ECLI:NL:TGZRZWO:2014:52 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 264/2013
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2014:52 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-05-2014 |
Datum publicatie: | 09-05-2014 |
Zaaknummer(s): | 264/2013 |
Onderwerp: | Schending beroepsgeheim |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen psychiater. Verklaring over patiënt ten behoeve van echtscheidingsprocedure waarin ook informatie voorkomt over klaagster, destijds de echtgenote van patiënt. Waarschuwing. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 9 mei 2014 naar aanleiding van de op 11 oktober 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A, wonende te B,
k l a a g s t e r
-tegen-
C, psychiater, werkzaam te C,
v e r w e e r d e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de repliek;
- de dupliek.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.
De zaak is behandeld ter openbare zitting van 1 april 2014, alwaar klaagster en verweerder in persoon zijn verschenen.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klaagster was gehuwd met dhr. X, hierna ook patiënt te noemen.
Patiënt werd omstreeks juni 2012 door de huisarts verwezen voor behandeling bij D in B, waar verweerder destijds als psychiater werkte. Voorheen had patiënt al geruime tijd contact gehad met E, psychosociaal hulpverlener van een andere instelling, en dit contact liep door tijdens de behandeling bij D. Vanaf oktober 2012 werd verweerder - naast twee andere psychologen - behandelaar van patiënt, waarbij patiënt regelmatig werd besproken in het multidisciplinaire team. Toen de instelling in juni 2013 gesloten werd is de behandeling van patiënt vanaf juli 2013 voortgezet in de praktijk van verweerder. Verweerder heeft op 8 augustus 2013, ten tijde van de echtscheidingsprocedure met klaagster, aan patiënt een medische verklaring afgegeven waarin onder meer het volgende vermeld staat:
“(Naam patiënt) kwam destijds in behandeling vanwege een mengbeeld van een angststoornis en een depressieve stoornis. (..) De depressieve klachten waren geluxeerd door vooral 2 zaken: te hoge werkdruk en spanningen in de relatie. Bij (naam patiënt) is enkele jaren terug de diagnose “Stoornis van Asperger” gesteld, een autisme-spectrum-stoornis. Mensen met deze stoornis hebben een aantal sterke en een aantal minder sterke eigenschappen. Onder dit laatste valt dat ze moeite hebben met onvoorspelbare situaties. Dit was in zijn werk aan de orde, maar vooral binnen zijn relatie. Ik heb gepoogd de partner van betrokkene bij de behandeling te betrekken, maar het is door haar afhoudende houding niet gelukt om zelfs maar tot een enkel gesprek te komen. Contact met partner achtte ik wenselijk in het kader van psycho-educatie. De situatie van (naam patiënt) knapte vrij snel op.(..) Mijn indruk van de ernst van de stoornis van Asperger bij (naam patiënt) is, dat deze relatief mild is. Mits het werk enigszins wordt aangepast, in die zin dat het niet gepaard gaat met al te veel hectiek (m.n. interactioneel), interfereert de stoornis van Asperger bij (naam patiënt) niet op negatieve wijze met zijn vermogen om adequaat te functioneren m.b.t. zijn werk en de opvoeding van zijn zoontje. (Naam patiënt) is door zijn stoornis van Asperger niet extreem gevoelig voor stress, getuige zijn stabiele functioneren van de afgelopen maanden, waarin sprake was van forse spanningen in de prive-situatie ten gevolge van overspannenheid en daarmee gepaard gaande arbeidsongeschiktheid van zijn echtgenote. (..)”.
In de oorspronkelijke versie van deze verklaring stond als laatste zin: “waarin sprake is van vrij forse interactionele perikelen, met heftige escalaties. Anders dan (naam patiënt) is zijn vrouw wel in de ziektewet, wegens klachten van overspannenheid”.
De verklaring is door patiënt gebruikt in genoemde echtscheidingsprocedure en de daarbij behorende procedure over de zorg over de minderjarige zoon van patiënt (uit een eerdere relatie). Verweerder had klaagster voor de verklaring niet gesproken en heeft de verklaring geschreven zonder haar toestemming. Naar aanleiding van de verklaring heeft klaagster om een gesprek met verweerder gevraagd. Na een korte e-mailuitwisseling tussen partijen hebben zij op 23 september 2013 een gesprek gehad waarna klaagster de onderhavige klacht heeft ingediend.
3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT
Klaagster verwijt verweerder, zakelijk weergegeven:
1. dat hij in strijd met de regels een verklaring heeft afgegeven ten behoeve van een juridische procedure;
2. dat hij daarin zaken over klaagster heeft vermeld, uitsluitend gebaseerd op de verhalen van patiënt, zonder deze te verifiëren en zonder toestemming van klaagster;
3. dat hij tijdens het gesprek op 23 september 2013 aan klaagster informatie heeft verstrekt over haar (ex-)echtgenoot buiten diens medeweten en zeker zonder diens toestemming en overigens onprofessioneel heeft gehandeld;
4. dat zij door verweerder rechtsbijstandkosten heeft moeten maken en zij een vergoeding daarvan gepast acht.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij weliswaar formeel niet juist, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit licht hij nader toe als volgt:
Hij heeft de verklaring niet voor de procedure geschreven maar deze terughoudend opgesteld als een therapeutische interventie die nodig was in het kader van goed hulpverlenerschap om het angstniveau van patiënt te verminderen. Praten met patiënt hielp niet genoeg. Patiënt vreesde het contact met zijn eigen zoon te verliezen door het negatieve beeld dat klaagster ten onrechte van patiënt schetste als vader met de stoornis van Asperger en hij was kwetsbaar. De verklaring gaat vooral over de stoornis van Asperger en minder over de personen. Verweerder wilde het beeld van de stoornis van Asperger nuanceren door te benadrukken dat het sterk wisselt per persoon en dat contextuele factoren erg belangrijk zijn. Daar het gedrag van klaagster de meest relevante stressfactor was voor patiënt was het onvermijdelijk om, met zo min mogelijk medische informatie, uitdrukkelijk iets over haar te zeggen. Verweerder erkent dat hij niets mocht verklaren over haar medische toestand maar hij wilde iets verklaren over het stressniveau en dat de partner zelfs meer van slag was dan patiënt zelf, waaruit de rechter kon opmaken dat de diagnose van patiënt niet een uitputtende verklaring vormde voor de problemen tussen de echtelieden. In de e-mailcorrespondentie rond de afspraak met klaagster voor september 2013 heeft verweerder ten onrechte gemeend dat hij in zijn verklaring had gekozen voor de woorden “in de ziektewet wegens klachten van overspannenheid” maar het blijkt dat hij die formulering had vervangen door “ten gevolge van overspannenheid en daarmee gepaard gaande arbeidsongeschiktheid van zijn echtgenote” .
Verweerder heeft een afweging gemaakt in het belang van zijn patiënt. Verweerder heeft geprobeerd de partner bij de behandeling te betrekken maar hij had de stellige indruk dat klaagster geen contact met de behandelaars wilde (zij zegde ook een tweede afspraak af) en bovendien dat zij de relatie vorm gaf middels een strijdmodel. Bij het gesprek op 23 september 2013 heeft verweerder zijn indruk getoetst en die paste bij de informatie die in dat gesprek naar boven kwam. Klaagster vertelde onder meer onjuistheden over vermeend medicijngebruik door patiënt en zelfs over een vermeende psychose en ten slotte heeft klaagster verweerder bedreigd met een tuchtprocedure als hij zijn verklaring niet zou wijzigen of terugnemen. Verweerder meent dat hij bij de werkhypothese en het beleid ten aanzien van patiënt in redelijkheid heeft kunnen afgaan op de informatie van patiënt. Enerzijds omdat eerlijkheid past bij de (reeds voor de behandeling bestaande) diagnose van de stoornis van Asperger en anderzijds omdat de informatie consistent was. Door de tijd en diverse stemmingen heen bleef het verhaal van patiënt, ook tegenover de andere behandelaars, over zijn relatie steeds hetzelfde. Patiënt was overigens lange tijd loyaal naar klaagster maar kan nu beter afstand bewaren waardoor hij minder stress ervaart.
Als het over schadevergoeding gaat meent verweerder dat hij ook inmiddels de nodige moeite en tijd in de zaak heeft moeten steken.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Over de ontvankelijkheid.
Verweerder heeft in de verklaring die hij aan patiënt heeft afgegeven, mededelingen gedaan over klaagster. Dat leidt ertoe dat zij als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65 lid 1 sub a Wet BIG kan worden aangemerkt. In de eerste twee klachtonderdelen kan zij daarom worden ontvangen. Wat betreft het handelen van verweerder jegens patiënt kan klaagster evenwel niet als rechtstreeks belanghebbende worden aangemerkt. Klaagster kan dan ook niet worden ontvangen in haar derde klachtonderdeel betreffende de informatie die verweerder haar tijdens het gesprek op
23 september 2013 over patiënt zou hebben verstrekt. Verder kan de tuchtrechter geen schadevergoeding toekennen. Daarom kan klaagster ook in haar vierde klachtonderdeel niet worden ontvangen.
5.3
In de “Richtlijnen inzake het omgaan met medische gegevens” (januari 2010) van de KNMG wordt een geneeskundige verklaring omschreven als een (schriftelijke) verklaring die door een arts is opgesteld, ten behoeve van een patiënt die onder behandeling van die arts staat of stond. Een dergelijke verklaring bevat een op medische gegevens gebaseerd waardeoordeel over de patiënt en diens gezondheidstoestand. Behandelend artsen wordt ontraden om dergelijke geneeskundige verklaringen af te geven omdat de behandelrelatie tussen arts en patiënt daardoor onder druk kan komen te staan. Een behandelend arts mag wel, met toestemming van de patiënt, feitelijke medische informatie verstrekken. Deze gegevensverstrekking moet zich echter beperken tot antwoorden op een specifieke vraagstelling, waarbij slechts relevante feitelijke informatie wordt verstrekt.
5.4
Vaststaat dat verweerder een verklaring heeft afgegeven ten behoeve van zijn patiënt in de juridische procedure waarin patiënt met klaagster verwikkeld was, waarbij verweerder informatie over klaagster naar buiten heeft gebracht zonder deze te verifiëren en zonder haar medeweten en toestemming.
Voor zover verweerder zich beroept op goed hulpverlenerschap, dat in zijn ogen meebrengt dat onder omstandigheden het belang van zijn patiënt boven dat van klaagster kan worden gesteld, wordt het volgende overwogen. Nog daargelaten of verweerder in het kader van goed hulpverlenerschap een dergelijke afweging mocht maken, had hij naar het oordeel van het college zijn patiënt ook kunnen helpen diens angstniveau te reduceren zonder het belang van klaagster hierbij te kort te doen. Zo het al juist is dat klaagster niet mee wilde werken aan de behandeling van patiënt, dan had verweerder die informatie over haar zonder meer kunnen weglaten. Datzelfde geldt voor de vermeende overspannenheid en arbeidsongeschiktheid van klaagster. Hierbij komt dat verweerder al hetgeen hij over klaagster heeft verklaard van zijn patiënt heeft vernomen. Noch de aan de stoornis van Asperger toegeschreven eerlijkheid van patiënt noch de stelling dat de informatie door anderen bevestigd zou zijn, hetgeen overigens niet is komen vast te staan, doen af aan de constatering dat verweerder de vermeende feiten niet zelf heeft vastgesteld en deze niet op juistheid heeft getoetst. De verklaring voldoet derhalve op dat punt reeds daarom niet aan de eisen die aan een verklaring van arts in een dergelijk geval gesteld mogen worden.
Dit klemt te meer nu de verklaring mogelijk op initiatief van verweerder en niet op verzoek van patiënt (verweerder weet dat niet meer) en niet voor een beperkt doel is geschreven of afgegeven maar algemeen is geformuleerd en aan patiënt is verstrekt in een juridische procedure.
5.5
Op grond van het bovenstaande komt het college tot het oordeel dat klaagster in de klachtonderdelen 3 en 4 niet kan worden ontvangen, maar dat de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond zijn. Verweerder heeft in strijd met de regels over klaagster verklaard in een juridische procedure waarbij hij zich uitsluitend heeft gebaseerd op informatie afkomstig van patiënt, zonder deze te verifiëren en zonder medeweten en toestemming van klaagster. Verweerder heeft hiermee gehandeld in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Verweerder heeft verklaard in te zien dat hij mogelijk onjuist heeft gehandeld, maar niet uitgesloten dat hij in de toekomst wederom dezelfde keuze voor zijn patiënt zou maken. Deze houding baart het college zorgen. Niettemin meent het college thans nog te kunnen volstaan met onderstaande maatregel.
6. DE BESLISSING
Het college waarschuwt verweerder.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, prof. mr. J.C.J. Dute, lid-jurist, dr. R.J. Verkes, dr. M.H. Braakman en M.D. Klein Leugemors, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. B.E.H. Zijlstra-Bauer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Meijer, plv. secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.
7