ECLI:NL:TPETPVE:2014:15 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE2714

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2014:15
Datum uitspraak: 18-03-2014
Datum publicatie: 18-03-2014
Zaaknummer(s): TPPE2714
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Met betrekking tot het koppel met geboortedatum 5 maart 2012 is het voorgeschreven eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella uitgevoerd op 9 oktober 2012, toen de dieren al een leeftijd hadden bereikt van 31 weken. Het eerste onderzoek dient plaats te vinden op de leeftijd van minimaal 22 weken en maximaal 26 weken. Voor de overtreding wordt een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd.

Zaaknummer:

TPPE 27/2014

Betrokkene:

V.O.F. [bedrijfsnaam]

[adres 1]

Datum:

18 maart 2014

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1358, naar aanleiding van een administratieve inspectie door een controleur van het CBD op 7 juni 2013. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op de vestiging [adres 2] en die op naam van V.O.F. [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [Kipnummer PLV].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 18 maart 2014 behandeld op zijn openbare zitting, gehouden te Amersfoort.

Ter zitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1970] te [geboorteplaats], wonende aan [adres 2] (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke namens het PPE, en de heer

H.G.M. Grolleman namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 18 maart 2014 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Met betrekking tot het koppel met geboortedatum 5 maart 2012 is het voorgeschreven eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella uitgevoerd op 9 oktober 2012, toen de dieren al een leeftijd hadden bereikt van 31 weken. Het eerste onderzoek dient plaats te vinden op de leeftijd van minimaal 22 weken en maximaal 26 weken.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:

”Normaal gesproken krijgen wij altijd bericht van onze eierhandelaar dat er onderzoeken moeten worden uitgevoerd (…) Betreffende het koppel met geboortedatum 5 maart 2012 hebben wij dat bericht niet ontvangen (…).”

Ter zitting heeft betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:

“Ik heb het nog nagekeken. Het bericht van de eierhandel hadden we wel gehad. We waren aan het verbouwen en hadden het daardoor erg druk. Het is blijven liggen. Toen ik de papieren op orde ging maken, kwam ik het tegen maar toen was ik 5 weken te laat. Het is gewoon mijn eigen schuld geweest.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [Kipnummer PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het niet binnen de voorgeschreven termijnen zorgdragen voor het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels, eenmaal gepleegd.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 10, eerste lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 jo. artikel 4, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2011.

Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1358.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:

Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Om het met het Plan van Aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

Onderdeel hiervan is de monitoring van de salmonellastatus van het koppel gedurende de legperiode. Het is immers van het grootste belang om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. Hoe meer van dat schema wordt afgeweken, hoe minder zicht er is op de salmonellastatus van de dieren. Tegen die achtergrond bezien heeft het Tuchtgerecht geoordeeld dat hoe langer de periode van overschrijding is, des te ernstiger ook de overtreding is. Dit vertaalt zich in de hoogte van de op te leggen geldboete.

Ondernemers in de sector zijn soms van mening dat een kleine overschrijding van de termijn niet zo belangrijk is. Het Tuchtgerecht benadrukt dat het uitgangspunt van de regeling is, dat de eerste monstername plaatsvindt op een leeftijd van 24 weken. Er is vervolgens in de regeling zelf voor de ondernemer een marge ingebouwd van 2 weken tijd voor en 2 weken tijd na dit ijkpunt van 24 weken om uitvoering te geven aan de monstername. Kortom: de ondernemer heeft hiervoor 4 weken de tijd. Vindt de monstername daarvoor of daarna plaats, dan is de ondernemer in gebreke.

Het Tuchtgerecht constateert dat het op de vestiging [adres 2] eenmaal is voorgekomen dat betrokkene in overtreding was. Het betreft 5 weken te laat. Voor de overtreding wordt een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd.

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is rekening gehouden met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd en met het feit dat betrokkene een groot bedrijf heeft. Ook heeft het Tuchtgerecht ter zitting de indruk gekregen dat betrokkene in het algemeen een consciëntieuze bedrijfsvoering heeft en dat het in dit geval duidelijk een eenmalige vergissing betrof. Dit alles in aanmerking genomen legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Gelet op het bovenstaande legt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE)

2011 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:

Beslissing:

Een geldboete van € 750 (zegge: zevenhonderd vijftig euro), waarvan € 375 (zegge: driehonderd vijfenzeventig euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de nader te noemen voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 of van enige andere verordening over hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij zal worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter, en mevrouw mr. W.N. Everts en de heer drs. T.S. de Vries, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.