ECLI:NL:TGZRZWO:2014:66 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 268/2013
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2014:66 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-05-2014 |
Datum publicatie: | 26-05-2014 |
Zaaknummer(s): | 268/2013 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen orthopedisch chirurg kennelijk ongegrond. Verweerder heeft bij klager een polsbreuk gereponeerd. Het zenuwletsel dat post-operatief is ontstaan, is een niet verwijtbare complicatie. De ingreep van een carpale tunnelrelease heeft een eigen indicatie en complicaties. Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 26 mei 2014 naar aanleiding van de op 17 oktober 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A, wonende te B,
k l a g e r
-tegen-
C, chirurg, werkzaam te D,
v e r w e e r d e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het aanvullende klaagschrift;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de repliek;
- de dupliek.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.
2. FEITEN
Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager, geboren in 1938, is op 3 december 2003 door verweerder geopereerd aan een carpaal tunnel syndroom rechts. Revisie vond plaats op 5 maart 2004. Op 12 maart 2004 en 19 maart 2004 heeft klager verweerder bezocht op polikliniek. Daarna werd geen nieuwe afspraak gemaakt.
Op 16 september 2011 werd klager op de spoedeisende hulp gezien door verweerder na een val. Uit röntgenonderzoek bleek een multifragmentaire distale, deels intra-articulaire rediusfractuur met forse dorsaalkanteling en verkorting. Verweerder heeft een gesloten repositie verricht in verband met forse zwelling. Door de repositie werd geen acceptabele stand bereikt, wel was de pols meer op lengte gekomen. Daarna werd een dorsale onderarm gipsspalk aangelegd.
Op 22 september 2011 werd met behulp van een hoekstabiel plaatje een open repositie en interne fixatie verricht.
Door verweerder is het navolgende operatieverslag opgetekend, voor zover thans van belang:
“Pre-op. diagnose: patiënt heeft een communitieve distale radiusfractuur links.
Operatie: open repositie en osteosynthese met een hoekstabiel plaatje verricht.
Joderen en steriel afdekken.
Incisie aan de volaire zijde. We gaan aan de radiaire zijde van de nervus medianus richting de distale radius. Deze wordt vrijgelegd. Dee wordt onderzicht gereponeerd en vervolgens wordt een hoekstabiel plaatje aangebracht waarvan eerst het ovalaire gat wordt bezet. Hierna doorlichting en bepalen van de definitieve plaats van het hoekstabiele plaatje. Een klein fragment aan de dorsale zijde wordt in eerste instantie niet goed gepakt. De distale schroeven wordt iets terug gedraaid. Vervolgens wordt dorsaal een kleine incisie gemaakt en wordt het fragment aangedrukt. Hierna draaien we de schroeven van de volair weer aan en lijkt er een acceptabele stand te zijn verkregen. Proximaal worden er nog twee schroeven ingebracht. Onder doorlichting blijkt er een aardige stand te zijn verkregen. Sluiten van de wond in lagen. Postoperatief wordt een dorsale gipsspalk aangelegd.
Epicrise: open repositie en osteosynthese van een communitieve distale radiusfractuur m.b.v. een hoekstabiel plaatje.”
Op 24 oktober 2011 werd klager op de polikliniek gezien door een collega van verweerder. Geconstateerd werd dat er nog wat nervus medianus uitval bestond en de functie van de linkerpols matig was. Tevens werd een post-operatieve controlefoto gemaakt op deze datum.
Op 21 november 2011 zag verweerder klager wederom op de polikliniek. Verweerder heeft genoteerd dat de functie van de linkerpols acceptabel is en dat de sensibiliteit van de duim, wijsvinger en middelvinger nog iets verminderd is.
Op 16 februari 2012 en 20 maart 2012 werd klager gezien door E, neuroloog. De neuroloog constateerde een nervus medianusletsel, ontstaan in de tijd na een polsfractuur en stelde een expectatief beleid voor met controle na zes maanden. In haar dossier noteerde zij: “wil nu geen exploratie”.
In maart 2013 is klager door een andere chirurg in E te F geopereerd.
Van deze operatie is verslag opgemaakt , voor zover thans van belang, inhoudende:
“Status na polsfractuur links, praktisch volledige uitval n. medianus. Oude littekens geopend en over CT verlengd. In de carpale tunnel is de zenuw zo plat als een dubbeltje, dus erg jammer dat na de fractuur niet even een CTR gedaan is. Via hulpincisies wordt de EIP ulnair langs de ulna en pisisforme geleid en subcultaan naar het kapsel c.q. aanhechting ABD Pollices Brevis gehecht met vicryl, huid proleen. Gips voor 4 weken.”
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER DE KLACHT
Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- hij niet de benodigde zorg betracht heeft tijdens de behandeling van klager in 2011 en daardoor klager ernstige invaliditeit heeft toegebracht.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij klager lege artis heeft behandeld. In de overwegingen van het college zal zo nodig nader ingegaan worden op het verweer.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Klager heeft op 16 september 2011 zijn pols gebroken. Sprake was van een distale radiusfractuur, comminutief en ingezakt. Deze breuk is door verweerder gereponeerd. Daarna is de pols niet goed op lengte gekomen hetgeen een te verwachten complicatie is. Vervolgens werd door verweerder terecht een indicatie gesteld tot operatie waarbij de pols met een plaatje is behandeld waarna de zwelling afnam. Deze operatie een week na de eerste ingreep is gangbaar en daarmee is de polsfractuur volgens de regelen der kunst behandeld.
Het zenuwletsel dat post-operatief is ontstaan, is een niet verwijtbare complicatie. Een dergelijk zenuwletsel kan ook van tijdelijke aard zijn omdat een zenuw in een periode van drie tot zes maanden nog kan herstellen.
Voor een traumatoloog is het hoogst ongebruikelijk om bij een operatie van een gebroken pols gelijktijdig een carpale tunnelrelease te verrichten. De zenuw zien en locaal, daar waar het plaatje wordt geplaatst, opzij houden, zoals verweerder heeft gedaan, is vrijwel altijd afdoende.
De ingreep van een carpale tunnelrelease heeft een eigen indicatie en complicaties. Om die reden wordt een carpale tunnelrelease meestal apart geïndiceerd en uitgevoerd.
Uit de stukken, waaronder beeldvormend materiaal uit september en oktober 2011, blijkt dat de zenuw niet verwoest was. De zenuw heeft helaas klem gezeten in de toch al nauwe ruimte rond de zenuwen in de pols.
Het college is van oordeel dat verweerder met zijn handelen binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven.
5.3
Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, M. Scheuer en dr. P.C.M. Verbeek, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.