ECLI:NL:TGZRZWO:2014:69 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 266-2012
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2014:69 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-06-2014 |
Datum publicatie: | 02-06-2014 |
Zaaknummer(s): | 266-2012 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen huisarts. Niet gebleken dat verweerder verder onderzoek naar arm heeft genegeerd dan wel dat het verzoek om littekencorrectie is genegeerd. Klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 2 juni 2014 naar aanleiding van de op 14 november 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A, wonende te B,
k l a g e r
-tegen-
C, huisarts, werkzaam te B,
bijgestaan door mr. L. Fedder, verbonden aan de Stichting VvAA
rechtsbijstand te Utrecht,
v e r w e e r d e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- afschrift van het huisartsenjournaal.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.
2. FEITEN
Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager heeft vanaf 2007 tot 2012 als patiënt ingeschreven gestaan in de praktijk van verweerder.
Verweerder heeft klager in 2007 verwezen naar D in verband met knieklachten. Klager werd op 28 september 2007 aan zijn knie geopereerd. Voorts heeft verweerder klager in januari 2008 verwezen naar de plastisch chirurg in verband met littekens aan zijn polsen. In 2011 heeft verweerder klager verwezen naar de neuroloog. In 2012 is klager overgestapt naar een andere huisarts omdat hij geen vertrouwen meer in verweerder had.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Het college begrijpt de klachten als volgt.
Klager verwijt verweerder dat zijn herhaalde verzoek voor littekencorrectie is genegeerd en dat ook zijn verzoek om onderzoek naar zijn gehandicapte linkerarm, pols hand en oksel na een operatie in 2008 is genegeerd. Tot slot verwijt hij verweerder dat deze gezegd zou hebben dat de okselprik een waanbeeld is en dat hij met zijn gehandicapte arm moet leren leven.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Hierna zal voor zover nodig nader op het verweer worden ingegaan.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Uit het medisch dossier blijkt dat klager in januari 2008 door verweerder is verwezen naar een plastisch chirurg in verband met littekens. De stelling van klager dat een verzoek om littekencorrectie is genegeerd kan het college dan ook niet volgen. Klager stelt verder dat verweerder tijdens een consult op 11 juli 2011 heeft gezegd dat de okselprik een waanbeeld is en dat hij moet leren leven met een gehandicapte arm. Zijn verzoek om nader onderzoek naar zijn gehandicapte arm zou door verweerder zijn genegeerd.
Op 11 juli 2011 is er een consult geweest. Verweerder heeft in het dossier het volgende genoteerd:
11-07-11 P naar: E ,NEU
11-07-11 S het verhaal: Heer is in 2008 geopereerd.
S daarbij is met een dikke naald in de linkeroksel geprikt,
S operateurs ect zwijgen hierover. Voorts meldde
S E de neuroloog dat er met C5 een probleem
S was. Nu vraagt de heer mede op advies van zijn
O therapeut een scan van de oksel.
O Korte uiteenzetting over de mogelijkheden en
O waarde van een scan.
E oksel/arm klacht
P Contact met E over de lokalisatie van de
P pijn, centraal of perifeer en WAAR?
P contact D om erachter te komen of er in
P die periode onderzoek is gedaan bij patiënten? Wie
P waren daar en wat deden zij?
Uit deze notitie blijkt geenszins dat verweerder het verzoek tot verder onderzoek naar de arm heeft genegeerd noch dat hij gezegd heeft dat de okselprik een waanbeeld was en dat klager met zijn arm moest leren leven. Integendeel, verweerder heeft klager juist verwezen naar de neuroloog en heeft op basis van het verhaal van klager hem geadviseerd contact op te nemen met D om te kijken wat er in 2008 is gebeurd.
5.3
Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, M.D. Klein Leugemors en dr. P. Houpt, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.