ECLI:NL:TNORDHA:2014:4 Kamer voor het notariaat Den Haag 13-42

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2014:4
Datum uitspraak: 22-01-2014
Datum publicatie: 24-02-2014
Zaaknummer(s): 13-42
Onderwerp:
  • Registergoed
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de notaris dat hij onvoldoende nader onderzoek heeft verricht alvorens hij de drie akten passeerde.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 22 januari 2014 inzake de klacht onder nummer 13-42 van:

[klager],

hierna ook te noemen: klager,

advocaat mr. F. van Schaik te Berkel en Rodenrijs,

tegen

[notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris,

advocaat mr. F. van de Woude te Amsterdam.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

· de klacht van 22 augustus 2013, ingekomen op 23 augustus 2013, met bijlagen,

· het antwoord van de notaris,

· de repliek van klager,

· de dupliek van de notaris.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 december 2013. Daarbij waren aanwezig klager en zijn advocaat mr. F. van Schaik en de notaris en zijn advocaat mr. F. van der Woude alsmede kantoorgenoot van de notaris mr. [X], notaris te [vestigingsplaats].

Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt. Beide partijen hebben pleitnotities overgelegd, welke aan dit proces-verbaal zijn gehecht.

De feiten

Op 10 november 2011 heeft de notaris voor de vader van klager, de heer [B] (hierna te noemen: erflater), drie akten gepasseerd. De eerste akte betrof een akte van levering, waarbij erflater het pand aan het [adres en plaats] voor € 655.000,- leverde aan zijn zoon [C]. De tweede akte betrof een akte van geldlening, waarin de koopsom voor het pand aan het [adres] werd omgezet in een schuld en waarbij tevens direct een bedrag van € 286.000,- van de geldlening werd kwijtgescholden. De derde akte betrof een aanvullend testament, waarbij erflater zijn resterende vordering op [C] aan laatstgenoemde legateerde.

Op 5 december 2011 is erflater overleden. Klager en zijn twee broers zijn de erfgenamen.

De klacht en het verweer van de notaris

Klager verwijt de notaris dat hij onvoldoende nader onderzoek heeft verricht alvorens hij de drie akten passeerde. Doordat de notaris heeft verzuimd adequaat onderzoek te doen naar de wilsbekwaamheid van erflater is achteraf nimmer meer vast te stellen of er sprake was van volledige wilsbekwaamheid of dat er sprake was van een cliënt met een gebrekkige wilsbekwaamheid. Ook was het duidelijk voor de notaris dat door deze akten de andere twee zoons, waaronder klager, ernstig benadeeld zouden worden. Klager stelt dat de notaris het “Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van de notariële dienstverlening” had moeten hanteren. Er waren een aantal indicatoren om over te gaan op een nadere controle van de wilsbekwaamheid.

Om te beginnen was erflater bij het passeren van de akten tachtig jaar oud. Verder was erflater niet meer in staat om zelfstandig te wonen en verbleef hij in een zorginstelling. Ook waren er medische indicatoren. Erflater leed aan hersenkanker en was herhaaldelijk bestraald voor tumoren in zijn hoofd. Gezien het littekenweefsel was dit ook kenbaar voor derden. Wat ook een indicatie had moeten zijn is dat erflater zich bij het passeren van de akten liet vergezellen door zijn zoon [C], die als enige bevoordeeld werd door het passeren van de akten. Het aanvullend testament was naar inhoud ingrijpend afwijkend van de inhoud van een eerder testament. Het aanvullend testament in samenhang met de akte van geldlening tevens schenking, bevoordeelde [B] boven de andere twee kinderen.

Klager stelt verder dat er inhoudelijk nog vragen zijn te stellen bij de akte van levering. Het pand was verkocht en geleverd voor een bedrag van € 655.000,- conform een taxatierapport van september 2011. Dit taxatierapport gaf een waarde aan van € 655.000,- in verhuurde staat. Het taxatierapport vermeldde dat het pand was verhuurd aan [D] van erflater. In de praktijk kwam het er echter op neer dat dit inmiddels een onderneming was waar geen activiteiten meer in werden verricht en die bij het overlijden van erflater helemaal gestaakt zou worden, zodat het pand voor de vrije verkoop beschikbaar zou zijn. Er was alle reden voor de notaris om te onderzoeken of de getaxeerde waarde wel een redelijke prijs was.

Gezien het bovenstaande heeft de notaris niet de benodigde zorg betracht bij het passeren van de drie akten alsmede heeft de notaris zich niet gedragen zoals een behoorlijk notaris betaamt.

De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna ­ voor zover nodig ­ zal worden besproken.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 van de Wet op het notarisambt (Wna). Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

De notaris heeft het volgende aangevoerd. Tussen de aanvang van het dossier en het passeren van de drie akten zat een periode van drie maanden. In die periode is er een aantal malen contact geweest met erflater. Collega notaris [X] heeft met erflater twee telefoongesprekken gevoerd, waarin uitvoerig de voorgenomen transactie is besproken. De diverse aspecten van de voorgenomen transactie en met name de daarin vervatte bevoordeling van zoon [C] en de schending van de legitieme porties van de andere twee zoons zijn daarbij besproken. Erflater was zich ten volle bewust van deze aspecten en gaf duidelijk aan deze transactie te willen. Erflater heeft daarbij ook beargumenteerd waarom hij deze zoon wenste te bevoordelen boven de andere twee. Op 10 november 2011 is erflater bij de notaris op kantoor geweest. De notaris zelf heeft toen de inhoud van de akten alsmede de gevolgen met erflater besproken. Erflater was het eens met de inhoud van de akten. De feiten en omstandigheden waaronder de overdracht heeft plaatsgevonden gaf de notaris geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater.

Het “ Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van de notariële dienstverlening” neemt als uitgangspunt dat een cliënt die wilsbewaam is, moet worden geacht zijn belangen te kunnen behartigen. Eerst indien er aanleiding bestaat tot twijfel, dient een notaris de geestesgesteldheid van een cliënt nader te onderzoeken. Zoals gezegd had de notaris geen enkele twijfel, ook niet gezien het feit dat één zoon bevoordeeld werd, de hoge leeftijd van erflater en de medische gesteldheid. Dat erflater vergezeld werd door zoon [C], was verklaarbaar aangezien hij met die betreffende zoon de transactie aanging.

Een persoonlijk gesprek onder vier ogen heeft niet plaatsgevonden, maar wel twee maal een uitgebreid persoonlijk telefoongesprek met collega [X].

Wat betreft de verhuur van het pand heeft de notaris nog aangevoerd dat hij niet bekend was dat de verhuur op korte termijn zou eindigen. Er was voor de notaris derhalve geen reden om te twijfelen aan het taxatierapport.

Bovenstaande leidt tot de conclusie dat de notaris zorgvuldig heeft gehandeld bij de totstandkoming van de drie akten.

De Kamer overweegt het volgende. Zoals staat vermeld in het “Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van de notariële dienstverlening” dient een notaris eerst indien er aanleiding bestaat om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid, de geestesgesteldheid van een cliënt nader te onderzoeken. De notaris heeft aangevoerd dat hij geen enkele reden had om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater. Klager heeft daar tegenover op geen enkele wijze aannemelijk kunnen maken dat erflater wilsonbekwaam was ten tijde van het opstellen en passeren van de drie akten. De Kamer acht het verweer van de notaris derhalve steekhoudend. De Kamer acht de de klacht ongegrond.

Overigens merkt de Kamer op, dat gezien de bevoordeling van de ene zoon en de ingrijpende wijziging van het testament ten opzichte van het voorlaatste testament, het aanbeveling verdiende om alvorens te passeren erflater onder vier ogen te spreken. Dat in casu zulks niet is gebeurd, leidt echter niet tot een ander oordeel dan hiervoor vermeld.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. van Ham, voorzitter, R. van der Galiën, A.F.L. Geerdes, P.H.B. Gorsira en E.S. Voskamp en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2014.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.