ECLI:NL:TGZRZWO:2014:81 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 250/2013

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2014:81
Datum uitspraak: 20-06-2014
Datum publicatie: 20-06-2014
Zaaknummer(s): 250/2013
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht over bejegening door psycholoog. Overtreding algemene fatsoensnormen en gedragsregels NIP te weten algemene basisbeginselen respect door met vingers te knippen naar cliënt. Tevens vraag naar terechte beëindiging behandelingsovereenkomst door aankondiging niet de garantie te geven de volgende afspraak niet te zullen verschijnen: geen gewichtige redenen in de gegeven omstandigheden. Waarschuwing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 20 juni 2014 naar aanleiding van de op 4 november 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A, wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C, Gz-psycholoog, werkzaam te B,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift;

- het verweerschrift met de bijlage.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 9 mei 2014, alwaar verweerder is verschenen. Klager is niet ter zitting verschenen.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het verslag van de eerste intake en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren in 1986, bezocht na een verwijzing van zijn huisarts verweerder, gz-psycholoog bij D te B, op 19 september 2013 voor een eerste intake. De hulpvraag van klager was of er bij hem sprake was van een stoornis in het autistisch spectrum.

Klager heeft in dit gesprek aan verweerder aangegeven dat hij labiel was en geen vaste woon- of verblijfplaats had.

Aan het einde van het gesprek wilde verweerder een tweede intakegesprek inplannen, en om tijdverlies te voorkomen, direct een afspraak maken bij een collega die meer gespecialiseerd was in de diagnostiek van genoemde probleemgebieden.

Klager heeft daarop gereageerd dat verweerder de afspraak wel kon inplannen, maar dat hij niet kon garanderen op de afspraak te komen.

In de rapportage over het eerste intakegesprek nam verweerder op:

“Ik maak de afspraak met hem dat we een 2e intakegesprek inplannen en dat ik intussen een van de collega’s zal vragen of er een onderzoek kan worden ingepland naar ASS en ADHD. Cl gaat daarmee akkoord. Hij geeft aan dat hij niet weet of hij op de komende afspraken zal verschijnen (‘je kunt wel afspraken maken, maar ik weet niet of ik dan wel kom”). Dit zou te maken hebben met vervoersproblemen. Ik geef hem aan dat ik dan geen afspraken kan maken omdat de kans bestaat dat we dan tijd hebben gereserveerd die niet kan worden gevuld met wat anders. Hij volhardt in zijn standpunt, geef aan het niet met mij eens te zijn. Ik geef aan dat we hem graag willen helpen, maar dat we daarvoor wel aan moeten kunnen op gemaakte afspraken. Hij blijft bij zijn standpunt. Ik geef aan dat we dan niet verder kunnen gaan en dat hij het elders moet proberen. Cl. Loopt verontwaardigd weg.”

Aan het einde van de dag heeft de huisarts van klager contact opgenomen met verweerder, waarop verweerder hetgeen was voorgevallen aan de huisarts heeft medegedeeld.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij klager onjuist heeft bejegend en slecht heeft behandeld bij het maken van een vervolgafspraak voor een tweede intake, dat hij naar hem floot als was hij zijn hond en hem sommeerde naar buiten te gaan waarbij hij opmerkte “dat klager maar naar een andere instelling moest gaan”.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij verbaasd was dat klager bij het maken van een afspraak voor een tweede intake in combinatie met een onderzoek naar ASS en ADHD aangaf dat hij geen garantie kon geven de afspraak na te zullen komen. Verweerder heeft, toen allerlei door hem aangedragen alternatieven voor vervoer volgens klager niet mogelijk bleken, de deur opengezet en toen klager in de kamer bleef staan heeft hij met zijn vingers een knipgeluid gemaakt. Verweerder heeft klager geadviseerd om het bij een andere instantie te proberen. Tevens voert verweerder aan dat zijn instelling een klachtenprocedure heeft waar klager geen gebruik van heeft gemaakt. Waar nodig wordt in het navolgende op het verweer ingegaan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Binnen de beroepsgroep van gz-psychologen zijn de gedragsregels van toepassing zoals vermeld in de Beroepscode voor psychologen (2007) van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP). In deze beroepscode zijn algemene basisbeginselen van respect uitgewerkt in een richtlijn zoals vermeld onder III.3, meer specifiek in III.3.1.2. In deze bepaling is onder meer opgenomen dat de psycholoog de psychische en lichamelijke integriteit van de betrokkene respecteert en hem niet in zijn waardigheid aantast. In dit licht dient het beweerdelijke handelen van verweerder tijdens het intakegesprek met klager bezien te worden.

5.3

Allereerst dient te worden bepaald of hetgeen klager verweerder verwijt ook feitelijk vastgesteld kan worden. Verweerder heeft ontkend dat hij naar klager heeft gefloten als was klager zijn hond. Nu behalve verweerder en klager niemand aanwezig was in de spreekkamer kan niet met zekerheid vastgesteld worden of dit ook is gebeurd. Verweerder heeft wel aangegeven dat hij, nadat het gesprek een patstelling had bereikt, terloops een knipgeluid met zijn vingers heeft gemaakt teneinde klager te bewegen de spreekkamer te verlaten, en daarbij klager aangegeven dat hij beter naar een andere instelling kon gaan, zodat het college van die vaststaande feiten zal uitgaan.

5.4

Uit de toelichting die verweerder ter zitting heeft gegeven is het college gebleken dat het intakegesprek met klager aanvankelijk in goede sfeer is verlopen. Klager kwam keurig op tijd voor zijn afspraak en tijdens de intake is gesproken over de hulpvraag en de hierna te nemen vervolgstappen voor verdere diagnostiek en behandeling. Vervolgens kwam het tot het maken van concrete vervolgafspraken waarbij klager aangaf dat hij niet kon garanderen de volgende keer aanwezig te kunnen zijn, waarna het gesprek in een impasse is geraakt. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat hij met klager uitputtend verschillende mogelijkheden heeft besproken om voor klager een oplossing te zoeken maar dat klager volhardde. Voor verweerder hield het toen op, aldus verweerder. Klager moet gewoon aangeven dat hij op tijd komt, omdat er diverse uren voor hem worden ingepland, van verweerder, maar ook van een collega die het onderzoek gaat verrichten en verweerder daarom zeker wil weten dat niet tevergeefs zoveel uren worden gereserveerd, zo heeft verweerder aangegeven.

5.5

Het college overweegt dat de hulpvraag van klager was gelegen in het onderzoeken van een mogelijke autisme spectrum stoornis. Bij het intakegesprek met klager constateerde verweerder, zo heeft hij ter zitting toegelicht, een zekere rigiditeit en patroon in klagers handelen, hierin bestaand dat klager snel in problemen komt met instanties als zaken niet volgens zijn eigen (rigide) regels verlopen, aldus verweerder. In het intakeverslag heeft verweerder uit klagers mond opgetekend dat hij erg stipt is en overdreven reacties geeft als mensen zich niet precies aan de afspraken houden. Dit overziend en de veronderstelde problematiek van klager in aanmerking nemend had verweerder de gerezen patstelling over de vervolgafspraak in dit licht kunnen zien en had het op de weg van verweerder gelegen klager met de nodige flexibiliteit tegemoet te treden. Toen het harmonieus verlopen intakegesprek plotsklaps dreigde vast te lopen waar het aankwam op het maken van een nieuwe afspraak - en klagers voorbehouden hierbij - had hij moeten trachten hier een bevredigende oplossing voor te vinden. Ten opzichte van klager, een nieuwe cliënt, met een hulpvraag, die keurig op tijd op het gesprek was gekomen en geen voorgeschiedenis kende van te laat komen of afspraken afzeggen, had enige creativiteit met het maken van een vervolgafspraak in de rede gelegen. Door vast te houden aan klagers ogenblikkelijke garantie om de volgende keer zonder voorbehoud te verschijnen en hierin geen middenweg te vinden, maar klager mee te geven naar een andere zorgverlener te gaan heeft verweerder naar het oordeel van het college geen professionele houding aangenomen. Los hiervan geldt dat de impliciete door verweerder aangeduide beëindiging van de behandelingsovereenkomst niet voldoet aan de criteria van “gewichtige redenen” die de wet hieraan verbindt.

Het door verweerder gemaakte vingerknipgeluid ten uitgeleide van klager uit de spreekkamer wordt hem door het college als kwalijk verweten. Naast het overtreden van algemene fatsoensnormen heeft verweerder, door zo te handelen, de bepalingen van respect uit de beroepscode voor psychologen naast zich neergelegd. De klacht wordt daarom gegrond verklaard, met een waarschuwing als passend geachte maatregel.

6. DE BESLISSING

Het college waarschuwt verweerder.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, mr. F. van der Maden, lid-jurist, J.H.A. van de Vijfeijke, dr. J.P.C. Jaspers en M.W.D. Nijhoff-Huysse, leden- gezondheidszorgpsychologen, in tegenwoordigheid van mr. C. Grijsen, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.