ECLI:NL:TGZRZWO:2014:60 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 219/2013

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2014:60
Datum uitspraak: 12-05-2014
Datum publicatie: 12-05-2014
Zaaknummer(s): 219/2013
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen fysiotherapeut kennelijk ongegrond. Verweerster heeft terecht de KNFG-richtlijn ‘lage rugklachten’ gehanteerd. Niet gebleken is dat verweerster een onjuiste behandeling heeft ingezet. Uit de aantekeningen in het patiëntendossier kan niet afgeleid worden dat klagers lichamelijke conditie in de weken dat hij verweerster bezocht achteruit is gegaan. De door verweerster gegeven oefeningen en het aantal herhalingen daarvan is niet ongebruikelijk.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 12 mei 2014 naar aanleiding van de op 9 augustus 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A, wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C, fysiotherapeut, werkzaam te B,

v e r w e e r s t e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift;

- de aanvullende klaagschriften;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek;

- de dupliek;

- het proces-verbaal van het op 25 februari 2014 gehouden mondeling vooronderzoek;

- de op 20 maart 2014 binnengekomen aanvullende stukken van verweerster;

- de op 1 april 2014 binnengekomen aanvullende stukken van klager.

2. FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het patiëntendossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren in 1951, heeft op 31 januari 2013, contact opgenomen met D, de praktijk voor fysiotherapie waar verweerster werkzaam is.

Op 1 februari 2013 heeft een (gratis) intake en eerste behandeling plaatsgevonden door verweerster.

Verweerster heeft, voor zover thans van belang, de navolgende aantekeningen gemaakt van de intake en het eerste consult:

“Reminder

Belangrijke opmerkingen: Let op! Dhr heeft TIA’s gehad in de voorgeschiedenis. Laatste

was 1,5 jaar geleden. Origene kan, maar wel rustig

opbouwen en inspanning leveren.

Eindresultaat/hoofddoel Verbeteren van de mobiliteit van lwk en de myogene

stabiliteit zodat dhr binnen 12 weken weer met minder pijn

uitgedrukt in een afname van de vas van 60 naar 30 punten

zodat hij kan opstaan uit een stoel.

Bevindingen Intake, uitleg protocol en start mobilisatiefase met de 1e

origene.

Intake en 1e origene à 1e interventie

===

Strategie: verbeteren van de lumbale mobiliteit en

verminderen van de thoracale compensatie.

Stabilisatietraining dmv Origene en interventies.

===

Flexie voor RX: 34

Flexie na RX: 20

Functionele test: Flexie veel minder pijnlijk na origene.

Inst. stoelhoogte: 80

Inst. schoudersteun: 14

Inst. voetsteun horizontaal: 4

Inst. voetsteun verticaal: 4

Inst. kneelock:-

Inst. pylon: 0

Inst. beginsupport: Nog niet getest

Inst. eindsupport: idem

Bewegingsverloop: slechte coordinatie

Aantal graden extensie: 80

AANTAL SETS X HERHALINGEN: 4X10

AANTAL KG: 4X12,5”

Op 6 februari 2013 heeft klager een behandeling ondergaan bij een collega van verweerster. De bevindingen van deze collega hielden blijkens het patiëntendossier, voor zover thans van belang, in:

“geen bijzonderheden na intake en 1e OT

LWK redelijk makkelijk te mobiliseren.

VAS blijft gelijk 60 punten

voortzetten beleid, de mobiliteit in minimaal 3 tot maximaal 6 weken verbeteren om daarna te stabiliseren

ML:

1e IV->2e OT

06-02: pass mob LWK, MTP’s met name rechts lumbaal behandeld, rotaties, curl up, hol-bol zit.”

Op 12 februari 2013 behandelde verweerster klager wederom. Haar bevindingen luidden blijkens het patiëntendossier, voor zover thans van belang:

“Heeft toernooi gespeeld met badminton en daarna 2 dagen extra last gehad, het wordt wel beter maar is nog niet over.

Bekken draait nog wat mee naar flexie, maar dhr is hierin wel te corrigeren.

Nadien is flexie pijnlijk in de onderrug (lijkt mobilisatiepijn, lokale pijn), dhr komt steunend overeind. Tijdens origene was het niet te zwaar zei dhr.--> we gaan door in de mobilisatiefase en houden de kilo’s nog laag

(…)

AANTAL SETS X HERHALINGEN: 4X10

AANTAL KG: 4X12,5-15-15-15.”

Op 15 februari 2013 is klager wederom door verweerster behandeld. Verweerster tekende naar aanleiding van deze behandeling het volgende, voor zover thans van belang, op in het patiëntendossier:

“Na origene dezelfde dag meer last maar de volgende dag minder. Sinds hij hier is heeft hij sochtends ook last van de rug en dat had hij eerder niet.

linker erector spinae pijnlijk NPRS 7.

Doorgaan conform protocol met mobiliteits verbetering. (we moeten ene patroon doorbreken dus we verwachten in de stabilisatiefase pas resultaat, volhouden dus!)

IL: 2e IV->3e OT

===

15-02: Mobiliteit LWK, detoniseren erector spinae met name links pijnlijk. Hw-boekje meegegeven. bekkenkantelen geoefend in zit.”

Op 19 februari bezocht klager verweerster voor de vijfde behandeling. Verweerster tekende in het patiëntendossier op, voor zover thans van belang:

“De klachten blijven hetzelfde. Oefeningen doet hij 2x per dag.

Beginsupport van 2 kg toegevoegd.

Pijnpunt bij flexie van 1e setje, maar wordt na 2e setje minder en is aan het eind van het 4e setje weg.

85 graden extensie in ROM

Therapie voortzetten. Kijken wat er uit de herscan komt en aan de hand daarvan verdere therapie bepalen--> is de mobiliteit goed dan gaan we over tot de verbetering van de stabiliteit en anders spreken we nog max. 3 weken met meneer af om de mobiliteit te verbeteren.

IL: 3e origene --> 3e interventie en SM

(…)

AANTAL SETS X HERHALINGEN: 4X10

AANTAL KG: 12,5-15-15-15.--> 15-17,5-17,5-20”

Op 21 februari 2013 wendde klager zich voor de laatste maal tot verweerster voor een behandeling. Verweerster maakte naar aanleiding van deze behandeling de navolgende aantekeningen, voor zover thans van belang:

“Gister bij osteopaat geweest en die heeft de rug gekneed en dat heeft geholpen.

Vandaag soepeler en minder pijn. Oefeningen gingen vanochtend ook beter.

Stabiliteit is nog matig, bekken kantelen gaat gescandeerd.

SM analyse: flexie mooi verbeterd, extensie wel iets minder vandaag. Lumbaal beweegt dhr nu binnen de norm.

IL: 3e IV en scan-> 4e OT

===

21-02: SM analyse gemaakt. Oefeningen uitgebreid met bekkenbrug en balansverstoring dmv benen.”

Wat betreft de evaluatie en afsluiting van de behandelingen van klager door verweerster heeft zij de navolgende aantekeningen opgenomen in het patiëntendossier:

“Dossier gesloten ivm dat dhr naar de huisarts is geweest. Er wordt eerst verder onderzoek gedaan voordat hij verder mag met fysiotherapie.

De SM analyse liet een lichte vooruitgang zien.

Patiënttevredenheid: Redelijk tevreden

(…)

Reden einde zorg: Cliënt is op eigen initiatief gestopt

Gegevens nazorg/ afspraken met patiënt: Indien nodig neemt dhr contact met ons op.”

Nadien heeft klager zich gewend tot de rugkliniek in E. Daar is klager behandeld. Het resultaat van deze behandelingen is positief.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat zij een verkeerde behandeling heeft gezet, dat zij ten onrechte niet heeft opgemerkt dat de conditie van klager gedurende de behandeling achteruit ging en dat verweerster te veel en verkeerde oefeningen heeft voorgeschreven.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij overeenkomstig de KNFG-richtlijn ‘lage rugpijn’ klager heeft behandeld. Klager heeft een intake, inclusief DTF-screening en in totaal 5 behandelingen ontvangen. D behoort tot een plus- en topzorg praktijk en voldoet hiermee aan alle gestelde eisen van verslaglegging. Verweerster heeft als diagnose gesteld dat sprake was van een aspecifieke lage rugklacht met afwijkend beloop, zonder neurologische verschijnselen. In de visie op een aspecifieke rugklacht zal er door individuele vakspecialisaties en zelfs tussen individuele zorgverleners een zekere mate van variatie ontstaan. Gebaseerd op onderzoek en literatuur wordt ieder behandeltraject gestart met een mobilisatiefase van minimaal 21 dagen. Gezien het feit dat verweerster de indruk had dat de klacht van klager in stand werd gehouden door een mobiliteitsprobleem heeft verweerster klager actief laten oefenen. Dit advies is overeenkomstig de richtlijn ‘lage rugpijn’. Klager heeft een weloverwogen set oefeningen meegekregen, uitsluitend gericht op de verbetering van de mobiliteit en coördinatie van de lage rug passend bij de fase van herstel waarin klager zich op dat moment bevond.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Verweerster heeft in verband met klagers klachten de KNFG-richtlijn ‘lage rugklachten’ gehanteerd. Verweerster heeft een behandelplan opgesteld en dit op schrift gesteld door dit op te nemen in de patiëntgegevens.

Daarbij is door verweerster onder meer aangegeven dat gestreefd werd naar minder pijn, te meten in een afname van de VAS-score van 60 naar 30, binnen een periode van twaalf weken.

Op 6 februari 2013 heeft verweerster aangegeven dat het beleid voortgezet diende te worden en getracht werd in minimaal drie en maximaal zes weken de mobiliteit van klager te verbeteren en daarna te stabiliseren. Conform de richtlijn heeft verweerster klager geadviseerd in beweging te blijven en een oefenprogramma vastgesteld, na lichamelijk onderzoek bij klager. Op 21 februari 2013 werden de oefeningen uitgebreid met een oefening voor de bekkenbrug en balansverstoring door middel van de benen.

Dit is tevens de datum geweest dat klager verweerster voor het laatst heeft bezocht. Verweerster heeft conform de KNFG-richtlijn gehandeld en niet gebleken is dat zij een onjuiste behandeling heeft ingezet.

5.3

Dat verweerster niet heeft opgemerkt dat de lichamelijke conditie van klager achteruit ging kan niet uit het patiëntendossier worden afgeleid. Verweerster heeft aantekeningen gemaakt van de subjectieve bevindingen van klager bij de afzonderlijke behandelingen. Op 6 februari 2013 werd genoteerd dat er geen bijzonderheden waren na de intake en de eerste behandeling. Op 12 februari 2013 is opgetekend dat klager na het spelen van een badmintontoernooi extra last heeft gehad, dat dit wel beter werd maar nog niet over was. Op 15 februari 2013 meldde klager dat hij de dag van de vorige behandeling meer last had, maar daags na de behandeling minder. Klager heeft daarbij wel aangegeven dat hij ook ’s ochtends last van zijn rug had terwijl dat voor de behandeling bij D niet aan de orde was. Daarop heeft verweerster onderzoek verricht en constateerde dat de linker erector spinae pijnlijk was. Verweerster heeft aangetekend dat zij in de stabilisatiefase pas resultaat verwachtte.

Op 19 februari 2013 heeft klager aangegeven dat de klachten hetzelfde bleven en klager de oefeningen tweemaal daags uitvoerde.

Dat klagers lichamelijke conditie in de periode van 31 januari 2013 tot en met 21 februari 2013 is verslechterd staat niet vast, evenmin dat klager dit heeft aangegeven tijdens de behandelingen door verweerster. Derhalve kan niet komen vast te staan dat verweerster geen oog heeft gehad voor de door klager vermeende verslechtering van zijn lichamelijke conditie en is dit klachtonderdeel ongegrond.

5.4

Verweerster heeft na onderzoek een viertal oefeningen aan klager geadviseerd. Dit betroffen vier verschillende oefeningen die tienmaal herhaald dienden te worden. Uit de patiëntgegevens blijkt dat de oefeningen onder meer bestonden uit rotaties, curl up en hol-bol in zit. Op 21 februari 2013 werden de oefeningen uitgebreid met bekkenbrug en balansverstoring door middel van de benen.

Het college is van oordeel dat niet gebleken is dat deze oefeningen niet voorgesteld mochten worden in de fysiotherapeutische behandeling. Sterker nog, de adviezen hoe te bewegen en de geadviseerde oefeningen zijn minstens even belangrijk als de behandelingen in de praktijk. Omtrent het aantal oefeningen en herhalingen merkt het college op dat dit niet ongebruikelijk is.

5.5

Gelet op het voorgaande is verweerster binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening gebleven. De klacht is kennelijk ongegrond en als volgt dient te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, dr. S.E. Dekker en J.M. Uijen, leden-fysiotherapeuten, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.