ECLI:NL:TNORARL:2014:56 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL//2013/73

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2014:56
Datum uitspraak: 29-07-2014
Datum publicatie: 09-12-2015
Zaaknummer(s): AL//2013/73
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Ten aanzien van het verwijt van klaagster dat de notaris de erfdelen uit de nalatenschap van moeder heeft uitgekeerd zonder dat zij daarvoor toestemming had gegeven, overweegt de Kamer als volgt. Vooropgesteld zij dat de boedelnotaris in opdracht van de executeur heeft gehandeld. De executeur had de bevoegdheid om de erfdelen uit de nalatenschap van moeder uit te keren. Hoewel de notaris in opdracht handelde, is hij niet onverhoeds te werk gegaan. Hij heeft de door klaagster gestelde verduistering door broer Jan uitgebreid onderzocht. Ondanks dat hij klaagster meerdere malen heeft uitgenodigd om haar stellingen inzake de verduistering te onderbouwen, bleven de bewijzen daarvan uit. De notaris is derhalve niet gebleken dat er gronden waren voor de verdenking van verduistering. Er bestond tussen klaagster en haar beide broers geen discussie over de opeisbaarheid en de hoogte van de vorderingen. Ondanks de aankondigingen van de notaris dat hij zou overgaan tot uitkering van de erfdelen, heeft klaagster geen kort gedingprocedure aangespannen om dit te voorkomen. De Kamer acht het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de notaris onder deze omstandigheden is overgegaan tot uitkering van de erfdelen.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: AL/2013/73

Beslissing van de Kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden op de klacht van

[X],

wonende te [..],

klaagster,

gemachtigde: [Y], echtgenoot van klaagster,

tegen

[Z] ,

notaris te [..],

gemachtigden: mr. G.J. van Oosten en mr. M.M. Olthoff-Worst, advocaten te Amsterdam.

Partijen zullen verder als ‘klaagster’ en ‘de notaris’ worden aangeduid.

1. Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de brief met bijlagen van 13 mei 2013, waarin de klacht tegen de notaris is neergelegd;

- de brief van de notaris met bijlagen van 1 juli 2013;

- de brief van klaagster met bijlagen van 15 november 2013;

- de brief van de notaris met bijlagen van 21 november 2013;

- de brief van de notaris met bijlage van 15 mei 2014;

- de mondelinge behandeling van de klacht op 11 juni 2014, waarbij zijn verschenen klaagster, tezamen met haar gemachtigde en de notaris, tezamen met zijn gemachtigden.

2. De feiten

2.1 Op 3 september 2011 is de heer [A] (hierna: erflater) overleden. Hij was getrouwd met mevrouw [B] en uit dit huwelijk zijn drie kinderen geboren: [C], [D] en klaagster. Mevrouw [B] is al op 21 januari 2004 overleden. Op haar nalatenschap is de wettelijke erfverdeling van toepassing aangezien zij geen testament had opgesteld.

2.2 De nalatenschap bestond voornamelijk uit een woning, gelegen aan de [E] te [..]. Zoon [C] heeft de laatste jaren van het leven van erflater bij hem in huis gewoond.

2.3 Erflater heeft laatstelijk over zijn nalatenschap beschikt bij testament van 18 april 2005, verleden voor notaris [F], kantoorgenoot van de notaris. Erflater heeft daarin klaagster en haar broer [D] benoemd tot zijn erfgenamen, waarbij de omvang van het erfdeel van klaagster is vastgesteld op haar legitieme portie. Broer [C] is als erfgenaam uitgesloten. Erflater heeft [D] tot executeur benoemd. Erflater heeft aan de executeur een onherroepelijke volmacht gegeven om de woning van erflater aan derden te verkopen.

Het testament bevat de mogelijkheid om een afwikkelingsbewind over de erfdelen van de afstammelingen in te stellen, waarbij de executeur tot bewindvoerder zou worden benoemd, indien voor de levering van die woning de medewerking van de erfgenamen mocht zijn vereist en zij die medewerking niet wilden verlenen.

2.4 Broer [D] (hierna ook: de executeur) heeft het executeurschap aanvaard. Klaagster heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard.

2.5 Klaagster heeft in op 23 november 2011 de kantonrechter bij de rechtbank Leeuwarden, locatie Heerenveen, verzocht om haar broer [D] ontslag als executeur te verlenen.

2.6 Tijdens de eerste zitting op 21 februari 2012 heeft de kantonrechter de executeur opgedragen om een boedelnotaris aan te wijzen.

De executeur heeft vervolgens de notaris als boedelnotaris aangewezen.

2.7 Klaagster heeft bij de kantonrechter aangegeven bezwaar te hebben tegen de aanwijzing van [Z] als boedelnotaris, omdat hij deel uitmaakt van het kantoor van de notaris.

2.8 De kantonrechter heeft bij beschikking van 3 juli 2012 het verzoek van klaagster om ontslag van haar broer [D] als executeur afgewezen. Ten aanzien van de aanwijzing van [Z] als boedelnotaris heeft de kantonrechter overwogen dat vooralsnog niet is gebleken dat [Z] zijn rol als onafhankelijk boedelnotaris niet naar behoren zal vervullen.

2.9 In september 2012 heeft klaagster een deurwaarder ingeschakeld om haar erfdeel in de nalatenschap van haar moeder bij de executeur te innen. Op 4 februari 2013 heeft de notaris in een e-mail aan de deurwaarder verzocht om de incassomaatregelen te beëindigen. Eind februari 2013 heeft de deurwaarder de werkzaamheden gestaakt.

2.10 De woning van erflater is in oktober 2012 verkocht zonder dat het afwikkelingsbewind hoefde te worden ingesteld, aangezien klaagster haar medewerking heeft verleend aan de verkoop.

2.11 Klaagster heeft diverse malen gesteld dat erflater bij leven meerdere schenkingen aan haar broers [C] en [D] heeft gedaan die moeten worden ingebracht, omdat deze van invloed zijn op de hoogte van haar legitieme portie. De broers hebben een groot deel van de door klaagster gestelde schenkingen betwist.

Klaagster heeft tevens gesteld dat broer [C] tijdens zijn verblijf in de woning van erflater grote bedragen van de bankrekening van erflater heeft verduisterd. De notaris heeft bij brief van 20 november 2012 broer [C] verzocht een verklaring te geven voor de geldopnames van de bankrekening van erflater in deze periode. Broer [C] heeft in reactie hierop ontkend dat hij grote bedragen heeft opgenomen en dat de geldopnames zonder een verzoek daartoe van erflater zouden zijn gebeurd.

2.12 In november 2012 heeft de notaris een eerste concept van de aangifte erfbelasting aan de erven gezonden. Klaagster heeft in reactie hierop aan de notaris laten weten dat ten onrechte in deze aangifte niet alle door haar opgegeven schenkingen aan haar broers zijn opgenomen.

2.13 Bij brief van 19 februari 2013 aan de erven, in kopie aan broer [C], heeft de notaris een overzicht gegeven van de vaststaande en de betwiste schenkingen en een ieder uitgenodigd om te reageren op de punten waarover nog geen overeenstemming was bereikt en om hun stellingen nader te onderbouwen.

De notaris heeft in zijn brief meegedeeld dat de vorderingen uit de nalatenschap van moeder aan de drie kinderen zullen worden uitgekeerd. Klaagster heeft in reactie hierop aan de notaris laten weten dat zij niet instemt met uitkering van de erfdelen voordat de zaak geheel duidelijk is.

2.14 In zijn brief van 17 april 2013 heeft de notaris de verschillende reacties van klaagster en haar broers op zijn vorige brief van 19 februari 2013 op een rij gezet en aangegeven welke geschilpunten nog waren overgebleven. De notaris heeft bericht dat hij de ex-echtgenote van broer [D] nog heeft benaderd om meer zicht te krijgen op de door klaagster aangevoerde schenkingen aan broer [D], maar dat dit niets concreets had opgeleverd. Hij heeft in zijn brief een aantal voorlopige conclusies getrokken, een aantal vragen gesteld en de betrokkenen nogmaals uitgenodigd om hun stellingen met bewijzen te onderbouwen. Voorts heeft hij gemeld dat uit zijn gesprek met de politie is gebleken dat aangifte zinloos zou zijn en dat daarmee voor hem dit punt was afgesloten. Tot slot heeft de notaris klaagster nogmaals verzocht om haar bankrekeningnummer aan hem door te geven, zodat haar erfdeel uit de nalatenschap van haar moeder kon worden uitgekeerd.

2.15 Klaagster heeft bij e-mail van 20 april 2013 herhaald dat de erfdelen niet mochten worden uitgekeerd.

2.16 Klaagster heeft op 13 mei 2013 bij de Kamer haar klacht tegen de notaris ingediend.

2.17 In haar e-mail van 17 mei 2013 heeft klaagster alsnog haar bankrekeningnummer opgegeven, waarna de notaris de erfdelen heeft uitgekeerd.

3. De klacht en het verweer

3.1. De klacht van klaagster bestaat uit een groot aantal klachtonderdelen.

De klachten komen op het volgende neer.

Klachtonderdeel 1 : de notaris heeft zich partijdig opgesteld bij de afwikkeling van de nalatenschap. Vanaf het begin was de notaris niet onpartijdig; hij had namelijk al van kantoorgenoot [F] vernomen dat er onenigheid was binnen de familie. Tijdens de afwikkeling bleek dan ook dat de notaris telkens meer waarde hechtte aan de stellingen van haar broers dan aan die van klaagster. In plaats van de verklaringen van haar broers inzake de schenkingen te geloven, had hij de betrokkenen moeten verwijzen naar de civiele rechter.

De partijdigheid van de notaris blijkt alleen al uit zijn mededeling dat hij als raadgever van de executeur optreedt.

Klachtonderdeel 2 :

De notaris heeft de erfdelen uit de nalatenschap van moeder zonder toestemming van klaagster uitgekeerd, ondanks dat hij wist dat klaagster nog grote vorderingen op haar broer [C] had.

Klachtonderdeel 3 : de notaris heeft geweigerd om aangifte te doen bij de politie wegens verduistering door broer [C]. De notaris heeft in dit verband ten onrechte vastgesteld dat erflater handelingsbekwaam was over zijn bankrekeningen. Klaagster had immers in de verzoekschriftprocedure bij de kantonrechter al laten weten dat haar vader in de laatste periode van zijn leven dementerend was.

Klachtonderdeel 4: de notaris heeft in zijn e-mail van 4 februari 2013 getracht de deurwaarder te bewegen om de inning van haar vordering op broer [D] te staken.

Klachtonderdeel 5 : de notaris heeft slordig, verwarrend en met gebruikmaking van intimiderende taal schriftelijk gecommuniceerd met klaagster. Ook zijn mondelinge communicatie was niet naar behoren; toen klaagster hem meedeelde dat zij de Belastingdienst zou benaderen in verband met de onjuiste aangifte erfbelasting, is de notaris boos geworden en heeft hij haar gevraagd of zij soms met bedreigingen ging beginnen.

Klachtonderdeel 6 : de notaris heeft in de aangifte erfbelasting verwarrende en onduidelijke berekeningen opgenomen.

Klachtonderdeel 7 : de notaris heeft verzaakt om verdere actie te ondernemen toen duidelijk was geworden waarom de SNS-bank geen informatie verstrekte over twee spaarrekeningen die op naam van erflater stonden. Een bank geeft immers alleen dergelijke informatie als deze over een volmacht beschikt.

Klachtonderdeel 8: de notaris heeft een eigen declaratie betaald met gelden op de derdengeldenrekening, zonder een declaratie te sturen en zonder dat klaagster hiervoor haar toestemming had gegeven.

3.2. De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De Kamer zal daarop hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De Kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. De Kamer overweegt daartoe als volgt.

Klachtonderdeel 1

4.2 De mededeling van [F] aan de notaris dat sprake was van onenigheid binnen de familie is naar het oordeel van de Kamer een begrijpelijke en neutrale mededeling. Dat inderdaad sprake was van slechte familieverhoudingen bleek de Kamer overigens ook tijdens de mondelinge behandeling van de klacht. [F] heeft niet gezegd dat deze onenigheid aan klaagster te wijten zou zijn. Niet valt in te zien waarom de notaris door de mededeling van [F] jegens klaagster bevooroordeeld zou zijn geraakt waardoor hij zijn opdracht had moeten teruggeven.

4.3 De opdrachtgever van de notaris was de executeur, broer [D]. Het berust op een misvatting van klaagster dat de boedelnotaris niet de raadgever van de executeur is . Het feit dat hij de executeur mag adviseren laat echter onverlet dat de boedelnotaris bij zijn werkzaamheden en adviezen aan de executeur niet alleen de belangen van de executeur, maar ook de belangen van de andere betrokkenen moet betrekken. De Kamer is van oordeel dat de notaris dit, binnen de mogelijkheden die hem ter beschikking stonden, in voldoende mate heeft gedaan. Hij is serieus omgegaan met de stellingen van klaagster ten aanzien van schenkingen aan haar beide broers en verduistering door broer [C]. Zo blijkt uit het verweer van de notaris dat hij meerdere malen de stellingen van klaagster voor reactie aan haar broers heeft voorgelegd, onderzoek heeft verricht naar alle bankafschriften vanaf het jaar 2007 tot aan het overlijden van erflater en met de politie heeft gesproken over een mogelijke aangifte van verduistering. Hij heeft getracht de partijen tot elkaar te brengen door de punten waarover overeenstemming bestond evenals de discussiepunten te inventariseren en over en weer om een reactie en onderbouwing van stellingen te vragen.

Hoewel een notaris op een zeker moment moet concluderen dat hij partijen niet tot elkaar kan brengen en hen moet verwijzen naar de civiele rechter, acht de Kamer het niet klachtwaardig dat de notaris dit ten tijde van het indienen van de klacht (nog) niet had gedaan.

4.4 Nu de Kamer niet is gebleken dat de notaris zich niet onpartijdig en onafhankelijk heeft opgesteld, dient het eerste klachtonderdeel ongegrond te worden verklaard.

Klachtonderdeel 2

4.5 Ten aanzien van het verwijt van klaagster dat de notaris de erfdelen uit de nalatenschap van moeder heeft uitgekeerd zonder dat zij daarvoor toestemming had gegeven, overweegt de Kamer als volgt. Vooropgesteld zij dat de boedelnotaris in opdracht van de executeur heeft gehandeld. De executeur had de bevoegdheid om de erfdelen uit de nalatenschap van moeder uit te keren. Hoewel de notaris in opdracht handelde, is hij niet onverhoeds te werk gegaan. Hij heeft de door klaagster gestelde verduistering door broer [C] uitgebreid onderzocht. Ondanks dat hij klaagster meerdere malen heeft uitgenodigd om haar stellingen inzake de verduistering te onderbouwen, bleven de bewijzen daarvan uit. De notaris is derhalve niet gebleken dat er gronden waren voor de verdenking van verduistering.

Er bestond tussen klaagster en haar beide broers geen discussie over de opeisbaarheid en de hoogte van de vorderingen. Ondanks de aankondigingen van de notaris dat hij zou overgaan tot uitkering van de erfdelen, heeft klaagster geen kort gedingprocedure aangespannen om dit te voorkomen.

De Kamer acht het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de notaris onder deze omstandigheden is overgegaan tot uitkering van de erfdelen.

Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel 3

4.6 Het derde klachtonderdeel is eveneens tevergeefs voorgesteld.

Blijkens het verweer van de notaris heeft hij uitgebreid onderzoek gedaan naar de door klaagster gestelde verduistering door haar broer [C]. Hij heeft ook de mogelijkheid om aangifte daarvan te doen serieus onderzocht. Uit zijn verweer blijkt dat hij hierover twee gesprekken met de politie heeft gevoerd. Als hij op basis van het voorgaande besluit niet over te gaan tot het doen van aangifte, kan hem dat naar het oordeel van de Kamer niet worden verweten. Bovendien laat zijn besluit onverlet dat klaagster zelf aangifte van verduistering kon doen, hetgeen zij ook inmiddels heeft gedaan.

De conclusie van de notaris dat erflater handelingsbekwaam was, is juist. Zolang iemand niet onder curatele is gesteld of zijn vermogen onder bewind is gesteld, wordt hij namelijk voor de wet geacht handelingsbekwaam te zijn.

Klachtonderdeel 4

4.7 Ten aanzien van het klachtonderdeel over de e-mail van de notaris van 4 februari 2013 aan de deurwaarder, is de Kamer van oordeel dat de notaris zich in het belang van de boedel tot de deurwaarder heeft gewend. Hij heeft de situatie toegelicht en erop gewezen dat klaagster bij haar broer [D] aan het verkeerde adres was, aangezien de gelden waaruit de uitkering zou moeten worden gedaan, zich niet onder haar broer [D], maar onder de notaris bevonden. Niet valt in te zien waarom hij daarmee klachtwaardig zou hebben gehandeld.

Dit klachtonderdeel zal dan ook ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 5

4.8 De Kamer is niet gebleken van slordige, verwarrende of intimiderende schriftelijke communicatie.

De reactie van de notaris op de mededeling van klaagster dat zij de Belastingdienst zou gaan inlichten, was wellicht minder adequaat, maar het voert naar het oordeel van de Kamer te ver om te concluderen dat zijn reactie klachtwaardig was.

Ook dit klachtonderdeel is derhalve tevergeefs voorgesteld.

Klachtonderdeel 6

4.9 Het zesde klachtonderdeel treft evenmin doel. De aangifte erfbelasting betrof slechts een concept, waarop derhalve kon worden gereageerd. Onduidelijke berekeningen hadden nog verbeterd kunnen worden en zijn om die reden dan ook niet klachtwaardig. Voor zover dit klachtonderdeel ziet op de door klaagster aangevoerde schenkingen die niet in de aangifte waren opgenomen, is de Kamer met de notaris van oordeel dat geen schenkingen kunnen worden opgenomen die niet kunnen worden bewezen en door haar broers zijn betwist.

Klachtonderdeel 7

4.10 Uit het verweer van de notaris blijkt dat hij voldoende onderzoek heeft verricht naar het bestaan van twee spaarrekeningen van erflater bij de SNS bank. De stelling van klaagster dat de bank zonder een volmacht geen mededelingen doet aan de boedelnotaris kan niet worden gevolgd. De executeur heeft vanuit zijn taak de bevoegdheid om navraag te doen bij de bank en de boedelnotaris heeft gehandeld in diens opdracht.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel 8

4.11 De notaris heeft als verweer aangevoerd dat hij met toestemming van de executeur zijn declaratie heeft verrekend met gelden van de derdengeldenrekening. De executeur had de bevoegdheid om hierover te beslissen. Er was derhalve geen toestemming van klaagster nodig. Het klachtonderdeel dient eveneens ongegrond te worden verklaard.

5. De beslissing

De Kamer voor het notariaat

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. D. Vergunst, plv. voorzitter, mr. H. Quispel, lid, mrs. I.C.J.I.M. van Dorp, E.J. Oostrik en T.K. Lekkerkerker, plv. leden en in tegenwoordigheid van mr. W.E. Markus-Burger, secretaris, in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2014.

De secretaris De plv. voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.