur van CoMore op 17 juli 2013. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan [adres], en die onder de naam [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [Kipnummer PLV].
De voorzitter van het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Verweten gedraging:
Gedurende het jaar 2012 is nagelaten door een erkende controle-instantie controle te laten uitvoeren op de naleving van de hygiënevoorschriften, op kosten van de ondernemer.
Verklaring van betrokkene:
In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:
“In het verleden zijn wij aangesloten geweest bij IKB, maar de laatste jaren niet meer. Begin juni is er wel een controle geweest van de Nederlandse Controle Autoriteit Eieren (NCAE). (…) Ik zal contact opnemen met één van de door u opgegeven instanties voor de uitvoering van een Actieplancontrole.”
Bewijs en verwijtbaarheid:
Ten aanzien van het verwijt dat betrokkene geen Actieplancontrole heeft laten uitvoeren, oordeelt de voorzitter van het Tuchtgerecht dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport met bijlagen en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [Kipnummer PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
Het nalaten in 2012 van een jaarlijkse controle op de naleving van de hygiënevoorschriften door een erkende controle-instantie.
Dit levert op:
Overtreding van artikel 21, lid 1, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011.
Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:
Bij de vorming van zijn oordeel ten aanzien van het nalaten van de Actieplancontrole neemt de voorzitter van het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1380.
Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:
Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007. Om het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.
De jaarlijkse controle maakt onder meer duidelijk of een ondernemer de verplichte monsternemingen en analyses met betrekking tot Salmonella en Campylobacter uitvoert dan wel laat uitvoeren.
Gebaseerd op de gegevens uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1380 komt de voorzitter van het Tuchtgerecht tot de slotsom dat betrokkene de controle met betrekking tot de naleving van hygiënevoorschriften in 2012 niet heeft laten uitvoeren. Betrokkene wordt daarom het nalaten van deze controle aangerekend, waarvoor een tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd.
Bij het vaststellen van de hoogte van de geldboete houdt de voorzitter van het Tuchtgerecht rekening met het feit dat het bedrijf van betrokkene met een capaciteit van 1.000 leghennen een zeer klein bedrijf is en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.
Dit alles in aanmerking nemende leidt ertoe dat het Tuchtgerecht de geldboete na een behandeling ter zitting deels onvoorwaardelijk en deels voorwaardelijk op zou leggen. De voorzitter van het Tuchtgerecht heeft geoordeeld dat deze zaak zich leent voor afdoening conform artikel 28 van de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en dus zonder behandeling ter zitting. In dat kader wordt aan betrokkene alleen het onvoorwaardelijke boetebedrag opgelegd.
Gelet op het bovenstaande legt de voorzitter van het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 28 van de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en artikel 23, tweede lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:
Beslissing:
Een geldboete van € 100 (zegge: eenhonderd euro) onvoorwaardelijk.
Toepasselijke artikelen:
Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
Deze uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson (voorzitter) in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.