ECLI:NL:TPETPVE:2014:14 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE2514
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2014:14 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-03-2014 |
Datum publicatie: | 18-03-2014 |
Zaaknummer(s): | TPPE2514 |
Onderwerp: | Hygiënevoorschriften |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | De voorgescherven onderzoeken naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels zijn op het pluimveebedrijf van betrokkene vijf maal te laat uitgevoerd. Blijkens het berechtingsrapport heeft betrokkene aangevoerd dat er iemand is die maandelijks komt controleren en die heeft gezegd dat alles in orde is. Het Tuchtgerecht benadrukt dat – ook als betrokkene taken uitbesteedt aan derden – hij altijd zelf verantwoordelijk blijft voor de gang van zaken op zijn bedrijf en voor het voldoen aan alle regelgeving. Voorts stelt betrokkene in het rapport dat het aantal genoemde dieren in de hokken niet klopt. Nu betrokkene niet ter zitting is verschenen, heeft het Tuchtgerecht een mogelijk inhoudelijk verweer hierop niet in zijn overwegingen kunnen betrekken. |
Zaaknummer:
TPPE 25/2014
Betrokkene:
De Vennootschap Onder Firma: [naam VOF],
handelend onder de naam [bedrijfsnaam]
[adres]
Datum:
18 maart 2014
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1387, naar aanleiding van een administratieve inspectie door een controleur van het CBD op 10 juli 2013. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan de [adres], dat op naam van [betrokkene] is geregistreerd onder [Kipnummer PLV].
Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 18 maart 2014 behandeld op zijn openbare zitting, gehouden te Amersfoort.
Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, maar is niet op de zitting verschenen, zodat verstek is verleend.
Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman namens CoMore.
Het Tuchtgerecht heeft op 18 maart 2014 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
Voorgeschreven is dat een onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels wordt verricht voor de eerste keer op een leeftijd (van de leghennen) tussen 22 en 26 weken en vervolgens ten minste één maal per iedere 15 weken. Dit is op het pluimveebedrijf van betrokkene vijf maal te laat uitgevoerd.
Verklaring van betrokkene:
In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:
”Ik vind dat er veel te zwaar geoordeeld wordt over het feit dat er een keer een Salmonellaonderzoek te laat wordt uitgevoerd. (…) [naam controleur] komt hier maandelijks controleren omdat wij er hier ook een eierhandel bij hebben. Hij kijkt ook naar de Salmonellaonderzoeken en heeft geen melding gedaan van tekortkomingen. (…) Hij heeft gezegd dat alles in orde is. De aantallen in de hokken die u noemt kloppen ook al niet.”
Bewijs en verwijtbaarheid:
Ter zitting is geconstateerd dat de vervolgonderzoeken door betrokkene steeds in dezelfde ronde zijn meegedaan. Derhalve oordeelt het Tuchtgerecht dat de laatste vier overtredingen, zoals genoemd in de schriftelijke verklaring, gezien moeten worden als twee overtredingen.
Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [Kipnummer PLV], de volgende gedragingen hebben heeft plaatsgevonden:
Het niet binnen de voorgeschreven termijnen zorgdragen voor het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels, drie maal gepleegd.
Dit levert op:
3x overtreding van artikel 10, eerste lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 jo. artikel 4, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2011.
Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:
Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1387.
Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:
Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Om het met het Plan van Aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.
Onderdeel hiervan is de monitoring van de salmonellastatus van het koppel gedurende de legperiode. Het is immers van het grootste belang om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. Hoe meer van dat schema wordt afgeweken, hoe minder zicht er is op de salmonellastatus van de dieren. Tegen die achtergrond bezien heeft het Tuchtgerecht geoordeeld dat hoe langer de periode van overschrijding is, des te ernstiger ook de overtreding is. Dit vertaalt zich in de hoogte van de op te leggen geldboete.
Ondernemers in de sector zijn soms van mening dat een kleine overschrijding van de termijn niet zo belangrijk is. Het Tuchtgerecht benadrukt dat het uitgangspunt van de regeling is, dat de eerste monstername plaatsvindt op een leeftijd van 24 weken. Er is in de regeling voor de ondernemer een marge ingebouwd van 2 weken tijd voor en 2 weken tijd na dit ijkpunt van 24 weken om uitvoering te geven aan de monstername. Kortom: de ondernemer heeft hiervoor 4 weken de tijd. Vindt de monstername daarvoor of daarna plaats, dan is de ondernemer in overtreding.
Betrokkene stelt – blijkens het berechtingsrapport – dat het aantal genoemde dieren in de hokken niet klopt. Nu betrokkene niet ter zitting is verschenen, heeft het Tuchtgerecht een mogelijk inhoudelijk verweer hierop niet in zijn overwegingen kunnen betrekken.
Voorts heeft betrokkene aangevoerd dat er iemand is die maandelijks komt controleren en die heeft gezegd dat alles in orde is. Het Tuchtgerecht benadrukt dat – ook als betrokkene taken uitbesteedt aan derden – hij altijd zelf verantwoordelijk blijft voor de gang van zaken op zijn bedrijf en voor het voldoen aan alle regelgeving.
Over de door betrokkene gemaakte opmerking dat veel te zwaar geoordeeld wordt over het feit dat een keer een Salmonellaonderzoek te laat wordt uitgevoerd, oordeelt het Tuchtgerecht dat het gezien het belang een mogelijke salmonellabesmetting zo spoedig mogelijk te kunnen constateren, grote importantie heeft de onderzoeken tijdig uit te voeren, hetgeen onderdeel moet zijn van de normale bedrijfsvoering,
Het Tuchtgerecht constateert dat het op de [adres] drie maal is voorgekomen dat betrokkene in overtreding was. Het betreft eenmaal 7 weken en 4 dagen te laat, eenmaal 1 week te laat en eenmaal 4 dagen te laat. Voor de overtredingen wordt een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is rekening gehouden met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd en met het feit dat betrokkene een bedrijf van grote omvang heeft. Het Tuchtgerecht legt de geldboete deels voorwaardelijk op.
Gelet op het bovenstaande legt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:
Beslissing:
Een geldboete van € 1.200 (zegge: eenduizend tweehonderd euro), waarvan € 300 (zegge: driehonderd euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de nader te noemen voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 of van enige andere verordening over hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij zal worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter, en mevrouw mr. W.N. Everts en de heer drs. T.S. de Vries, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.