ECLI:NL:TPETPVE:2014:13 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE2414

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2014:13
Datum uitspraak: 18-03-2014
Datum publicatie: 18-03-2014
Zaaknummer(s): TPPE2414
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Het voorgeschreven vervolgonderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella is uitgevoerd 25 weken en vijf dagen na het vorige onderzoek, in plaats van na maximaal 15 weken. Het is van het grootste belang om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. Hoe meer van dat schema wordt afgeweken, hoe minder zicht er is op de salmonellastatus van de dieren. Tegen die achtergrond bezien heeft het Tuchtgerecht geoordeeld dat hoe langer de periode van overschrijding is, des te ernstiger ook de overtreding is. Dit vertaalt zich in de hoogte van de op te leggen geldboete.

Zaaknummer:

TPPE 24/2014

Betrokkene:

[bedrijfsnaam]

[adres]

Datum:

18 maart 2014

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1390, naar aanleiding van een administratieve inspectie door een controleur van het CBD op 12 augustus 2013. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan [adres], dat op naam van [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [Kipnummer PLV].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 18 maart 2014 behandeld op zijn openbare zitting, gehouden te Amersfoort.

Ter zitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1969] te [geboorteplaats], wonende aan [adres] (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 18 maart 2014 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Met betrekking tot het koppel met geboortedatum 21 oktober 2011 is het voorgeschreven vervolgonderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella uitgevoerd op 25 maart 2013, te weten 25 weken en vijf dagen na het vorige onderzoek.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:

”(…) Het is inderdaad een keer niet goed gegaan. (…) Het is geen opzet geweest.”

Ter zitting heeft betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:

“Het was mijn eerste ronde. Sinds 1993 waren het varkens en we hebben nu ook pluimvee opgezet, dat geeft risicospreiding. Dit is helaas gewoon fout gegaan. Voor een paar tientjes, dat het onderzoek kost, wil ik niet het risico lopen dat er iets mis gaat. Die eerste ronde waren 12.000 biologische kippen.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [Kipnummer PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het niet binnen de voorgeschreven termijnen zorgdragen voor het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels, eenmaal gepleegd.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 10, eerste lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 jo. artikel 4, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2011.

Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaringen van de betrokkene, blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1390 en ter zitting.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:

Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Om het met het Plan van Aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

Onderdeel hiervan is de monitoring van de salmonellastatus van het koppel gedurende de legperiode. Het is immers van het grootste belang om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. Hoe meer van dat schema wordt afgeweken, hoe minder zicht er is op de salmonellastatus van de dieren. Tegen die achtergrond bezien heeft het Tuchtgerecht geoordeeld dat hoe langer de periode van overschrijding is, des te ernstiger ook de overtreding is. Dit vertaalt zich in de hoogte van de op te leggen geldboete.

Het Tuchtgerecht constateert dat het aan de [adres] eenmaal is voorgekomen dat betrokkene in overtreding was. Het betreft 10 weken en 5 dagen te laat. Voor de overtreding wordt een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd.

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is rekening gehouden met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd en met het feit dat betrokkene ten tijde van de overtreding een bedrijf van kleinere omvang had. Het Tuchtgerecht legt de geldboete deels voorwaardelijk op.

Gelet op het bovenstaande legt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE)

2011 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:

Beslissing:

Een geldboete van € 600 (zegge: zeshonderd euro), waarvan € 300 (zegge: driehonderd euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de nader te noemen voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 of van enige andere verordening over hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij zal worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter, en mevrouw mr. W.N. Everts en de heer drs. T.S. de Vries, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.