ECLI:NL:TGZRZWO:2014:80 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 229/2013
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2014:80 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-06-2014 |
Datum publicatie: | 16-06-2014 |
Zaaknummer(s): | 229/2013 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen arts kennelijk ongegrond. Niet gebleken dat verweerster onjuiste diagnose heeft gesteld. Verweerster heeft kunnen concluderen dat er geen indicatie bestond voor operatief ingrijpen. Niet gebleken dat verweerster een second opinion heeft geweigerd. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 16 juni 2014 naar aanleiding van de op 23 augustus 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A, wonende te B,
k l a g e r
-tegen-
C, arts, destijds werkzaam te D,
bijgestaan door mw. mr. M.C. Hoorweg-de Boer, verbonden aan de VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,
v e r w e e r s t e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de repliek met de bijlage;
- de dupliek.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.
2. FEITEN
Op grond van de stukken, waaronder een gedeelte van het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager ervaart al geruime tijd pijn, irritatie en slijmvliesklachten in de linkerkaakholte na een zenuwbehandeling met een palladiumkroon. Klager heeft in het verleden verschillende ingrepen, waaronder een Caldwell Luc, ondergaan in de kaak-/neusregio. Klager heeft na de ingrepen, onder meer op foto’s, een bultje gesignaleerd in zijn linker kaakholte. Uit later onderzoek heeft hij opgemaakt dat zich in het bultje een palladiumstift en mogelijk nog ander materiaal bevindt, afkomstig van een behandeling van zijn toenmalige tandarts. Dit materiaal is naar zijn mening de oorzaak van de vele ontstekingen en allergische reacties waaraan hij lijdt.
Verweerster heeft klager op 17 januari 2012 gezien op haar spreekuur in verband met pijnklachten aan de linkerkaak. Klager werd door de kaakchirurg doorverwezen naar verweerster in verband met aanhoudende klachten na een Caldwell Luc ingreep links die tien jaar geleden was verricht en een mogelijke afwijking op zijn orthopantomogram (OPG).
Verweerster heeft een anamnestisch gesprek gevoerd met klager en KNO-onderzoek verricht. Verweerster heeft een rustig slijmvlies in de neus aangetroffen en kon bij flexibele scopie tot in de linker sinus maxillaris (kaakholte) kijken waar klager de pijnklachten aangaf. Verweerster heeft noch aanwijzingen voor een infectiefocus, noch andere afwijkingen aangetroffen die klagers klachten konden verklaren. Verweerster heeft de CT-scan met klager bekeken en uitleg gegeven over de beelden. In de bovenkaak bevond zich een weke delen zwelling op de plek waar een element is verwijderd in het verleden. Tevens was sprake van een defect in het bot op diezelfde plek in de bovenkaak. Tevens was een defect in de voorwand, ter plaatse van de eerder uitgevoerde Caldwell Luc van de sinus maxillaris links, zichtbaar. Er waren geen tekenen van ontsteking. Verweerster heeft gelet op haar bevindingen bij onderzoek geen indicatie tot operatief ingrijpen kunnen vaststellen.
Verweerster heeft in het medisch dossier, voor zover thans van belang, genoteerd:
“Lichamelijk onderzoek Neus
- Middelste neusgang, sin max li volledig rustig SV, geen pus
KNO conclusie en diagnose
Conclusie Geen aanwijzingen voor een rhinosinugeen probleem die de klachten li kaak kunnen verklaren
Pt wil dat er iets gedaan wordt, uitgebreide uitleg over het feit
dat een operatie hem niet van zijn klachten zal afhelpen gaf
pt geen voldoening
KNO beleid
beleid/Advies pt wil graag een second opinion in een academisch ZH
Hij is al reeds bij KNO in het AMC”.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat zij een verkeerde diagnose heeft gesteld en ten onrechte (vervolg)behandeling heeft nagelaten en klager heeft weggestuurd zonder hem verder te behandelen. Daarnaast verwijt klager verweerster dat zij niet had mogen liegen, bedriegen en frauderen. Klager stelt dat verweerster haar zorgplicht ernstig heeft verzaakt.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER
Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij op grond van de anamnese, het KNO-onderzoek en de uitslag van de CT-scan tot de conclusie is gekomen dat de door klager aangegeven pijnklachten zich niet lieten verklaren door een infectieus beeld en er geen indicatie was voor operatief ingrijpen. Verweerster heeft zich ingezet een en ander zo helder mogelijk aan klager uit te leggen. Klager onderbouwt de stelling dat verweerster niet had mogen liegen, bedriegen en frauderen niet. Verweerster ontkent deze aantijgingen ten stelligste en stelt zich het op standpunt dat van een gegrond tuchtrechtelijk verwijt geen sprake is.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Klager heeft jaren geleden een Caldwell Luc operatie ondergaan. Tegenwoordig wordt deze ingreep bijna niet meer uitgevoerd omdat chronisch postoperatieve pijnklachten één van de complicaties bleek.
Klager is ervan overtuigd dat er palladium aanwezig is in een bultje in de linkerkaakholte en dat dit bultje operatief zou moeten worden verwijderd. Uit het door klager overgelegde fotomateriaal kan het college niet opmaken dat zich een bultje bevindt in de linkerkaakholte van klager, althans niet een met het door klager genoemde materiaal (palladium). Verweerster heeft evenmin metaalresten gezien op de CT-scan. Zij heeft klager uitgelegd dat zij op de beelden van de CT-scan een defect in het bot zag waarbij geen sprake was van een ontsteking.
Dat verweerster een onjuiste diagnose heeft gesteld is niet gebleken. Verweerster heeft in haar aantekeningen opgenomen dat er geen aanwijzingen zijn voor een rhinosinugeen probleem die de klachten van klager kunnen verklaren.
Verweerster heeft terecht kunnen concluderen dat er geen indicatie bestond voor operatief ingrijpen nu geen sprake was van een ontsteking en metaalresten op de CT-scan niet te zien zijn. Het standpunt van verweerster dat een volgende operatie niets zou opleveren, is alleszins verdedigbaar. Dat verweerster een second opinion als vervolgbehandeling zou hebben geweigerd blijkt niet uit het medisch dossier en is derhalve niet komen vast te staan.
Hiermee ontvalt de basis aan het klachtencomplex van klager, zodat zijn klacht als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.
5.3
Dat verweerster, hetgeen zij ten stelligste ontkent, heeft gelogen, bedrogen en gefraudeerd is door klager niet onderbouwd. Dit klachtonderdeel is dan ook niet terecht voorgesteld.
5.4
Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, dr. P.P.G. van Benthem en
dr. Th.J.M. Hoppenreijs, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van
mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.