ECLI:NL:TGZRZWO:2014:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 337-2012

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2014:9
Datum uitspraak: 24-01-2014
Datum publicatie: 24-01-2014
Zaaknummer(s): 337-2012
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. Klager verwijt verweerder dat hij, ten behoeve van tot TBS met dwangverpleging veroordeelde patiënt, een onjuist verlengingsadvies heeft getekend en hierdoor onjuiste informatie heeft verstrekt aan de rechtbank. Klacht ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing 24 januari 2014 naar aanleiding van de op 27 december 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , psychiater, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. P.A. de Zeeuw, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

– het klaagschrift met bijlagen;

– een machtiging;

– het verweerschrift met de bijlagen;

– de repliek;

– de dupliek;

– de risicotaxatie;

– de beschikking van de kantonrechter tot het instellen van een mentorschap;

– het proces-verbaal van het op 9 augustus 2013 gehouden vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 2 december 2013, alwaar zijn verschenen klager en verweerder, de laatste bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is de vader van E (verder te noemen ‘patiënt’) die is geboren op

15 juni 1978 , destijds verblijvende in de F. Namens patiënt heeft klager bij het college een klacht ingediend. Verweerder is sinds juli 2011 werkzaam als psychiater in F.

Op 20 augustus 2004 is patiënt veroordeeld voor aanranding van de eerbaarheid, gepleegd op 15 april 2004 met als beslissing ontslag van rechtsvervolging en plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis. Dit vond plaats op 16 oktober 2004. Op 20 april 2005 randde patiënt een stagiaire aan. Hij werd op 30 november 2005 veroordeeld tot TBS met voorwaarden. Op 13 oktober 2006 heeft de rechtbank de maatregel omgezet in TBS met dwangverpleging. Na een periode van 13 maanden in afwachting van plaatsing in gevangenissen te hebben doorgebracht, werd patiënt op 18 december 2007 opgenomen in de G alwaar hij ongeveer drie-en-een-half jaar verbleef.

Op 9 juni 2011 werd patiënt overgeplaatst naar F waar op 13 oktober 2011 een verlengingsadvies ten behoeve van de rechtbank werd opgesteld. Op 8 februari 2012 heeft de rechtbank de TBS met twee jaar verlengd. Tegen deze beslissing heeft klager hoger beroep ingesteld. Op 4 juni 2012 heeft het gerechtshof de beslissing van de rechtbank vernietigd en de TBS met één jaar verlengd. Omdat voor 15 december 2012 een mogelijk nieuwe verlenging van de TBS moest plaatsvinden heeft het ministerie van VWS het F opgedragen een nieuw verlengingsadvies op te stellen.

Op 10 oktober 2012 heeft klager van psycholoog H, na een gesprek met haar te hebben gehad over de behandeling van en de voortgangsrapportage over patiënt, een (concept)verlengingsadvies ontvangen. Klager heeft op 11 oktober 2012 per e-mail gereageerd omdat hij het niet eens was met de inhoud van dit (concept) verlengingsadvies. Het definitieve verlengingsadvies is ondertekend door de directeur van F, de heer I, en door verweerder. Op 10 en 19 november 2012 heeft klager verweerder een brief gestuurd om zijn ongenoegen over het opgestelde verlengingsadvies kenbaar te maken. Op 28 november 2012 heeft verweerder schriftelijk gereageerd op de brieven van klager. Op 29 november 2012 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager, verweerder en psychologe H.

In april 2013 heeft de rechtbank de TBS met dwangverpleging met één jaar verlengd. Hierna is patiënt overgeplaatst naar J.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij:

  1. door het opmaken, ondertekenen en opsturen van het verlengingsadvies d.d.

12 oktober 2012 , terwijl hij kon weten dat dit advies onjuiste en foute informatie bevatte, een psychiater onwaardig gedrag vertoont en daardoor de medische wetenschap in diskrediet brengt;

  1. door het verstrekken van onjuiste en foute informatie als onafhankelijk (medisch) adviseur aan de rechtbank, de rechters valselijk heeft geïnformeerd en de belangen van patiënt daardoor in hoge mate heeft geschaad.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert - zakelijk weergegeven - aan dat zijn rol bij de totstandkoming van het verlengingsadvies een geheel andere is geweest dan klager veronderstelt. Het was niet aan hem om de rapportage op te maken en op te sturen. Wel heeft hij in de hoedanigheid van ondertekenend psychiater het verlengingsadvies getoetst op een zorgvuldige totstandkoming.

Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake geweest. Voor zover hij betrokken was bij de zorgverlening aan klager heeft hij zorgvuldig gehandeld. Verweerder verzoekt het college - gemotiveerd - om de klacht in alle onderdelen als ongegrond af te wijzen. Op het verweer wordt zo nodig in het navolgende ingegaan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

De klachten zullen hierna gezamenlijk worden besproken, nu sprake is van een samenhangend geheel van klachten jegens verweerder. Kern van de zaak is of aan verweerder een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het ondertekenen van het verlengingsadvies d.d. 12 oktober 2012.

5.3

Het toepassen van de maatregel TBS is een ingrijpende vrijheidsbenemende maatregel. Om die reden is zowel de procedure voor het opleggen van TBS als die voor het verlengen van de maatregel met de nodige waarborgen omkleed. Voor de situatie waarop deze klacht betrekking heeft is van betekenis artikel 509o Wetboek van Strafvordering (WvSv). Hierin wordt bepaald dat een vordering tot verlenging van de TBS-maatregel wordt vergezeld van een recent opgemaakt, met redenen omkleed en ondertekend advies van het hoofd van de inrichting, alsmede een afschrift van de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de ter beschikking gestelde. Tevens is van betekenis het bij Koninklijk Besluit d.d. 22 mei 1997 ingestelde Reglement verpleging ter beschikking gestelden (verder aan te duiden als ‘het Reglement’). Ingevolge artikel 46, derde lid, van dit Reglement dient, indien het hoofd van de inrichting niet zelf psychiater is, bij het verlengingsadvies als bedoeld in artikel 509o WvSv tevens te worden overlegd het advies van een aan de inrichting verbonden psychiater.


5.4

Uit de door klager overgelegde kopie van het verlengingsadvies van 12 oktober 2012 blijkt dat dit advies is ondertekend door de directeur van F - niet zijnde een psychiater - en door verweerder. Verweerder heeft, als behandelend psychiater van patiënt, het verlengingsadvies mede ondertekend om te voldoen aan de hierboven genoemde wettelijke eisen. Verweerder heeft verklaard dat hij niet de opsteller is geweest van het verlengingsadvies maar dat dit advies is opgesteld door H als rapporteur.

Ter zitting heeft verweerder duidelijk gemaakt dat het verlengingsadvies multidisciplinair tot stand is gekomen in welk verband hij als behandelaar betrokken is geweest. Hij heeft voorts, alvorens het verlengingsadvies te tekenen, de totstandkoming hiervan zorgvuldig getoetst. Hij heeft regelmatig contact gehad met H over de inhoud van het verlengingsadvies en de wijze waarop dit tot stand is gekomen. Toen klager verweerder benaderde over de vermeende fouten in het verlengingsadvies, heeft hij samen met H de correspondentie van klager met G en het patiëntendossier uitvoerig bestudeerd, overleg gevoerd met de betrokkenen, en wanneer hiertoe aanleiding was heeft H correcties toegepast. Verweerder heeft ter zitting uitgelegd dat het verlengingsadvies is opgesteld vanuit verschillende bronnen, waarbij ook de informatie die patiënt zelf heeft verstrekt belangrijk is voor de beeldvorming, ongeacht of deze informatie als feitelijk juist moet worden beschouwd. Dit is als zodanig in het verlengingsadvies verwoord. Verweerder heeft voorts op 28 november 2012 schriftelijk gereageerd op de brieven van klager om uitleg te geven over de conclusies in het verlengingsadvies. Op 29 november 2012 heeft verweerder klager persoonlijk te woord gestaan.

5.5

Naar het oordeel van het college heeft verweerder ter zitting gemotiveerd uitleg gegeven over de rol die hij heeft gehad bij de totstandkoming van het verlengingsadvies. Het college ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. Verweerder heeft het verlengingsadvies niet zelf opgesteld maar was, als behandelend psychiater, inhoudelijk voldoende op de hoogte om het verlengingsadvies te kunnen beoordelen. Verweerder heeft, toen klager zijn opmerkingen uitte over de inhoud van het verlengingsadvies, erop toegezien dat hetgeen klager als onjuist heeft gemeld, is onderzocht en dat daar waar nodig correcties zijn aangebracht. Verweerder heeft klager schriftelijk en mondeling voldoende gehoord. Verweerder heeft zorgvuldig gehandeld en gedaan wat van hem mocht en kon worden verwacht. Daarbij hebben de rapporteur en verweerder kunnen komen tot de inhoud van het rapport zoals deze aan de rechtbank is overgelegd. Van valse informatie of onjuiste voorlichting is daarbij niet gebleken. Er kan derhalve niet worden gezegd dat verweerder onwaardig gerdrag heeft vertoond, dan wel de medische wetenschap in diskrediet heeft gebracht.

5.6

Het vorenstaande brengt mee dat de klacht in beide onderdelen ongegrond is.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. Th. C.M. Willemse, voorzitter, prof. mr. J.C.J. Dute, lid-jurist, en dr. M.H. Braakman, dr. R.J. Verkes en T.S. van der Veer, leden- geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Bart, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.