ECLI:NL:TGZRZWO:2014:42 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 246/2012

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2014:42
Datum uitspraak: 14-04-2014
Datum publicatie: 14-04-2014
Zaaknummer(s): 246/2012
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen internist. Niet aannemelijk dat verweerder klaagster heeft weggestuurd en niet meer wenste te behandelen. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 14 april 2014 naar aanleiding van de op 31 oktober 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A, wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C, internist, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. J.S.M. Brouwer, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek met de bijlagen;

- de dupliek;

- het proces-verbaal van het op 26 november 2013 gehouden mondeling vooronderzoek.

2. FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster werd op verwijzing van haar huisarts voor het eerst door verweerder gezien op 25 maart 2011. In de brief van de huisarts staat vermeld dat klaagster sinds enkele maanden last had van de kuiten en dat zij sinds een aantal weken last had van gevoelloosheid in het linkerbeen uitstralend vanuit de enkel. De afgelopen weken waren er periodes van plotseling opzetten van de tenen en voet beginnend met roodheid wat in enkele uren weer verdween. De huisarts dacht aan een soort syndroom van Raynaud en verzoekt om onderzoek en advies. Bij verweerder vertelde klaagster blijkens de aantekeningen in het dossier dat zij een pijnlijke linkervoet had, ontstaan na het tillen van een zak rijst van 20 kilo. Vanwege hyperesthesie aan de extremiteiten was zij al onder behandeling van de neuroloog. Ook was zij bekend met hypertensie waarvoor zij uitgebreide medicatie slikte. Op 21 maart 2011 was zij nog gezien door een collega internist van verweerder. Verweerder heeft lichamelijk onderzoek verricht. Er was sprake van een tensie van 140/115 mmHG, pols 60/min. Hoofd/hals: claviculair/axillair, geen lymfomen. Over hart/longen/abdomen: gb. Aan de extremiteiten waren de pulsaties palpabel. Verder werd er laboratorium onderzoek gedaan. Verweerder kon geen goede verklaring vinden voor de pijnklachten in de benen, mogelijk zou het kunnen passen bij restless legs. Verweerder adviseerde de Hydrochloorthiazide te staken en stelde voor te starten met inhibin.

Op 22 april 2011 zag verweerder klaagster terug. De bloeddruk bleek, na dynamap- meting onvoldoende gereguleerd. Verweerder veranderde de Metoprolol in Nebilet 5mg en hij maakte een nieuwe controleafspraak. Verder schreef hij devaron voor vanwege een vitamine D tekort.

Op 17 juni 2011 zag verweerder klaagster voor de derde keer. De bloeddruk was nog steeds te hoog. Verder noteerde hij dat het “bar en boos” was. Klaagster vertelde ’s nachts veel last van de benen te hebben, net alsof er vocht uit moest. Verweerder voegde aan de medicatie Zofil 15 mg toe en maakte een nieuwe afspraak waarbij een dynamap-meting zou worden gedaan.

Op 27 juli kwam klaagster weer op consult. Bij lichamelijk onderzoek werd een bloeddruk gemeten van 180/120 terwijl de dynamap een RR 155/116 liet zien. Verweerder voegde Lerdip 10 mg aan de medicatie toe en maakte een nieuwe afspraak over drie maanden met dynamap-meting. Klaagster heeft deze afspraak geannuleerd omdat zij geen vertrouwen meer in verweerder had.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij haar niet meer wilde behandelen en haar heeft weggestuurd ondanks haar hoge bloeddruk.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

Voor zover nodig zal hierna verder op het verweer worden ingegaan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Blijkens de aantekening in het medisch dossier heeft verweerder op 29 juli 2011 klaagster voor de laatste keer gezien. Hij heeft toen haar bloeddruk gemeten en heeft Lerdip aan de medicatie toegevoegd. Voorts staat genoteerd dat er een poliklinische afspraak over drie maanden zou zijn met een dynamap-meting. Niet gesteld kan derhalve worden dat verweerder klaagster heeft weggestuurd dan wel haar niet meer wilde behandelen. Klaagster heeft zelf de afspraak met verweerder geannuleerd.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, J.M. Komen en R.H. Boerman, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 14 april 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.