ECLI:NL:TGZRZWO:2014:71 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 268/2012

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2014:71
Datum uitspraak: 02-06-2014
Datum publicatie: 02-06-2014
Zaaknummer(s): 268/2012
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen radioloog. Het college is van oordeel dat verweerder de juiste onderzoeken heeft verricht. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 2 juni 2014 naar aanleiding van de op 14 november 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , radioloog, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. S. Slabbers, werkzaam bij DAS rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- afschrift van het huisartsenjournaal.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.

2. FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager had al langere tijd klachten aan zijn linkerarm.

In de verwijsbrief van de huisarts stond vermeld “onbegrepen klachten li-arm na onduidelijk naaldtrauma in linkeroksel”. De huisarts vroeg daarom een MRI-scan van de linkeroksel aan.

Op 9 mei 2012 heeft verweerder een MRI CWK vervaardigd, als ook van de plexus. Het verslag zoals opgenomen in het EPD vermeldt:

“Onbegrepen klachten linkerarm en onduidelijk trauma van naald in linkeroksel. Pathologie? Nervus medialis?

Er is zowel een MRI scan van de cervicale wervelkolom als van de plexus vervaardigd. In het verloop van de plexus beiderzijds geen afwijkende signaalintensiteit van de zenuwen of compressie door een RIP. Op cervicaalniveau is er een absolute kanaalstenose niveau C3-C4 met een relatieve kanaalstenose niveau C5-C6. Een en ander ten gevolge van een uitgebreide discusdegeneratie en ook spondylotische haakvorming. Op niveau C3-C4 is duidelijke myelopathie zichtbaar met verhoogde signaalintensiteit rechts in het myelum dorsaal van C5. Conclusie: Absolute kanaalstenose C3-C4 met myelopathie met name links. Tevens zeer kleine myelopathie haar niveau C5 rechts”.

Verweerder heeft een verslag van de verrichte onderzoeken aan de huisarts verzonden.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Het college begrijpt de klachten als volgt.

Klager verwijt verweerder dat hij geen scan heeft gemaakt van de linkeroksel volgens de verwijsbrief van de huisarts en klager vraagt zich af met welke bedoeling er een scan is gemaakt van de plexus en de verticale wervelkolom. Tevens verwijt klager verweerder dat er geen overleg is geweest met klager.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Hierna zal voor zover nodig nader op het verweer worden ingegaan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Uitgaande van de hierboven weergegeven feiten en rekening houdend met dit toetsingscriterium is het college tot de slotsom gekomen, dat de klacht als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen. Daartoe heeft het college zich in grote lijnen kunnen verenigen met hetgeen verweerder in zijn verweerschrift heeft doen aanvoeren met betrekking tot de klacht en de gegrondheid daarvan - hetgeen gesteund wordt door de bij het verweerschrift overgelegde producties - en neemt die overwegingen over .

Verweerder heeft afdoende uitgelegd dat in zijn onderzoek ook de oksel is meegenomen en heeft voorts aangegeven dat uit eerder onderzoek door de neuroloog al was gebleken dat de klachten niet lokaal in de oksel of ter hoogte van de pols gezocht moesten worden maar in het ruggenmerg of de hersenen. Het college is dan ook met verweerder van oordeel dat hij de juiste onderzoeken heeft verricht. Zoals gebruikelijk heeft hij zijn verslag gestuurd naar de verwijzer, in dit geval de huisarts. Deze heeft geen contact met hem opgenomen zodat verweerder ervan uit mocht gaan dat zijn bevindingen duidelijk waren. Hij mocht er voorts op vertrouwen dat de huisarts de bevindingen aan klager zou toelichten. Dat dit kennelijk niet naar tevredenheid van klager is gebeurd valt verweerder niet aan te rekenen.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, en prof. dr. J.S. Laméris en M.D. Klein Leugemors, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.