ECLI:NL:TPETPVE:2014:12 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE2314
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2014:12 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-03-2014 |
Datum publicatie: | 18-03-2014 |
Zaaknummer(s): | TPPE2314 |
Onderwerp: | Hygiënevoorschriften |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella is op het pluimveebedrijf van betrokkene zes maal te laat uitgevoerd. Namens betrokkene is aangevoerd, dat het in de praktijk lastig is dat men bij de vervolgonderzoeken geen marge heeft, vooral omdat er op het bedrijf dieren van drie leeftijden worden gehouden. Ter zitting is de systematiek van de regelgeving door de vertegenwoordiger van het Productschap verduidelijkt; per periode van 15 weken moet de ondernemer een onderzoek doen, het is niet precies op 15 weken. Dat geeft tevens de mogelijkheid de onderzoeken in de drie stallen te combineren. Het Tuchtgerecht oordeelt dat het tijdig uitvoeren van de onderzoeken onderdeel is van de normale bedrijfsvoering, waarbij het de verantwoordelijkheid van de ondernemer is, om zijn medewerker(s) hierin goed te instrueren. |
Zaaknummer:
TPPE 23/2014
Betrokkene:
[bedrijfsnaam]
[adres]
Datum:
18 maart 2014
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1350, naar aanleiding van een telefonische inspectie door een controleur van het CBD op 7 juni 2013. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan [adres], dat op naam van [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [Kipnummer PLV].
Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 18 maart 2014 behandeld op zijn openbare zitting, gehouden te Amersfoort.
Ter zitting is verschenen, als gemachtigde namens [bedrijfsnaam], mevrouw [gemachtigde] (hierna: gemachtigde). De schriftelijke machtiging wordt bij de stukken van de zaak gevoegd.
Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman namens CoMore.
Het Tuchtgerecht heeft op 18 maart 2014 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
Voorgeschreven is dat een onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella wordt verricht voor de eerste keer op een leeftijd (van de leghennen) tussen 22 weken en 26 weken en vervolgens ten minste één maal per iedere 15 weken. Dit is op het pluimveebedrijf van betrokkene zes maal te laat uitgevoerd.
Verklaring van betrokkene:
In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:
“Het is juist dat er een onderzoek (…) niet is uitgevoerd. De medewerker die deze onderzoeken altijd verzorgt was een paar weken met vakantie. (…) Zij had aan moeten geven dat er in haar vakantie nog een salmonellaonderzoek moest worden uitgevoerd.”
Ter zitting heeft de gemachtigde van betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:
“Een keer was ik het echt vergeten, de andere keren was het maar een beetje te laat. Het was een rui-koppel. Ik doe het altijd netjes op de kalender, maar die ene keer kwam ik er te laat achter. De vervolgonderzoeken moeten precies op de 15 weken, het is lastig dat men daar geen marge heeft, vooral omdat wij dieren van drie leeftijden hebben.”
Bewijs en verwijtbaarheid:
Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [Kipnummer PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
Het niet binnen de voorgeschreven termijnen zorgdragen voor het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels, zes maal gepleegd.
Dit levert op:
6x overtreding van artikel 10, eerste lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 jo. artikel 4, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2011.
Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:
Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaringen van de betrokkene, blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1350 en van de verklaringen van de gemachtigde ter zitting.
Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:
Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Om het met het Plan van Aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.
Onderdeel hiervan is de monitoring van de salmonellastatus van het koppel gedurende de legperiode. Het is immers van het grootste belang om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. Hoe meer van dat schema wordt afgeweken, hoe minder zicht er is op de salmonellastatus van de dieren. Tegen die achtergrond bezien heeft het Tuchtgerecht geoordeeld dat hoe langer de periode van overschrijding is, des te ernstiger ook de overtreding is. Dit vertaalt zich in de hoogte van de op te leggen geldboete.
Ondernemers in de sector zijn soms van mening dat een kleine overschrijding van de termijn niet zo belangrijk is. Het Tuchtgerecht benadrukt dat het uitgangspunt van de regeling is, dat de eerste monstername plaatsvindt op een leeftijd van 24 weken. Er is in de regeling voor de ondernemer een marge ingebouwd van 2 weken tijd voor en 2 weken tijd na dit ijkpunt van 24 weken om uitvoering te geven aan de monstername. Kortom: de ondernemer heeft hiervoor 4 weken de tijd. Vindt de monstername daarvoor of daarna plaats, dan is de ondernemer in overtreding.
De gemachtigde van de betrokkene heeft aangevoerd dat het in de praktijk lastig is, dat men bij de vervolgonderzoeken geen marge heeft, vooral omdat er op het bedrijf dieren van drie leeftijden worden gehouden. Ter zitting is de systematiek van de regelgeving door de vertegenwoordiger van het Productschap verduidelijkt; per periode van 15 weken moet de ondernemer een onderzoek doen, het is niet precies op 15 weken. Dat geeft tevens de mogelijkheid de onderzoeken in de drie stallen te combineren. Het Tuchtgerecht oordeelt dat het tijdig uitvoeren van de onderzoeken onderdeel is van de normale bedrijfsvoering, waarbij het de verantwoordelijkheid van de ondernemer is, om zijn medewerker(s) hierin goed te instrueren.
Het Tuchtgerecht constateert dat het op [adres] zes maal is voorgekomen dat betrokkene in overtreding was. Het betreft tweemaal 1 dag te laat, waarvoor geen sanctie wordt opgelegd. Voor de overige 4 overschrijdingen wordt een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is rekening gehouden met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd en met het feit dat betrokkene een bedrijf van gemiddelde omvang heeft. Het Tuchtgerecht legt de geldboete deels voorwaardelijk op.
Gelet op het bovenstaande legt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen
(PPE) 2011 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:
Beslissing:
Een geldboete van € 1.200 (zegge: eenduizend tweehonderd euro), waarvan € 400 (zegge: vierhonderd euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de nader te noemen voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 of van enige andere verordening over hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij zal worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter, en mevrouw mr. W.N. Everts en de heer drs. T.S. de Vries, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.