ECLI:NL:TNORDHA:2014:5 Kamer voor het notariaat Den Haag 13-40
ECLI: | ECLI:NL:TNORDHA:2014:5 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-01-2014 |
Datum publicatie: | 24-02-2014 |
Zaaknummer(s): | 13-40 |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | De notaris heeft klaagster en haar zusters geweigerd inzage te geven in (een deel van) het ondertekende testament, terwijl zij daar speciaal een afspraak voor hadden gemaakt bij de notaris. Klaagster en haar zusters hebben door hetgeen in het testament is bepaald niets af kunnen sluiten. De notaris heeft niet voldaan aan zijn Belehrungspflicht nu een medewerker van de notaris, de heer [Y} (hierna: [Y]), de eerste bespreking heeft gedaan. Ook heeft de notaris het “Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening” van de KNB niet gehanteerd. De notaris heeft geweigerd klaagster en haar zusters de gegevens te verstrekken van de executeur. De notaris was niet ingeschreven in het boedelregister. De notaris heeft klaagster en haar zusters onheus bejegend. Eerst heeft de notaris gemeld dat hij niet betrokken was bij de afwikkeling van de nalatenschap, echter daarna heeft klaagster verschillende malen een onjuiste voorlopige boedelbeschrijving ontvangen van de notaris met het verzoek of klaagster een akkoordverklaring wilde tekenen. De notaris had zijn dienst moeten weigeren |
Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag
Beslissing d.d. 22 januari 2014 inzake de klacht onder nummer 13-40 van:
[klaagster],
hierna ook te noemen: klaagster,
tegen
[notaris],
notaris te [vestigingsplaats],
hierna ook te noemen: de notaris.
De procedure
De Kamer heeft kennisgenomen van:
· de klacht van 29 juli 2013, ingekomen op 31 juli 2013 bij de Kamer voor het notariaat te ‘s-Hertogenbosch, met bijlagen,
· het antwoord van de notaris, met bijlagen,
· de repliek van klaagster, met bijlagen,
· aanvulling repliek van klaagster, met bijlage,
· de dupliek van de notaris.
Het procesverloop
De voorzitter van de Kamer voor het notariaat te ’s-Hertogenbosch heeft op 31 juli 2013 de president van het gerechtshof te Amsterdam verzocht een andere Kamer voor het notariaat aan te wijzen voor de behandeling van de onderhavige klacht, nu de notaris plaatsvervangend lid is van de Kamer voor het notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch. Bij beslissing van 8 augustus 2013 heeft de plaatsvervangend president van het gerechtshof te Amsterdam op de voet van artikel 99 lid 2 Wet op het notarisambt (hierna te noemen: Wna) de Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag aangewezen teneinde zich met de behandeling van voormelde klacht te belasten.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 december 2013. Daarbij waren aanwezig klaagster en haar zus mevrouw [X] en de notaris.
Van het verhandelde is procesverbaal opgemaakt. Beide partijen hebben pleitnotities overgelegd, welke aan dit proces-verbaal zijn gehecht.
De feiten
Op 23 maart 2013 is de vader van klaagster (hierna te noemen: erflater) overleden. Kort voor zijn overlijden, op 21 februari 2013, heeft de notaris een testament voor erflater gepasseerd. In het testament staat het volgende vermeld:
“(…)
III. Uitsluiting/Onterving
Ik sluit mijn mijn kinderen, alsmede hun afstammelingen uit van erfopvolging.
Ik geef als mijn uitdrukkelijke wens te kennen dat mijn kinderen, alsmede hun afstammelingen niet in kennis worden gesteld van mijn overlijden en de inhoud van mijn testament.
(…)”.
Erflater heeft zijn enige broer benoemd tot erfgenaam en executeur.
De klacht en het verweer van de notaris
Klaagster verwijt de notaris het volgende:
- klaagster en haar twee zusters zijn door het testament geconfronteerd met een onterving. De notaris heeft klaagster en haar zusters geweigerd inzage te geven in (een deel van) het ondertekende testament, terwijl zij daar speciaal een afspraak voor hadden gemaakt bij de notaris. Eerst meldde de notaris dat het testament in de kluis lag en daarna dat het testament ter registratie bij de Belastingdienst lag. Dit bleek achteraf onjuist. Tot op heden heeft klaagster niet het originele testament mogen inzien. De vraag is of er wel een origineel testament bestaat. Ook geeft de notaris geen inzage in het voor klaagster en haar zusters van belang zijnde gedeelte;
- klaagster en haar zusters hebben door hetgeen in het testament is bepaald niets af kunnen sluiten, omdat zij niet op de hoogte mochten worden gebracht van het overlijden van erflater. Daardoor heeft de crematie zonder hun aanwezigheid in [landsnaam] plaatsgevonden;
- erflater was ten tijde van het passeren van het testament, waarbij hij zijn kinderen onterfde, opgenomen in een hospice. Erflater was in deze terminale fase van zijn leven erg kwetsbaar en afhankelijk en onder invloed van medicijnen, waaronder morfine. De notaris heeft niet voldaan aan zijn Belehrungspflicht nu een medewerker van de notaris, de heer [Y} (hierna: [Y]), de eerste bespreking heeft gedaan. Ook heeft de notaris het “Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening” van de KNB niet gehanteerd. Het passeren van de akte duurde maar een half uur en erflater heeft niet ruim voor het passeren een conceptakte ontvangen. De notaris had gezien de situatie extra zorgvuldigheid moeten betrachten;
- de notaris heeft geweigerd klaagster en haar zusters de gegevens te verstrekken van de executeur;
- de notaris was niet ingeschreven in het boedelregister;
- de notaris heeft klaagster en haar zusters onheus bejegend. De notaris heeft opgemerkt: “Je vader heeft jullie onterfd en dat heeft hij niet voor niets gedaan.”;
- eerst heeft de notaris gemeld dat hij niet betrokken was bij de afwikkeling van de nalatenschap, echter daarna heeft klaagster verschillende malen een onjuiste voorlopige boedelbeschrijving ontvangen van de notaris met het verzoek of klaagster een akkoordverklaring wilde tekenen;
- de notaris had zijn dienst moeten weigeren.
De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna voor zover nodig zal worden besproken.
De beoordeling van de klacht
Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 van de Wet op het notarisambt (Wna). Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.
De notaris heeft het volgende aangevoerd. Op 19 februari 2013 is op verzoek van de broer van erflater [Y] bij erflater in het hospice langsgegaan om de inhoud van zijn testament te bespreken. Uit de aantekeningen van [Y] blijkt een duidelijke opgave van de wensen van erflater. [Y] heeft vervolgens het testament opgesteld en op 21 februari 2013 is de notaris bij erflater langsgegaan. De notaris heeft ongeveer een half uur met erflater gesproken. Erflater gaf zelf zijn wil aan, waarna de notaris de inhoud van het testament heeft voorgelezen. Erflater was daarbij duidelijk en consequent en gaf aan de gevolgen van het testament te overzien. Erflater gaf duidelijke redenen op voor het maken van dit testament; welke redenen volgens de notaris een dergelijk testament alleszins kunnen verklaren. Erflater was helder van geest en wist wat hij deed. Derhalve heeft de notaris het testament gepasseerd. Het feit dat iemand in een hospice ligt, betekent nog niet dat iemand niet in staat is zijn wil te verklaren. Vanwege zijn geheimhoudingsplicht kan de notaris verder niet ingaan op de inhoud van het gesprek met erflater.
Wat betreft de nalatenschap heeft de notaris op 27 maart 2013 een verklaring van erfrecht afgegeven. Op 27 maart 2013 heeft de notaris zich ingeschreven in het boedelregister als betrokken notaris. De erfgenaam/executeur had aangegeven zelf de nalatenschap te willen afwikkelen. Daarmee was de taak van de notaris beëindigd. Het behoort namelijk niet tot de taak van een notaris om actief legitimarissen te benaderen en op hun rechten te wijzen. Naar aanleiding van een verzoek van klaagster het originele testament in te mogen zien heeft de notaris een uittreksel van het testament aan klaagster verstrekt met de voor klaagster relevante bepalingen. Abusievelijk is toen verzuimd om de woorden: “uitgegeven voor woordelijk gelijkluidend uittreksel” te vermelden. Tijdens het gesprek met klaagster en haar twee zusters bleek dat zij het correcte uittreksel wilden hebben, het originele testament wilden zien en de gegevens van de executeur wilden ontvangen. Bij brief van 17 mei 2013 heeft de notaris op een aanvullende brief van klaagster antwoord gegeven. Vervolgens heeft klaagster een klacht ingediend bij de [naam notariskantoor] en [vestigingsplaats]. Ten slotte heeft [Y], namens de executeur, een uitgebreide brief gestuurd naar de rechtsbijstandsverzekeraar van klaagster, omdat de executeur door wanhoop gedreven werd door vragen van klaagster en haar zusters.
Klaagster en haar zusters hebben een beroep gedaan op hun legitieme portie. Derhalve hebben zij recht op een juiste opgave van de berekening daarvan. Dit dient echter te geschieden door de executeur, die verantwoordelijk is voor de afwikkeling van de nalatenschap en die ook de legitimaire vorderingen dient uit te keren.
Wat betreft klachtonderdeel 1 overweegt de Kamer het volgende. Vast is komen te staan dat klaagster en haar zusters niet genoemd zijn in het testament waarover zij klagen. Zij zijn geen erfgenaam, legataris of executeur. Nu zij niet als belanghebbende kunnen worden aangemerkt, mag de notaris hen geen inzage geven in het originele testament. De notaris heeft aan zijn plicht voldaan door een woordelijk gelijkluidend afschrift af te geven voorzover het de bepalingen betreft die voor klaagster van belang zijn. De melding van de notaris dat het testament bij de registratie van de belastingdienst lag, wat later onjuist bleek te zijn, is onzorgvuldig. De Kamer acht dit echter niet dermate onzorgvuldig dat dit tot gegrondheid van dit klachtonderdeel leidt. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Voorzover het klachtonderdeel 2 betreft overweegt de Kamer het volgende. Het feit dat klaagster en haar zusters het overlijden van hun vader niet goed hebben kunnen afsluiten is de notaris niet aan te rekenen. Het is de kennelijke wens van erflater geweest om zijn kinderen te onterven alsmede hen niet op de hoogte te stellen van zijn overlijden. De notaris staat daar buiten. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
Wat betreft klachtonderdeel 3 overweegt de Kamer het volgende. Zoals staat vermeld in het “Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van de notariële dienstverlening” dient een notaris eerst indien er aanleiding bestaat om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid, de geestesgesteldheid van een cliënt nader te onderzoeken. De notaris heeft aangevoerd dat hij geen enkele reden had om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater. Klaagster heeft daar tegenover op geen enkele wijze aannemelijk kunnen maken dat erflater wilsonbekwaam was ten tijde van het opstellen en passeren van het testament. De Kamer acht het verweer van de notaris derhalve steekhoudend. Wat betreft de Belehrungsplicht het volgende. In artikel 43 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna te noemen: Wna) staat het volgende:
“(…)
Alvorens tot het verlijden van een akte over te gaan, doet de notaris aan de verschijnende personen mededeling van de zakelijke inhoud daarvan en geeft daarop een toelichting.
(…)”.
De notaris diende zelf tijdens het passeren van het testament zich ervan te vergewissen dat het testament daadwerkelijk de wil van erflater weergaf en dat erflater begreep wat de gevolgen waren van de bepalingen in zijn testament. Niet is komen vast te staan dat de notaris niet zou hebben voldaan aan zijn Belehrungsplicht. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Wat betreft klachtonderdeel 4 overweegt de Kamer het volgende. Tijdens het gesprek met de notaris hebben klaagster en haar zusters aangegeven een beroep te willen doen op hun legitieme portie. De executeur had aan de notaris aangegeven de nalatenschap zelf af te willen wikkelen. De notaris heeft de executeur geïnformeerd dat klaagster en haar zusters de legitieme portie wilden inroepen. Na het afgeven van de verklaring van erfrecht heeft de notaris zijn werkzaamheden beëindigd. De Kamer is van oordeel dat nu de notaris de executeur heeft geïnformeerd dat klaagster en haar zusters hadden verklaard de legitieme in te willen roepen het verder de taak van de executeur was om dit af te wikkelen. Indien de executeur geen contact zou hebben gezocht met de dames na deze mededeling, dan zou de notaris de adresgegevens van de executeur aan klaagster en haar zusters moeten verstrekken, zodat zij hun legitieme zouden kunnen inroepen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Wat betreft klachtonderdeel 5 overweegt de Kamer het volgende. Vast is komen te staan dat de executeur zelf de nalatenschap wenste af te wikkelen en dat de notaris derhalve geen boedelnotaris was. De notaris heeft aangevoerd dat hij zich als betrokken notaris heeft geregistreerd in het boedelregister. De Kamer is van oordeel dat de notaris daarmee gehandeld heeft conform de aan hem verstrekte opdracht door de executeur. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Voorzover het klachtonderdeel 6 betreft overweegt de Kamer het volgende. Klaagster heeft aangevoerd dat de notaris gezegd zou hebben: “Je vader heeft jullie onterfd en dat heeft hij niet voor niets gedaan”. De Kamer is van oordeel dat een dergelijke opmerking in strijd is met de eer en aanzien van het notarisambt. Een notaris dient zich op een zakelijk correcte wijze uit te laten. De notaris heeft aangevoerd dat hij zich een dergelijke opmerking niet meer kan herinneren. Volgens de notaris zal het eerder een opmerking zijn geweest in de trant van dat vader reden gehad zal hebben om klaagster en haar zusters te onterven. Het is het woord van klaagster tegen het woord van de notaris. Nu onvoldoende is gebleken dat de notaris de door klaagster aangehaalde opmerking daadwerkelijk heeft gemaakt, is dit klachtonderdeel ongegrond.
Wat betreft klachtonderdeel 7 overweegt de Kamer het volgende. De notaris heeft aangevoerd dat de executeur zelf de nalatenschap wilde afwikkelen. De enige werkzaamheden in de nalatenschap die de notaris heeft verricht is het opstellen van de verklaring van erfrecht. Op een gegeven moment ontving de executeur brieven van klaagster en haar zussen en de door klaagster ingeschakelde Stichting Achmea Rechtsbijstand. De executeur wist niet meer wat hij moest doen en is daarom naar [Y] gegaan voor advies. De executeur heeft de afwikkeling van de nalatenschap niet in handen gegeven van het notariskantoor, doch heeft slechts advies heeft gevraagd bij een gedeelte van de afwikkeling. De Kamer is van oordeel dat er verwarring is ontstaan toen [Y] ineens brieven ging schrijven met daarbij een soort van voorlopige boedelbeschrijving met het verzoek tot akkoordbevinding. Het had op de weg van de notaris gelegen om op dat moment richting klaagster duidelijkheid te verschaffen omtrent zijn positie. Dit nalaten is echter van onvoldoende gewicht om tot een tuchtrechtelijk verwijt te komen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Voorzover het klachtonderdeel 8 betreft overweegt de Kamer het volgende. Op de notaris rust in beginsel een ministerieplicht zoals bepaald in artikel 21 lid 1 Wna. Nu niet is komen vast te staan dat de notaris gerede twijfel had moeten hebben bij het passeren van de akte, diende de notaris de werkzaamheden te verrichten die erflater van hem verlangde. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
De beslissing
De Kamer voornoemd:
verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. van Ham, voorzitter, R. van der Galiën, A.F.L. Geerdes, P.H.B. Gorsira en E.S. Voskamp en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2014.
Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.