ECLI:NL:TGZRZWO:2014:72 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 269/2012
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2014:72 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-06-2014 |
Datum publicatie: | 02-06-2014 |
Zaaknummer(s): | 269/2012 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen plastisch chirurg. Het college is van oordeel dat verweerster de klachten serieus heeft genomen. Klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 2 juni 2014 naar aanleiding van de op 14 november 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A, wonende te B,
k l a g e r
-tegen-
C, plastisch chirurg, werkzaam te B,
bijgestaan door mr. S. Slabbers, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,
v e r w e e r d e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het aanvullend verweerschrift met de bijlage;
- afschrift van het huisartsenjournaal.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.
2. FEITEN
Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Op 29 november 2007 bezocht klager verweerster in verband met ontsierende littekens op beide onderarmen. Blijkens de notitie in het dossier zag verweerster bij lichamelijk onderzoek intrekkende rechte nog wat vurige littekens, met name bij de linkerpols intrekking en wat vocht. Zij adviseerde fysiotherapie en littekenbehandeling met siliconenpleister. Een controle zou over zes maanden plaatsvinden.
Op 27 april 2009 zag verweerster klager opnieuw. Klager gaf aan last te hebben van tintelingen in de hand ontstaan na een operatie in 2008 elders. Verweerster vond geen duidelijk carpaal tunnelsyndroom.
Klager heeft vervolgens op 7 december 2009 gebeld omdat hij ontevreden was over de rekening. Verweerster heeft klager hierover een brief gestuurd en heeft een afschrift daarvan aan de huisarts van klager gestuurd. Verweerster heeft in de brief uitgelegd dat er op dat moment geen operatie indicatie was en dat zij hem als plastisch chirurg niet verder kon helpen.
Op 4 juli 2012 bezocht klager weer de polikliniek van verweerster.
Blijkens de notitie in het dossier en de brief aan de huisarts van 6 juli 2012 vertelde klager in 2010 te zijn geopereerd en dat daardoor de klachten in zijn linkerarm waren veroorzaakt. Verweerster heeft klager voor de linkerarm doorverwezen naar de handtherapeut om de functie van de hand en arm te verbeteren. Voor de littekens heeft zij klager verwezen naar een collega om te kijken of een eventuele tatoeage het aspect kan verbeteren. Zij heeft klager uitgelegd dat zij maar een gedeelte van het probleem kon oplossen.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Het college begrijpt de klachten als volgt.
Verweerster heeft vanaf 2007 tot en met 2012 de medische vragen van klager stelselmatig genegeerd.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER
Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Hierna zal voor zover nodig nader op het verweer worden ingegaan.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Uit de feiten zoals weergegeven onder 2 blijkt geenszins dat verweerster vragen van klager heeft genegeerd.
Het college is van oordeel dat uit de stukken eerder blijkt dat verweerster de klachten van klager serieus heeft genomen. Zo heeft zij tijdens het eerste consult afgesproken om de littekens, omdat deze nog vers waren, eerst tijd te geven om te herstellen door middel van een siliconenpleister en fysiotherapie. Zij heeft een vervolgafspraak over zes maanden gemaakt. Klager heeft er zelf voor gekozen om zich in de tussentijd elders te laten behandelen en is pas in 2009 weer bij verweerster gekomen. Verweerster zag toen geen duidelijk carpaal tunnelsyndroom en dus ook geen indicatie voor een operatie. Het college kan verweerster hierin volgen.
De laatste keer dat verweerster klager zag, heeft zij haar beperkingen als plastisch chirurg aangegeven maar heeft zij klager wel doorverwezen naar een handtherapeut en een collega om te kijken of de littekens verminderd zouden kunnen worden door middel van tatoeage.
5.3
Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, dr. P. Houpt en M.D. Klein Leugemors, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.