ECLI:NL:TGZRZWO:2014:79 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 071/2014

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2014:79
Datum uitspraak: 16-06-2014
Datum publicatie: 16-06-2014
Zaaknummer(s): 071/2014
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klaagster is niet-ontvankelijk in klacht tegen gezondheidszorgpsycholoog. Klaagster is geen rechtstreeks belanghebbende en heeft aangeklaagde geen opdracht verstrekt. Op 21 februari 2014 is door het Regionaal Tuchtcollege Zwolle uitspraak gedaan ten aanzien van hetzelfde handelen. In die zaak is hoger beroep ingesteld. Wanneer het Centraal Tuchtcollege onherroepelijk beslist in die zaak is klaagster op grond van artikel 51 Wet BIG eveneens niet-ontvankelijk in haar klacht.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 16 juni 2014 naar aanleiding van de op 30 april 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

Stichting BUREAU JEUGDZORG A, gevestigd te B,

bijgestaan door C, juriste bij Bureau Jeugdzorg A

k l a a g s t e r

-tegen-

D, gezondheidszorgpsycholoog, werkzaam te E,

a a n g e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met de bijlagen, waaronder

- de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle van 21 februari 2014 in de zaak met nummer 248/2013.

2. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

2.1

Klaagster heeft in haar klaagschrift aangegeven als hulpverlener van F, geboren in 1999, een aanvullende klacht in te dienen tegen verweerder betreffende de door hem uitgebrachte rapportage van 15 juni 2012.

Eerst ligt de vraag ter beantwoording voor of klaagster gerekend kan worden tot de kring der klachtgerechtigden als genoemd in artikel 65, eerste lid, onder a tot en met d van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG).

Eerst aangewezen om te klagen is de patiënt dan wel zijn naaste betrekking. F stond ten tijde van het uitbrengen van de rapportage door aangeklaagde niet onder toezicht van klaagster, nog daargelaten of de wettelijk vertegenwoordiger die ook het gezag over F heeft dan niet eerst aangewezen is om te klagen namens hem. Overigens heeft de moeder (tezamen met de stiefvader) van F een klacht tegen aangeklaagde ingediend (zaaknummer 248/2013).

Klaagster is geen rechtstreeks belanghebbende en heeft aangeklaagde geen opdracht verstrekt. Evenmin is aangeklaagde werkzaam bij klaagster, dan wel bij klaagster ingeschreven voor het verlenen van individuele gezondheidszorg. Naast de hiervoor genoemde klachtgerechtigden is de Inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, thans de Inspectie voor de Gezondheidszorg, klachtgerechtigd. Klaagster is derhalve gelet op artikel 65, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, niet gerechtigd een klaagschrift in te dienen en het college zal haar niet-ontvankelijk verklaren.

2.2

Daarenboven is door het Regionaal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg te Zwolle op

21 februari 2014 uitspraak gedaan ten aanzien van hetzelfde handelen van aangeklaagde en is aangeklaagde berispt. In die zaak met nummer 248/2013 heeft dit college geoordeeld over de rapportage die aangeklaagde heeft opgesteld op verzoek van de rechtbank in de procedure van de vader van F tegen Bureau Jeugdzorg.

Nu tegen deze uitspraak van het college hoger beroep is aangetekend, is (nog) geen onherroepelijke eindbeslissing genomen.

Indien het Centraal Tuchtcollege in de zaak met nummer 248/2013 een eindbeslissing geeft is nogmaals berechting van aangeklaagde gelet op artikel 51, waarin het ‘ne bis in idem-beginsel’ is opgenomen, niet mogelijk en dient klaagster (alsdan) ook op die grond niet-ontvankelijk te worden verklaard.

2.3

Nu klaagster niet klachtgerechtigd is zal het college haar niet-ontvankelijk verklaren.

3. DE BESLISSING

Het college verklaart klaagster niet-ontvankelijk.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, J.H.A. van de Vijfeijke en L.P.T. Raijmakers, leden-gezondheidszorgpsychologen, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Mejier, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2014 door

mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.