ECLI:NL:TNOKSHE:2014:1 Kamer van toezicht 's-Hertogenbosch SHE/2013/78
ECLI: | ECLI:NL:TNOKSHE:2014:1 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-01-2014 |
Datum publicatie: | 21-01-2014 |
Zaaknummer(s): | SHE/2013/78 |
Onderwerp: | Overig |
Beslissingen: | Klacht gegrond met ontzetting uit het ambt |
Inhoudsindicatie: | Ontzetting van (inmiddels op eigen verzoek uit het ambt ontslagen) notaris die eerder bij wijze van ordemaatregel (ex artikel 106 Wna) was geschorst. Onder meer gehandeld in strijd met het bepaalde bij de artikelen 17, 22, 23, 24, 25 en 25a Wna. Terwijl de financiële positie van het notariskantoor, dat al onder verscherpt toezicht stond, zeer zorgwekkend was en ook de financiële situatie van de oud-notaris in privé dermate kwetsbaar was dat ernstige onzekerheid bestond over de continuïteit van het notariskantoor, heeft de oud-notaris diverse vennootschappen opgericht, als gevolg waarvan onduidelijkheid is ontstaan over de vraag in welke vennootschap de notarispraktijk werd uitgeoefend. Faillissement van één van deze vennootschappen. Geen salaris uitgekeerd aan medewerkers, akten gepasseerd in strijd met artikel 19 Wna. Tuchtrechtelijk uitermate laakbaar gehandeld. Bovendien acht de kamer het zeer laakbaar dat de oud-notaris niet bereid is gebleken om ook maar enige informatie te verstrekken aan (onder meer) de door de kamer benoemde waarnemer, de bij het faillissement van de onderneming van de oud-notaris betrokken rechter-commissaris en curator en evenmin aan de kamer zelf. Ernstige schending van vertrouwen in notariaat. |
Klachtnummer : SHE/2013/78
Datum uitspraak : 20 januari 2014
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH
De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van het
Bureau Financieel Toezicht (verder: BFT), gevestigd in Utrecht,
tegen
oud-notaris de heer mr. [x] (verder: [x]), voorheen gevestigd in […].
1. De procedure
1.1. Het BFT heeft bij brief van 3 september 2013 een klacht geformuleerd tegen [x]. Deze klacht is op 4 september 2013 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (verder: de kamer). Bij brief van 23 september 2013 heeft het BFT de klacht aangevuld.
1.2. [x] heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de klacht te antwoorden.
1.3. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft de behandeling van de zaak verwezen naar de volle kamer.
1.4. De kamer heeft de klacht behandeld op 16 december 2013. Het BFT is ter zitting verschenen, vertegenwoordigd door mevrouw mr. M.A. Drenth en de heer mr. M.F. Beumer. Zij hebben het standpunt van het BFT toegelicht, mede aan de hand van een pleitnota. [x] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De feiten
2.1. Vanwege de kwetsbare financiële situatie van het notariskantoor en de financiële positie van [x] in privé, is het notariskantoor onder verscherpt toezicht van het BFT geplaatst. Over het eerste kwartaal van 2013 is een aanzienlijk verlies geleden, als gevolg waarvan het BFT de financiële positie van het notariskantoor per 31 maart 2013 als zeer zorgwekkend heeft aangemerkt.
2.2. Op basis van zijn taak als toezichthouder heeft het BFT op 15 juli 2013 een vervolgonderzoek ingesteld. De bevindingen van het BFT zijn neergelegd in een conceptrapportage d.d. 5 augustus 2013.
2.3. Bij vonnis van 13 augustus 2013 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant Notaris [x] B.V. in staat van faillissement verklaard.
2.4. Mede in verband met dit faillissement heeft het BFT bij brief van 15 augustus 2013 aan de kamer voorgesteld [x] te schorsen ex artikel 106 Wna. Op basis van de inhoud van die brief van het BFT en de conceptrapportage van het BFT d.d. 5 augustus 2013 heeft de heer prof. mr. A. Hammerstein, bestuursvoorzitter van het BFT, op 16 augustus 2013 bij de kamer een telefonische klacht ingediend tegen de notaris.
2.5. Bij beslissing van 16 augustus 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de kamer [x] op grond van kennelijk gevaar voor benadeling van derden bij wijze van ordemaatregel in de zin van artikel 106 lid 1 Wna met ingang van 19 augustus 2013 te 00:00 uur geschorst in de uitoefening van zijn ambt gedurende de tijd van de behandeling van de klacht. Bij die beslissing is notaris mr. [y] met ingang van genoemd tijdstip bij wijze van voorlopige voorziening als waarnemer benoemd in de zin van artikel 29 lid 2 Wna.
2.6. Verder heeft de plaatsvervangend voorzitter bij beslissing van 16 augustus 2013 op grond van het bepaalde bij artikel 28 sub c jo artikel 29 lid 2, tweede en derde volzin, Wna met ingang van genoemd tijdstip ambtshalve notaris [y] benoemd als waarnemer van het protocol en de overige notariële bescheiden van [x], waarbij het protocol en de overige notariële bescheiden voor de duur van de behandeling van de klacht zijn toegewezen aan de waarnemer met ontheffing van de waarnemer van de verplichtingen ingevolge de Verordening overdracht protocol. Ook is een regeling getroffen omtrent het honorarium van de waarnemer.
2.7. Bij brief van 18 augustus 2013 heeft mr. R.H.M. Madou, advocaat te Sint Philipsland, namens (de aan) [x] (gelieerde vennootschappen) aan de waarnemer meegedeeld dat hij niet zal worden toegelaten tot het kantoorpand in [...] Bij e-mailbericht van 19 augustus 2013 heeft de waarnemer aan de kamer bericht dat hem op maandag 19 augustus 2013 om 9.00 uur daadwerkelijk de toegang tot het kantoorpand is geweigerd. Bij e-mailbericht van 21 augustus 2013 heeft de waarnemer de kamer bericht dat [x] op dat moment nog altijd niet bereid bleek aan hem toegang te verlenen.
2.8. Vervolgens heeft de plaatsvervangend voorzitter bij beslissing van 22 augustus 2013 een aanvullende voorlopige voorziening getroffen en [x] met onmiddellijke ingang verboden zijn kantoor te betreden, behoudens de toegang die hem door de waarnemer zal worden verleend. Daarbij heeft de plaatsvervangend voorzitter voorts bepaald dat [x] zich dient te onthouden van alle handelingen die de waarnemer kunnen belemmeren in zijn mogelijkheden om zijn ambt als waarnemer deugdelijk te kunnen uitvoeren.
2.9. Bij e-mailbericht van 2 september 2013 heeft de KNB aan de kamer meegedeeld dat [x] een ontslagverzoek heeft ingediend.
2.10. Bij e-mailbericht van 2 september 2013 heeft mr. Madou aan de waarnemer meegedeeld dat hij niet langer als advocaat voor [x] optreedt.
2.11. Op 3 september 2013 heeft het BFT een definitieve rapportage uitgebracht naar aanleiding van het onderzoek naar de handelwijze van [x]. Op 4 september 2013 heeft de kamer de nu voorliggende klacht ontvangen.
2.12. Op 11 september 2013 heeft de kamer het verzoek behandeld van de plaatsvervangend voorzitter, strekkende tot bekrachtiging van de eerder getroffen ordemaatregelen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 106 lid 1 juncto 27 lid 1 Wna. De notaris heeft geen verweer gevoerd tegen dit verzoek en is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Bij beslissing van 11 september 2013 heeft de kamer de hiervoor in rechtsoverweging 2.5. en 2.8. omschreven ordemaatregelen bekrachtigd voor de duur van de behandeling van de klacht.
2.13. Bij Koninklijk Besluit van 23 september 2013 is aan [x] met ingang van 1 oktober 2013 ontslag verleend uit het ambt van notaris binnen het arrondissement Zeeland-West-Brabant met als vestigingsplaats de gemeente […].
2.14. In verband met het ontslag van [x] heeft de plaatsvervangend voorzitter van de kamer bij beslissing van 26 september 2013 notaris [y] met ingang van 1 oktober 2013 tot waarnemer van het protocol van [x] benoemd met vaststelling van het honorarium dat de waarnemer ten laste van [x] in rekening mag brengen.
2.15. Bij besluit van de staatssecretaris van veiligheid en justitie van 21 oktober 2013 zijn het protocol en de overige notariële bescheiden van [x] met ingang 1 december 2013 toegewezen aan notaris [y].
3. De klacht
3.1. Vooropgesteld wordt dat notarissen, ook als zij niet meer als zodanig werkzaam zijn, aan het tuchtrecht onderworpen blijven in verband met hun handelwijze ten tijde van het uitoefenen van het ambt. De kamer dient hun handelen en/of nalaten te toetsen aan de tuchtnorm, zoals deze is omschreven in artikel 93 Wna.
3.2. Het BFT stelt dat [x] in ernstige mate tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De klacht bestaat uit diverse onderdelen, die hierna afzonderlijk worden weergegeven.
Klachtonderdeel 1
3.3. Het BFT stelt dat de financiële positie van het notariskantoor, dat al onder verscherpt toezicht stond, per 31 maart 2013 zeer zorgwekkend was en dat ook de financiële situatie van [x] in privé dermate kwetsbaar was dat ernstige onzekerheid bestond over de continuïteit van het notariskantoor. Zowel de liquiditeitspositie als het kantoorvermogen van het notariskantoor waren fors negatief en de kredietfaciliteit van de Rabobank was per 31 maart 2013 benut voor € 75.000,00, terwijl de limiet op dat tijdstip feitelijk was ingeperkt tot nihil, aldus het BFT. Bovendien was volgens het BFT sprake van een negatief privévermogen en een negatieve privéliquiditeit. Op basis daarvan stelt het BFT dat [x] (onder meer) handelt in strijd met het bepaalde bij artikel 23 Wna , inhoudende dat het een notaris verboden is, rechtstreeks of middellijk, handelingen te verrichten waarvan hij redelijkerwijs moet verwachten dat zij ertoe kunnen leiden dat hij te eniger tijd niet aan zijn financiële verplichtingen zal kunnen voldoen.
3.4. In aanvulling op dit klachtonderdeel heeft het BFT gesteld dat [x] als gevolg van zijn handelwijze rond de diverse door hem opgerichte vennootschappen en daaropvolgende statutenwijzigingen, (vermeende) activa-passiva overdracht(en) en schenking van aandelen in strijd met de Nederlandse wetgeving heeft gehandeld. Naast Notaris [x] B.V. is sprake (geweest) van C.V. […], […] B.V., […] according to international law B.V., […] I N.V., Notariskantoor mr. [x] according to international law B.V., [x] Beheer B.V., Stichting […] associated to international law en Notaris [x] N.V. Deze ondernemingen zijn deels gevestigd in Suriname.
Klachtonderdeel 2
3.5. Het BFT verwijt [x] dat hij geen inzicht heeft gegeven in de werkelijke financiële organisatie van het notariskantoor en dat het BFT daardoor niet heeft kunnen vaststellen of en zo ja op welke wijze de activiteiten van Notaris [x] B.V. op 28 juni 2013 zijn overgebracht naar […] III B.V. (destijds genoemd […] B.V.), in welke onderneming de notarispraktijk volgens [x] vanaf die datum wordt uitgeoefend. Als gevolg van het niet inrichten van de financiële administratie en het ontbreken van een beginbalans van […] III B.V. per 28 juni 2013 is het voor het BFT niet mogelijk gebleken de juistheid en volledigheid van de financiële positie van het notariskantoor vast te stellen. Uit de administratie van [x] konden dus niet te allen tijde op eenvoudige wijze diens rechten en verplichtingen worden gekend en was het onduidelijk in welke vennootschap de notarispraktijk werd uitgevoerd. Daarnaast heeft de notaris de indirecte schenking en overdracht van de aandelen van Notaris [x] B.V. op 28 juni 2013 aan eerdergenoemde Stichting […], alsmede de eventuele overdracht van onderhanden werk, de debiteuren en de overige crediteuren niet in zijn administratie verwerkt. Verder heeft het BFT vastgesteld dat er geen jaarrekening 2012 beschikbaar was van Notariskantoor mr. [x] according to international law B.V. Het BFT stelt dat [x] op deze wijze (onder meer) in strijd heeft gehandeld met het bepaalde bij artikel 24, lid 1, Wna.
3.6. Daarnaast stelt het BFT te hebben vastgesteld dat [x] vanaf oktober/november 2012 regelmatig praktijkuitgaven en stortingen naar privébankrekeningen rechtstreeks vanaf de kwaliteitsrekening heeft verricht. Dit is in strijd met het bepaalde bij artikel 24, lid 2, Wna en is evenmin toegestaan volgens (de toelichting op) artikel 2 Administratieverordening, aldus het BFT.
Klachtonderdeel 3
3.7. Het BFT stelt dat van tenminste één derdengeldenrekening van [x] bij de Rabobank is vastgesteld dat deze op 15, 19 en 30 juli 2013 op naam stond van Notaris [x] B.V., terwijl [x] op 28 juni 2013 de aandelen van […] Beheer B.V., de aandeelhouder van Notaris [x] B.V., middels een akte van schenking heeft overgedragen aan Stichting […] B.V., gevestigd in Paramaribo. Deze bijzondere bankrekening is dus feitelijk onderdeel van een vennootschap waarvan de aandelen niet in het bezit zijn van [x], aldus het BFT. Aangezien de bijzondere bankrekeningen op grond van artikel 25 Wna uitsluitend onder het beheer van de notaris dienen te vallen, heeft [x] hierdoor volgens het BFT in strijd met dit wetsartikel gehandeld. Bovendien is Notaris [x] B.V. op 13 augustus 2013 in staat faillissement verklaard, hetgeen volgens het BFT eveneens een overtreding vormt van artikel 25 Wna.
Klachtonderdeel 4
3.8. Na aanvulling van dit klachtonderdeel stelt het BFT van mening te zijn dat de notarispraktijk nog altijd is ondergebracht in Notaris [x] B.V. De Surinaamse Stichting waarin eerdergenoemd […] is ondergebracht is de uiteindelijke aandeelhouder. Daarnaast heeft de aandeelhouder ([…] via […] Beheer B.V.) de bevoegdheid om de bestuurder van Notaris [x] B.V. ([x]) te ontslaan, zodat de mogelijkheid bestaat dat een derde toegang krijgt tot informatie waarvan de notaris uit hoofde van zijn werkzaamheden als zodanig kennis heeft genomen. Deze informatie valt onder de geheimhoudingsplicht van de notaris. Volgens het BFT is een schending van cliëntenbelangen niet uit te sluiten, hetgeen een schending vormt van het bepaalde bij artikel 22 Wna.
Klachtonderdeel 5
3.9. Op grond van het bepaalde bij artikel 25a Wna dient een notaris gebeurtenissen die aanmerkelijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor de financiële positie van een notaris te melden aan het BFT. Deze gebeurtenissen zijn nader uitgewerkt in de artikelen 8, 9 en 10 van de Regeling op het notarisambt. Op grond van die bepalingen had [x] op 23 april 2013 moeten melden dat zijn accountant het vertrouwen in hem had opgezegd en de opdracht zou beëindigen, aldus het BFT, hetgeen te meer klemt omdat [x] onder verscherpt toezicht stond en maandcijfers moest verstrekken. Bovendien had [x] de wijzigingen in de organisatievorm (en de gang van zaken rond de diverse vennootschappen) moeten melden aan het BFT, omdat deze wijzigingen gevolgen hebben (gehad) voor de continuïteit van het kantoor. Het niet tijdig informeren van de toezichthouder vormt een schending van het collectieve belang van de gebruikers van notariële diensten in Nederland en de integriteit van het financiële stelsel, aldus het BFT.
Klachtonderdeel 6
3.10. Verder stelt het BFT dat [x] de belangen van zijn (voormalig) medewerkers niet heeft behartigd door het niet uitkeren van hun salaris. Daardoor heeft [x] volgens het BFT in strijd gehandeld met het bepaalde bij artikel 17 Wna, uit hoofde van welk artikel een notaris (onder meer) de belangen van alle bij een rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid dient te behartigen. Deze norm geldt eveneens voor de niet-wettelijke werkzaamheden die een notaris verricht. Bovendien dient een notaris zich in de uitoefening van zijn beroep en daarbuiten zodanig te gedragen dat het vertrouwen in het notariaat en in zijn eigen beroepsuitoefening niet wordt geschaad (artikel 2 Verordening beroeps- en gedragsregels 2011).
3.11. Bovendien heeft [x] volgens het BFT in strijd met genoemde normen gehandeld door op zaterdag 17 en zondag 18 augustus 2013 nog tien akten te passeren (waarbij in acht akten zijn toenmalige advocaat mr. Madou als comparant is opgetreden), terwijl hij op vrijdag 16 augustus 2013 wist dat hij met ingang van 19 augustus 2013 te 00:00 uur zou worden geschorst in de uitoefening van het ambt. Daarnaast heeft hij op 18 augustus 2013 een akte van proces-verbaal gepasseerd waarbij hij zelf partij is, hetgeen in strijd is met het bepaalde bij artikel 19 Wna. Verder is [x] volgens het BFT partij/ondergetekende bij de stukken die worden gedeponeerd bij verschillende depotakten.
3.12. Voorts stelt het BFT dat [x] het vertrouwen in de beroepsgroep heeft geschaad door op 27 februari 2013 een brief aan het UWV te sturen waarin hij verklaart dat de heer […] geen werknemer van hem is, terwijl genoemde […] blijkens diens salarisspecificaties sinds 1 juni 2010 als notarieel medewerker bij [x] in dienst was en daarvoor loon ontving.
3.13. Concluderend stelt het BFT dat [x] zeer onzorgvuldig heeft gehandeld en dat sprake is van een ernstige schending van de tuchtnorm.
4. De beoordeling
4.1. De kamer heeft de feitelijke onderbouwing geverifieerd aan de hand van de overgelegde stukken en vastgesteld, dat die juist is. De kamer deelt het standpunt van het BFT. Wat de klachtonderdelen 1 tot en met 5 betreft is het oordeel dan ook dat de klachten gegrond zijn. Ten aanzien van onderdeel 6 van de klacht overweegt de kamer als volgt. Door op zaterdag 17 en zondag 18 augustus 2013 akten te passeren, heeft [x] op zich niet in strijd gehandeld met de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van 16 augustus 2013, waarbij immers was bepaald dat [x] zou worden geschorst met ingang van 19 augustus 2013 te 00:00 uur. Uit het repertorium blijkt dat hij op 17 en 18 augustus 2013 tien akten heeft gepasseerd met de nummers 871/2013 tot en met 880/2013 (prod. 9 bij aanvulling klacht). Repertoriumnummer 875/2013 (prod. 10 bij aanvulling klacht) betreft een akte van proces-verbaal, waarbij [x] zelf partij is. Bovendien is [x] zelf partij/ondergetekende bij de stukken die worden gedeponeerd bij de depotakten met de nummers 877/2013, 878/2013 en 879/2013 (prod. 11 bij aanvulling klacht). [x] heeft derhalve in strijd gehandeld met het bepaalde bij artikel 19 Wna, zodat dit onderdeel van de klacht in zoverre eveneens gegrond is. Nu de kamer niet bekend is met de inhoud van de akten met de nummers 871/2013, 872/2013, 873/2013, 874/2013, 876/2013 en 880/2013 kan niet worden beoordeeld of [x] bij het passeren van die akten in strijd heeft gehandeld met de Wna. In zoverre acht de kamer dit onderdeel van de klacht onvoldoende onderbouwd en dus ongegrond. Gelet op de diverse overige onderdelen van de klacht en de door het BFT overgelegde stukken, waarvan de inhoud door [x] niet is weersproken, is de kamer verder van oordeel dat [x] in strijd heeft gehandeld met het bepaalde bij (onder meer) de artikelen 17, 22, 23, 24, 25 en 25a van de Wna. Hieruit volgt dat [x] tuchtrechtelijk uitermate laakbaar heeft gehandeld. Vast staat dat aan [x] in 2011 reeds tweemaal de maatregel van een waarschuwing is opgelegd. Bovendien acht de kamer het zeer laakbaar dat [x] niet bereid is gebleken om ook maar enige informatie te verstrekken aan (onder meer) de door de kamer benoemde waarnemer, de rechter-commissaris bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant die het faillissement van Notaris [x] B.V. in behandeling heeft, de curator die door deze rechter-commissaris is benoemd en evenmin aan de kamer zelf. Gelet op de ernst en omvang van de hiervoor omschreven gedragingen is de kamer van oordeel dat [x] het vertrouwen in het notariaat dermate ernstig heeft geschaad, dat de zwaarst mogelijke tuchtmaatregel van ontzetting uit het ambt passend en geboden is.
5. De beslissing
De kamer voor het notariaat
verklaart onderdeel 6 van de klacht deels ongegrond,
verklaart de overige onderdelen van de klacht gegrond,
legt aan oud-notaris mr. [x] de tuchtmaatregel van ontzetting uit het ambt op,
bepaalt dat deze ontzetting zal worden ten uitvoer gelegd op een nader te bepalen tijdstip.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, mr. P.M. Knaapen, plaatsvervangend rechterlijk lid, mr. J.L.G.M. Mertens, notarislid, mr. L.J.M. Teunissen, notarislid, alsmede mr. J.J.G.M. Kuijpers, belastinglid, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 januari 2014 in aanwezigheid van de secretaris.
Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.