ECLI:NL:TGZRZWO:2014:43 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 247/2012

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2014:43
Datum uitspraak: 14-04-2014
Datum publicatie: 14-04-2014
Zaaknummer(s): 247/2012
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Grote hoeveelheid aan klachten tegen huisarts. Het college dient in een dergelijke situatie te komen tot een voor de beoordeling bruikbare samenvatting van de klachten. De verwijten hebben kort gezegd betrekking op de diagnose, doorverwijzingen, medicatie, belemmering om naar andere huisarts te gaan en het niet serieus nemen van klaagster. Van dit alles is niet gebleken. Klachten kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 14 april 2014 naar aanleiding van de op 31 oktober 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A, wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C, huisarts, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. M.C. Hoorweg-De Boer, werkzaam bij VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

v e r w e e r s t e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;

- aanvullende stukken van klaagster ingekomen d.d. 15 januari 2013;

- medisch dossier;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek met de bijlagen;

- de dupliek;

- het proces-verbaal van het op 26 november 2013 gehouden mondeling vooronderzoek.

2. FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het huisartsendossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster was tot mei 2011 patiƫnte van een collega van verweerster in dezelfde huisartsenpraktijk. Verweerster is vanaf mei 2011 tot 10 april 2012 de huisarts van klaagster geweest. Klaagster is in die periode frequent op het spreekuur gezien met verschillende klachten. Verweerster heeft klaagster naar verschillende specialisten verwezen.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster heeft een grote hoeveelheid klachten jegens verweerster geformuleerd. Verweerster heeft bij verweerschrift hieruit een viertal hoofdklachten gedestilleerd te weten:

-ontevreden over doorverwijzing;

-ten onrechte geen diagnose gesteld;

-het voorschrijven van verkeerde medicatie;

-het belemmeren om naar een andere huisarts te gaan;

-het niet serieus nemen van klaagster.

Tijdens het mondelinge vooronderzoek heeft klaagster aangegeven het hier mee eens te zijn. Daarnaast heeft zij nog een aantal klachten op papier gezet.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij zorgvuldig gehandeld heeft en dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

Voor zover nodig zal hierna verder op het verweer worden ingegaan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Klaagster heeft een veelheid aan klachten ingediend tegen verweerster. Verweerster heeft hier vier hoofdklachten uit gedestilleerd. Klaagster heeft bij het mondelinge vooronderzoek aangegeven zich daarin te kunnen vinden maar heeft tevens nog een stuk overgelegd waar nog weer klachten in beschreven worden. In een dergelijke situatie dient het college te komen tot een voor de beoordeling van de klacht bruikbare samenvatting van de geuite bezwaren. De verwijten die klaagster verweerster maakt hebben, kort gezegd en zakelijk weergegeven, betrekking op: de diagnose, de doorverwijzingen, de medicatie, belemmering om naar andere huisarts te gaan en het niet serieus nemen van klaagster. Over deze klachten zal het college een oordeel geven.

5.3

Uitgaande van de hierboven weergegeven feiten en rekening houdend met dit toetsingscriterium is het college tot de slotsom gekomen, dat de klachten als kennelijk ongegrond moeten worden afgewezen. Daartoe heeft het college zich in grote lijnen kunnen verenigen met hetgeen verweerster in haar verweerschrift en in de conclusie van dupliek heeft doen aanvoeren met betrekking tot de klachten en de gegrondheid daarvan - hetgeen gesteund wordt door de bij het verweerschrift overgelegde producties en het medisch dossier - en neemt die overwegingen over.

Zo blijkt uit het medisch dossier dat verweerster bij de verschillenden consulten de anamnese heeft afgenomen, zo nodig lichamelijk onderzoek heeft verricht en klaagster heeft doorverwezen naar specialisten, zoals de neuroloog, internist, psychiater, oogarts en revalidatiearts. Anders dan klaagster aanvoert is niet gebleken van het stellen van een verkeerde diagnose, noch van het voorschrijven van onjuiste medicatie. Verweerster heeft aangevoerd dat zij in verband met de vele consulten en de wijze van presenteren van de klachten alsmede de veelvuldige verwijzingen die geen somatische diagnose opleverde differentiaaldiagnostisch een somatisatiestoornis in gedachten heeft gehouden. Om die reden heeft zij geprobeerd klaagster ook te verwijzen voor psychische hulp en voor revalidatie, ter analyse en begeleiding van een psychische/functionele oorzaak. Het college kan deze redenering volgen.

Uit het proces-verbaal van vooronderzoek blijkt dat bij klaagster het gevoel bestaat dat de artsen, onder wie verweerster, haar niet serieus nemen en haar niet willen helpen. Het college is evenwel van oordeel dat deze stelling van klaagster geen steun vindt in het medisch dossier. Evenmin blijkt daaruit dat verweerster klaagster belemmerd heeft in het vinden van een andere huisarts. Klaagster heeft zelf besloten de praktijk van verweerster te verlaten.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, en J.M. Komen en

dr. R.H Boerman, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 14 april 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.