ECLI:NL:TGZRZWO:2014:51 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 204/2013
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2014:51 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-05-2014 |
Datum publicatie: | 09-05-2014 |
Zaaknummer(s): | 204/2013 |
Onderwerp: | Schending beroepsgeheim |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen huisarts. Huisarts geeft zonder toestemming dochter gegevens behandelaar van meerderjarige dochter door aan moeder. Waarschuwing. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 9 mei 2014 naar aanleiding van de op 29 juli 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A, wonende te B,
k l a a g s t e r
-tegen-
C, huisarts, werkzaam te B,
bijgestaan door mr. R.J. Peet, Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht,
v e r w e e r s t e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift van 24 juli 2013, ingekomen op 29 juli 2013;
- het verweerschrift van 18 september 2013 met als bijlage de op de klacht betrekking
hebbende journaalregels uit het medisch dossier.
- de brief van het Regionaal Tuchtcollege aan klaagster van 17 oktober 2013 waarin
wordt vermeld dat op verzoek van klaagster en met instemming van verweerster het
medisch dossier van klaagster niet wordt toegevoegd aan de processtukken.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.
De zitting van 28 maart 2014 heeft geen doorgang gevonden. De zaak is vervolgens behandeld ter openbare zitting van 10 april 2014, alwaar zijn verschenen klaagster en verweerster met haar gemachtigde.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klaagster is op donderdag 18 juli 2013 op het spreekuur van verweerster geweest. Verweerster verving op dat moment de huisarts van klaagster die op vakantie was. Klaagster had eerder een lijst met namen van eerstelijnspsychologen van haar huisarts meegekregen om een afspraak te maken.
Klaagster heeft verweerster verteld dat het niet mogelijk was om op korte termijn een afspraak te krijgen met een psycholoog en zij heeft verweerster verzocht om hulp met het maken van een afspraak omdat zij zich heel rot voelde. Tevens heeft zij verweerster om medicatie gevraagd. Verweerster heeft de door klaagster gevraagde medicatie niet voorgeschreven. Verweerster heeft diezelfde of de volgende dag voor klaagster een afspraak kunnen regelen bij een psychiater op vrijdag 19 juli 2013. Klaagster is op 19 juli 2013 gezien door de psychiater.
Op zaterdagavond 20 juli 2013 is de situatie bij klaagster thuis geëscaleerd.
Op maandag 22 juli heeft de moeder van klaagster, die patiënte is in de praktijk van verweerster, verweerster gebeld. In het telefonisch consult heeft zij verweerster gevraagd hoe om te gaan met situaties als de crisis van het weekend daarvoor. In dit telefoongesprek heeft verweerster aan de moeder van klaagster de naam en het telefoonnummer van de psychiater doorgegeven. Op dezelfde dag heeft klaagster verweerster gebeld met het verwijt dat verweerster de naam van de psychiater had doorgegeven.
Op woensdag 24 juli 2013 heeft er op initiatief van verweerster een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster en verweerster. Klaagster heeft toen aan verweerster (wederom) het verwijt gemaakt dat zij haar beroepsgeheim had doorbroken door de naam van de psychiater aan haar moeder te geven.
3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT
Klaagster verwijt verweerster - zakelijk weergegeven - dat verweerster haar beroepsgeheim heeft geschonden tijdens het telefoongesprek op maandag 22 juli 2013 tussen verweerster en de moeder van klaagster en dat verweerster haar hulpvraag niet serieus heeft genomen door niet de door klaagster gevraagde medicatie voor te schrijven. Tijdens de zitting heeft klaagster aan haar klachten toegevoegd dat het verweerster niet vrijstond om haar medische gegevens aan het college over te leggen.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER/VERWEERSTER
Verweerster voert - zakelijk weergegeven - aan dat zij met de moeder van klaagster mocht overleggen over de geëscaleerde thuissituatie en dat zij op basis van de informatie die verweerster tot haar beschikking had terecht geen medicatie heeft voorgeschreven. Verweerster is van mening dat zij heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam beroepsbeoefenaar in de gegeven omstandigheden verwacht mocht worden.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Klaagster heeft zich op donderdag 18 juli 2013 bij verweerster gemeld met psychische klachten, in het bijzonder suïcidale gedachten aldus verweerster. Naar het oordeel van het college heeft verweerster adequate zorg verleend door voor klaagster binnen zeer korte termijn een afspraak te regelen met een psychiater. Ter zitting heeft verweerster toegelicht dat onderhavige psychiater samenwerkt met psychologen zodatna de intake door deze psychiater de juiste zorg wordt geïndiceerd. Dat de hulpvraag van klaagster bestond uit een afspraak met een psycholoog en niet met een psychiater, brengt dus niet mee dat verweerster de hulpvraag onzorgvuldig zou hebben behandeld. Juist omdat klaagster na een dag gezien zou worden door een psychiater en de bijzondere expertise voor medicatie in een geval als het onderhavige dan voorhanden was, valt verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt te maken dat zij klaagster op 18 juli 2013 geen medicatie heeft voorgeschreven. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
5.3
Eveneens is ongegrond het klachtonderdeel dat ziet op het verstrekken van medische informatie over klaagster aan het college. Aangenomen dat klaagster met haar huisarts heeft afgesproken dat verweerster geen toegang meer zou mogen krijgen tot haar medisch dossier, heeft verweerster in een procedure als de onderhavige toch het recht om zich tegen de klacht te verweren. Tot dat verdedingingsrecht behoort het overleggen van het medisch dossier van klaagster voor zover dat voor het verweer dienstig kan zijn. In dit geval heeft verweerster bij nader inzien ingestemd het medisch dossier niet toe te voegen aan de processtukken. Het medisch dossier is vervolgens zowel door het college als door gemachtigde van verweerster vernietigd.
5.4
Omdat klaagster meerderjarig is, stond het verweerster niet vrij de moeder van klaagster de naam van de psychiater van klaagster te geven. Artikel 7:457 lid 1 BW bepaalt immers, voor zover van belang, dat de hulpverlener er zorg voor draagt dat aan anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt wordt verstrekt dan met toestemming van de patiënt. Die toestemming was er niet. Dit klachtonderdeel is dus gegrond.
5.5
Verweerster heeft de gegevens verstrekt in de context dat zij als waarnemend huisarts de dochter in een psychische crisis had geholpen waarop haar eigen patiënte, de moeder van klaagster, haar hulp heeft gevraagd bij het omgaan met die crisis. Moeder van klaagster was ervan op de hoogte dat klaagster de vrijdag voor het weekend bij een psychiater was geweest en zij heeft verweerster gevraagd of zij bij een volgende crisis wellicht de behandelaar van klaagster kon bellen. Daarop heeft verweerster de gegevens van de psychiater verstrekt. Verweerster heeft bovendien haar excuses aan klaagster aangeboden. Volstaan kan worden met een waarschuwing waarbij het college aantekent dat dit ingevolge de Memorie van Toelichting, kamerstukken II 1985/86, 19522, nr. 3, p. 76, een zakelijke terechtwijzing is die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken.
6. DE BESLISSING
Het college waarschuwt verweerster.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. Th.C.M. Willemse, voorzitter, en G.W.A. Diehl en
P. Jongerius, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van den Eijnden, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Meijer, plv. secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.